Een van de dingen die ik nog moet leren als relatieve nieuweling in de hele snelle wereld die bloggen heet, is dat als je iets interessants vindt, je er meteen over moet bloggen. Ik ben dit weekend voor de tweede keer in twee weken afgetroefd door de waanzinnig productieve Britse journalist Richard North, die met zijn blog eureferendum.blogspot.com flink aan de weg timmert. North was samen met Christopher Booker degene die de belangenverstrengeling van Pachauri voor het eerst duidelijk aan de kaak stelde en North speelde ook een belangrijke rol bij het blootleggen van glaciergate.
Vrijdag speurde ik op de website van het Europese HighNoon-project naar verwijzingen naar het inmiddels beruchte jaartal 2035. Dat zijn er drie en de eerste van de drie is verreweg het interessantst en daarom ook hierboven als afbeelding weergegeven. Het is de veelgenoemde alinea uit het laatste IPCC-rapport met de vermelding dat in 2035 de gletsjers wel eens weg kunnen zijn. De slide komt uit een presentatie gegeven door Anastasios Kentarchos, Environment Directorate, DG-Research van de Europese Commissie op woensdag 13 mei 2009 in New Delhi. Zijn lezing heet ‘The road to…HIGHNOON’. De presentatie bewijst dus dat het jaartal 2035 een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van het HighNoon-project. Pachauri, de voorzitter van IPCC en het Indiase onderzoeksinstituut Teri hield er ook een lezing. Een week later maakte de Europese Commissie bekend 3 miljoen euro toe te kennen aan HighNoon.
Naïviteit
In mijn naïviteit dacht ik dit ‘nieuwtje’ nog wel even tot na het weekend te kunnen ‘bewaren’, maar terwijl ik zaterdag de verjaardag van mijn zoontje vierde, werd het verband tussen 2035 en HighNoon door Christopher Booker blootgelegd in de Telegraph en verder opgepikt door de Sunday Times, door North op zijn blog en ook door Watts Up With That, de best gelezen klimaatblog ter wereld. Tja, daar sta je dan als ‘klein’ Nederlands blogje op maandag.
Ik hoef er vandaag dan ook niet veel meer aan toe te voegen, behalve dan dat de twee andere links op de HighNoon-website toch ook een interessante kijk op de zaak geven. Want uit de derde link naar 2035 – aantekeningen van het seminar – blijkt het volgende. Gwyn Rees bevestigt in zijn presentatie
Motivation: “All glaciers in central himalaya could disappear by 2035
o Series of catastrophic water shortage
o Led to proposal
dat de dreiging van gesmolten gletsjers in 2035 een motivatie was voor het project en geleid heeft tot het voorstel voor HighNoon. Hij eindigde zijn presentatie echter met het volgende:
Unlikely that all glaciers will vanish by 2035
Fondsenwerving
En dat is denk ik symptomatisch voor hoe wetenschap tegenwoordig werkt. De meeste betrokken onderzoekers zullen weten dat het verdwijnen van de gletsjers in 2035 totale flauwekul is, maar ze weten dat niemand van hen er iets aan heeft om dat broodje-aap-verhaal uit de wereld te helpen. Geen beter middel om financiering te krijgen dan een doemscenario. Het doemscenario ‘alle gletsjers weg in 2035′ is met groot succes ingezet om fondsen te werven. Nu de fondsen binnen zijn is er ruimte voor meer wetenschappelijke nuances zoals die van Rees.
Richard Lindzen, ’s werelds bekendste klimaatscepticus, schreef vorig jaar een interessant essay over klimaatonderzoek getiteld Climate science, is it currently designed to answer questions? Een retorische vraag.
