Vorige week plaatste ik een reactie op een stuk van Asha ten Broeke van Kennislink (het stuk is niet meer online maar nog wel hier te vinden) en nodigde haar uit om te reageren. Dat heeft Asha nu meer dan uitgebreid gedaan en hieronder is haar reactie te lezen, een artikel op zichzelf. Een paar opmerkingen van mijn kant zijn te vinden in de commentaren.

Reactie op ‘Opgelost: sceptisch omdat ik een blanke man ben’
‘Psychopaat: slachtoffer van zijn eigen brein?’ ‘Hoogbegaafd door je cortex’ ‘Blanke mannen zijn niet bang’ ‘Waar zijn de wiskundevrouwen?’ Dit zijn zomaar wat artikelen die ik de afgelopen jaren schreef. Ze hebben twee dingen gemeen: ze gaan allemaal over psychologie en ze gaan allemaal over mensen die afwijken van de norm.

Dat is geen toeval. Mensen die zich anders gedragen dan de meerderheid zijn vanuit psychologisch oogpunt namelijk bijzonder interessant. Dit heeft een simpele reden. Stel, je zit op een terrasje en geheel onverwacht lopen er honderd lemmingen voorbij. Je staat op en ziet dat er 99 van een nabijgelegen klif afspringen. Slechts eentje blijft er staan, kijkt om zich heen en verdwijnt in het bos. Wat is dan de meest interessante vraag? Het is niet de vraag waarom de meerderheid sprong: klaarblijkelijk is dit normaal gedrag voor lemmingen. Het wordt pas intrigerend zodra je gaat onderzoeken waarom die ene nou bleef staan.Hoogbegaafden wijken af van de norm van een IQ van om en nabij de 100. Psychopathische criminelen wijken af van de norm dat we elkaar doorgaans geen geweld willen aandoen. Wiskundevrouwen wijken af van de norm dat het meestal de mannen zijn die zich met mathematische aangelegenheden bezig houden. En klimaatsceptici wijken af van de norm omdat zij zich, in tegenstelling tot de meeste wetenschappers, burgers en buitenlui, niet druk maken over het veranderen van het klimaat. Dit wekt vervolgens de interesse van psychologen, en daarmee van mij, want ik ben een wetenschapsjournalist die over psychologie en gedrag schrijft.

Afwijken van de norm is geen oordeel op zich
Tegenwoordig is afwijken van de norm gelukkig een waardenvrije gebeurtenis. Ooit, in de duistere dagen van de psychiatrie, werden sommigen afwijkenden weggestopt in vreselijke gestichten en als slecht of kwaadaardig gezien. Dat is niet meer zo, en terecht. Neem die lemming die bleef staan. We zouden zeggen dat hij erg verstandig is, omdat hij geen zelfmoord pleegde. Maar dat kan net zo goed heel antropocentrisch van ons zijn: we plakken onze weerzin tegen zelfdoding op een onschuldige lemming. De vraag of ‘niet springen’ dan ook echt een goede beslissing was, kun je beter overlaten aan een bioloog.

Op dezelfde manier laat ik de vraag of klimaatscepsis goed of fout is liever over aan klimaatwetenschappers. Maar dat betekent natuurlijk niet dat ik me ook moet onthouden van uitspraken over wat ‘de norm’ is als het gaat om het opwarmingsvraagstuk. Die norm wordt in dit geval gesteld door twee factoren: wat denkt de meerderheid van de klimaatwetenschappers? En wat denkt de meerderheid van het geïnteresseerd publiek?

Het antwoord op beide vragen is hetzelfde: een flinke meerderheid denkt dat de aarde significant opwarmt door toedoen van de mens. Deze meerderheid vindt bovendien dat er snel actie moet worden ondernomen om de stijging van de hoeveelheid broeikasgas in de atmosfeer af te remmen, en zo verdere opwarming tegen te gaan. Hoe groot die meerderheid is, is onderwerp van discussie. Laat ik me beperken tot het rapport van  Bray en Von Storch van het Institute for Coastal Research in Duitsland, dat mij werd aangeraden door klimaatgek.nl en klimatosoof.nl als één van de “betere manieren om eenstemmigheid onder klimaatwetenschappers te meten”. Op de vraag “To what extent do you agree or disagree that the IPCC reports accurately reflect the consensus of thought within the scientific community?” antwoordt 68% van de geïnterviewde klimaatwetenschappers dat ze het hier mee eens zijn. Maar liefst 84% van de ondervraagden pleit bovendien voor “immediate policy decisions”. Dit lijkt mij een consensus. Een grote meerderheid is het in ieder geval. We kunnen dus vaststellen dat klimaatsceptici inderdaad van de norm afwijken.

