Zowel de satelliet– als de oppervlaktemetingen laten zien dat november vrij warm was. Dit is mede het gevolg van de El Niño die er momenteel heerst en die met name de tropen en het zuidelijk halfrond warm maakt. Onderzoekster Lucia Liljegren laat op haar site The Blackboard geregeld temperatuurtrends zien en vergelijkt die dan met uitkomsten van klimaatmodellen.

Als startpunt voor haar analyses gebruikt ze het jaar 2001. Ze heeft een aantal redenen hiervoor waaronder het feit dat de SRES-scenario’s van het IPCC dateren uit het jaar 2000. Ze gaat er vanuit dat de modelsimulaties die het IPCC gebruikte voor het vierde rapport in 2007 vanaf 2001 daadwerkelijk aan het voorspellen zijn. Daarvoor wisten de modellen al wat eruit moest komen en bestaat het gevaar dat de modellen getuned zijn op de al bekende uitkomst. Zie ook ons eerdere bericht over Het bewijs dat zelfs nooit bewijs was.

Deze week werkte Liljegren de trend bij in de Giss-metingen vanaf 2001 tot en met november 2009. Ze vergelijkt deze vervolgens met de verwachte IPCC-trend van 0,2 graden opwarming per tien jaar. Dat levert onderstaande plaatje op.

De dikke rode lijn is de temperatuurtrend in de GISS-metingen. De paarse lijn is de modeltrend van 0,2 graden per tien jaar. Die paarse lijn valt net buiten de 95% onzekerheidsmarge rond de metingen. Dit betekent dat – gegeven de statistische aannames die zijn gedaan, bijvoorbeeld dat autocorrelatie beperkt blijft tot een jaar – het werkelijke klimaat statistisch significant afwijkt van het gemodelleerde klimaat.

Dit kan nog van alles betekenen. Bijvoorbeeld dat de modellen de onzekerheden in het klimaat nog onderschatten. Of dat ze het effect van CO2 overschatten. Of dat ze andere factoren die tot afkoeling leiden onderschatten. Hoe dan ook, haar analyses zijn de sterkste indicatie dat de modellen vooralsnog niet zo goed in voorspellen zijn.