In het stuk legt Lindzen uit dat vlak na de Tweede Wereldoorlog wetenschappers geheel ongestoord hun gang konden gaan en in feite geen verantwoording hoefde af te leggen over wat hun onderzoek had opgeleverd en dit leidde juist tot een enorme bloei van de wetenschap. De bevolking was volgens Lindzen ‘dankbaar’ voor al dat moois dat wetenschap en technologie opleverde. In de jaren zestig veranderde dat:
However, something changed in the late 60’s. In a variety of fields it has been suggested that the rate of new discoveries and achievements slowed appreciably (despite increasing publications)2, and it is being suggested that either the Bush paradigm ceased to be valid or that it may never have been valid in the first place. I believe that the former is correct. What then happened in the 1960’s to produce this change?
Volgens Lindzen deed toen ‘angst’ zijn intrede als marketing- en verkoopmiddel voor wetenschap:
It is my impression that by the end of the 60’s scientists, themselves, came to feel that the real basis for support was not gratitude (and the associated trust that support would bring further benefit) but fear: fear of the Soviet Union, fear of cancer, etc. Many will conclude that this was merely an awakening of a naive scientific community to reality, and they may well be right. However, between the perceptions of gratitude and fear as the basis for support lies a world of difference in incentive structure. If one thinks the basis is gratitude, then one obviously will respond by contributions that will elicit more gratitude. The perpetuation of fear, on the other hand, militates against solving problems. This change in perception proceeded largely without comment. However, the end of the cold war, by eliminating a large part of the fear-base forced a reassessment of the situation. Most thinking has been devoted to the emphasis of other sources of fear: competitiveness, health, resource depletion and the environment.
Het gebruik maken van ‘angst’ bij het verantwoorden van wetenschap werkt dus in de hand dat de betrokken wetenschappers weinig belang hebben bij het oplossen van het probleem. Angst als verkoopargument voor wetenschap heeft volgens Lindzen een aantal voordelen ten opzichte van ‘dankbaarheid’:
Fear has several advantages over gratitude. Gratitude is intrinsically limited, if only by the finite creative capacity of the scientific community. Moreover, as pointed out by a colleague at MIT, appealing to people’s gratitude and trust is usually less effective than pulling a gun. In other words, fear can motivate greater generosity. Sputnik provided a notable example in this regard; though it did not immediately alter the perceptions of most scientists, it did lead to a great increase in the number of scientists, which contributed to the previously mentioned demographic pressure. Science since the sixties has been characterized by the large programs that this generosity encourages. Moreover, the fact that fear provides little incentive for scientists to do anything more than perpetuate problems, significantly reduces the dependence of the scientific enterprise on unique skills and talents. The combination of increased scale and diminished emphasis on unique talent is, from a certain point of view, a devastating combination which greatly increases the potential for the political direction of science, and the creation of dependent constituencies. With these new constituencies, such obvious controls as peer review and detailed accountability, begin to fail and even serve to perpetuate the defects of the system. Miller (2007) specifically addresses how the system especially favors dogmatism and conformity.
Angst maakt mensen, in dit geval de politici en ambtenaren die over de beurzen gaan, genereuzer. Verwacht daarom niet dat we van het Himalaya-alarm af zullen zijn. ‘2035’ zal spoedig plaatsmaken voor een nieuw icoon. Zo werkt onze wetenschapsfinanciering nu eenmaal. En ook vertrek van Pachauri, Hasnain en Lal of wie dan ook zal daar weinig aan veranderen.
de toenmalige wereldleiders hebben er ook wat over gezegd:
Over wijzigingen in de maatschappij
"In war, the truth must be guarded by a bodyguard of lies."
Winston Churchill
en eisenhower over het gevaar van wetenschap:
[..]
"Akin to, and largely responsible for the sweeping changes in our industrial-military posture, has been the technological revolution during recent decades.
In this revolution, research has become central, it also becomes more formalized, complex, and costly. A steadily increasing share is conducted for, by, or at the direction of, the Federal government.
Today, the solitary inventor, tinkering in his shop, has been overshadowed by task forces of scientists in laboratories and testing fields. In the same fashion, the free university, historically the fountainhead of free ideas and scientific discovery, has experienced a revolution in the conduct of research. Partly because of the huge costs involved, a government contract becomes virtually a substitute for intellectual curiosity. For every old blackboard there are now hundreds of new electronic computers.