Waarom wijken klimaatsceptici af van de norm?
De grote vraag is: waarom? Let op, dit is nog steeds een psychologische vraag. Denk aan die lemming aan de rand van die klif – de jury is nog steeds in beraad over de vraag of klimaatscepsis (of zelfmoord onder lemmings) een goede of een slechte zaak is, er is geen smoking gun, er is geen definitief antwoord, een paar gehackte e-mails zijn geen bewijs dat al het klimaatwetenschappelijk onderzoek niet deugt, het feit dat er hier en daar een scepticus betaald werd door de olie-industrie evenmin. De echte vraag is dus deze: waarom denken de sceptici wat ze denken, wat zijn hun beweegredenen en drijfveren?

Marcel Crok verblijdde me in zijn stuk over mijn ‘blanke mannen zijn niet bang’-artikel met een link naar een uitermate interessant sociologisch onderzoek van Myanna Lahsen naar een klein groepje natuurkundigen dat als klimaatsceptisch te boek staat en ook als zodanig politiek actief is. Dit onderzoek biedt een uitstekend aanknopingspunt voor onze vraag naar het waarom van de klimaatscepsis. Lahsen concludeert dat “The case study suggests the importance of life experiences, personalities, culture and politics for scientists’ decision whether or not to accept invitations to work with the anti-environmental movement. The same extra-scientific factors affect the engagements of their counterparts on the environmental side, regardless of where one judges the preponderance of the scientific evidence to lie.” Of, met andere woorden: je mening in het klimaatdebat – of je nu sceptisch, alarmistisch of iets ertussen bent – hangt voor een zeer belangrijk deel samen met niet-wetenschappelijke overwegingen, zoals je psychologische, culturele en politieke achtergrond. En dit kun je bovendien constateren zonder een uitspraak te doen over wie het klimaatwetenschappelijk bewijs aan zijn kant heeft.

Psychologie + cultuur + politiek = idee over klimaatverandering
Laten we eens inzoomen op die psychologische, culturele en politieke achtergrond. Zou er een bepaald type achtergrond zijn dat samenhangt met scepsis of juist alarmisme? Het was die vraag die ik stelde in mijn artikel. Ik beantwoordde hem ook: ja, die is er. Als je mensen – niet persé wetenschappers, maar gewone brave burgers – vraagt aan te geven hoe zwaar ze het risico van klimaatverandering inschatten, dan scoort elke groep – blanke vrouwen, zwarte mannen, zwarte vrouwen –  ongeveer even hoog. Slechts één groep valt er qua gemiddelde onderuit: de blanke mannen. Zij maken zich gemiddeld aanzienlijk minder zorgen over de opwarming van de aarde.

Dit betekent niet dat alle blanke mannen zich zo voelen, ontdekte psycholoog Paul Slovic. De meeste blanke mannen zijn niet sceptisch (en het feit dat er niet-sceptische blanke mannen bestaan bewijst dan dus ook niet dat Slovic’ theorie niet klopt). De gemiddelde risicoscore wordt onderuit gehaald door een kleinere subgroep van zo’n 30 procent, die wel bijzonder sceptisch is over klimaatverandering. Deze subgroep bestaat uit blanke mannen die er een speciaal soort wereldbeeld op na houden: ze zijn individualistisch en anti-egalitair – zo is hun culturele identiteit. Het onderzoek van Slovic geeft hiermee een concrete invulling aan de algemenere constatering van Lahsen dat culturele, politieke en psychologische factoren een grote rol spelen bij klimaatscepsis. Niets meer, en niets minder.

Nu is dit op zich niets om van op te kijken. We weten allang dat huidskleur en sekse interacteren met ons wereldbeeld, en dat deze combinatie onbewust ons gedrag beïnvloedt. Franse schoolmeisjes bijvoorbeeld presteren slechter op dezelfde toets wanneer je ze vertelt dat het een wiskundetoets is, omdat hun wereldbeeld zegt dat hun sekse slecht is met wiskunde. Afro-Amerikaanse scholieren doen het beter op een IQ-test, als die vooraf hun onbewuste wereldbeeld dat zwarte jongeren minder slim zijn dan blanke weerlegt. En blanke mannen met een anti-egalitaire en individualistische culturele identiteit zijn sceptischer.

Kennis van zaken
Dit effect, ontdekten Slovic en consorten, is sterker dan het effect van opleidingsniveau, religie of politieke kleur. Marcel Crok voegt hier in zijn artikel nog een factor aan toe: geïnformeerdheid. Hij schrijft: “Ik vrees dat Slovic onvoldoende gecorrigeerd heeft voor het feit dat wetenschap heel lang een blanke-mannen-sport was en dat blanke mannen risico’s derhalve iets beter konden inschatten. Kennis van zaken – denk aan de angst die sommigen kennen om genetisch gemodificeerd voedsel te nuttigen – is in veel gevallen immers een belangrijke reden om juist niet meer zo bang voor iets te zijn.”

Crok had hier eigenlijk geen “psychologie van de koude grond” nodig, want hij maakt hier een terecht punt. Drie politicologen onder leiding van Paul Kellstedt ontdekten vorig jaar inderdaad dat mensen die beter geïnformeerd zijn over klimaatverandering, zich significant minder ongerust maken over klimaatverandering. De correlatie tussen ongerustheid en geïnformeerdheid is evenwel erg klein: – 0.018. Voor wie dat weinig zegt: correlatie beschrijft de mate van samenhang in een getal tussen de 0 en de 1, waarbij 0 staat voor helemaal geen samenhang en 1 voor een perfecte correlatie. Ter vergelijking: de invloed van sekse en huidskleur waren in hetzelfde onderzoek respectievelijk 0.085 en 0.184. Ook niet erg hoog, maar dat was ook niet erg verwonderlijk, aangezien volgens Slovic slechts een deel van de blanke mannen zich ondergemiddeld ongerust maakt.

Ja, maar voor mij geldt het niet
Tot slot nog dit. Klimaatsceptici zijn niet sceptisch omdát ze blank zijn en een man. Zelfs als je wereldbeeld en culturele identiteit toevoegt aan deze factoren, kun je niet alle scepsis bij elk individu verklaren. Dat is de psychologie eigen: elk mens heeft zo zijn eigen, individuele overwegingen en beweegredenen, die zo uniek zijn dat ze niet in grote steekproefonderzoeken naar voren komen. Maar dit wil niet zeggen dat het white male effect niet bestaat, of geen rol speelt bij jou als individu.

Vergelijk het met longkanker. Niet elke roker krijgt longkanker – individuele factoren spelen ook een rol (je hebt een gen dat je beschermt, je komt onder een bus voordat het zover is, noem maar op). Bovendien zijn er zo nu en dan niet-rokers die ondanks hun levensstijl toch longkanker krijgen – wederom om individuele redenen. Toch kan elke arts je vertellen dat er een duidelijk verband bestaat. Zo werkt het ook bij klimaatscepsis: niet alle blanke mannen zijn sceptisch, en af en toe zit er ook een sceptische vrouw of lid van een etnische minderheid bij. Bovendien spelen individuele factoren een rol. Desondanks is het verband tussen sekse, huidskleur en wereldbeeld enerzijds, en klimaatscepsis anderzijds, net zo echt als het verband tussen roken en longkanker. Ook al ben je je er niet van bewust: wie je bent, zelfs demografisch gezien, speelt een grote rol in wat je vindt – ook over de opwarming van de aarde. De vraag waarom we denken wat we denken en doen wat we doen is ontzettend interessant – misschien zelfs interessanter dan de vraag wie er nu gelijk heeft in het klimaatdebat. Maar dat is wéér een andere discussie.

Asha ten Broeke is wetenschapsjournalist en publiceert onder andere op Kennislink.nl. Daar verscheen ook haar ‘Blanke mannen zijn niet bang’-artikel. Deze reactie schreef ze op persoonlijke titel, als reactie op een uitnodiging van Marcel Crok.

Bronnen:

Klimaatgek.nl: Kennislink weet het: klimaatsceptici zijn blank! 30 november 2009. Online te bekijken op: http://www.klimaatgek.nl/cms of http://www.klimatosoof.nl/node/1016

Bray en Von Storch (2007). The perspectives of climate scientists on global climate change. Online te bekijken op http://dvsun3.gkss.de/BERICHTE/GKSS_Berichte_2007/GKSS_2007_11.pdf

Myanna Lahsen (2008) Experiences of modernity in the greenhouse: A cultural analysis of a physicist ‘‘trio’’ supporting the backlash against global warming. Global Environmental Change 18, pp 204–219. Online te bekijken op http://sciencepolicy.colorado.edu/admin/publication_files/resource-2590-2008.05.pdf

Paul Slovic en anderen (2007). Culture and Identity-Protective Cognition: Explaining the White-Male Effect in Risk Perception. Journal of Empirical Legal Studies 4 (3), pp 465–505. Online te bekijken op http://faculty.washington.edu/jgastil/pdfs/IdentityProtectiveCognition.pdf

Marcel Crok. Opgelost: sceptisch omdat ik een blanke man ben. Verschenen op climategate.nl op 2 december 2009. Online te bekijken op http://climategate.nl/2009/12/02/opgelost-sceptisch-als-gevolg-van-het-blanke-mannen-effect/

Paul Kellstedt en anderen (2008) Personal Efficacy, the Information Environment, and Attitudes Toward Global Warming and Climate Change in the United States. Risk Analysis 28 (1). Online te bekijken op http://www.cfa.harvard.edu/~wsoon/ArmstrongGreenSoon08-Anatomy-d/Kellstedtetal08-KnowledgeGWvsApathy.pdf

Asha ten Broeke. Blanke mannen zijn niet bang. Verschenen op kennislink.nl op  27 november 2009. Online nog te bekijken via de GeenStijl-mirror http://www.geenstijl.nl/archives/images/blankman.html