The prospect of domination of the nation's scholars by Federal employment, project allocations, and the power of money is ever present – and is gravely to be regarded.
Yet, in holding scientific research and discovery in respect, as we should, we must also be alert to the equal and opposite danger that public policy could itself become the captive of a scientific-technological elite.[..]
( http://mcadams.posc.mu.edu/ike.htm )
Een interessante bespiegeling van Murari Lal in een interview met Green Peace meer dan 2 jaar geleden, waarschijnlijk naar aanleiding van het afronden van het AR4-rapport:
‘‘From India’s perspective, however, the most significant finding is the likely drying up of rivers because of receding of glaciers. That would put tremendous stress on our agriculture,’’ says Lal.
The most challenging part of the entire exercise, says Lal, was to ensure that every relevant material was taken note of and every relevant voice heard. Therefore scientists working in the remote corners of the world, even when not part of IPCC family, were contacted for first-hand inputs. Then there was the difficulty of convincing the governments of findings. ‘‘The government representatives would examine each and every word and often want the language changed. We had to do a lot of convincing,’’ he says.
http://www.indianexpress.com/news/green-peace/230…
Zou het kunnen zijn dat de IPCC zo geconcentreerd was op de boodschap die zij wilden overbrengen, dat er onvoldoende aandacht is besteed om de bron te verifiëren en of de claim wel kan voldoen aan de fysische wetten en de mate van waarschijnlijkheid dat een nagenoeg volledige terugtrekking van de Himalaya gletsjers zich zou kunnen realiseren in 2035?
Met deze overwegingen van Murari Lal wordt die indruk wel gewekt. In de hitte van de strijd en mogelijkerwijs ook op basis van interne procedures, heeft de IPCC de claim voor waar aangenomen omdat deze in de “grijze” literatuur is vermeld. Het is best mogelijk dat Lal vraagtekens had bij de claim maar ‘gedwongen’ was deze te accepteren volgens de interne procedures.
In dat licht zijn de ervaringen van Paul Reiter interessant toen hij bij SAR, TAR en AR4 betrokken was. Zijn verklaring voor een comité van het Engelse parlement zijn zeer lezenswaardig en geven wellicht een indicatie hoe het mis kon gaan de Azië-sectie in AR4 WGII.
As Prof. Reiter testified to a U.K. parliamentary committee in 2005, "The paucity of information was hardly surprising: Not one of the lead authors had ever written a research paper on the subject! Moreover, two of the authors, both physicians, had spent their entire career as environmental activists. One of these activists has published "professional" articles as an "expert" on 32 different subjects, ranging from mercury poisoning to land mines, globalization to allergies and West Nile virus to AIDS.
"Among the contributing authors there was one professional entomologist, and a person who had written an obscure article on dengue and El Nino, but whose principal interest was the effectiveness of motorcycle crash helmets (plus one paper on the health effects of cellphones)."
http://www.publications.parliament.uk/pa/ld200506…
In Himalaya Gate lijkt er sprake te zijn van een zelfde modus operandi, namelijk:
– de Lead Author is geen specialist op het gebied waarover hij schrijft
– de andere leden van het team hebben ook geen ervaring inzake dit onderwerp
– men volgt de interne procedures
Het moet niet worden uitgesloten dat de drang om te presteren, de sociale druk in het team en de kennis dat de buitenwereld reikhalzend uitziet naar het rapport, deze fout tot gevolg heeft gehad. De beschuldigingen over en weer, het afstand nemen van bepaalde uitlatingen en de dreiging van een onderzoek door Pauchari, zouden stof tot nadenken kunnen geven.
Tevens vraag ik mij af of de sociale verhoudingen tussen Pauchari, Lal en Hasnain nog een rol van betekenis spelen. Alle drie zijn ze van Indiase afkomst en het sociale systeem aldaar zit complexer in elkaar dan wij Nederlanders ooit kunnen begrijpen. Behoren ze alle drie tot dezelfde kaste of niet? En wat heeft voor gevolgen heeft dat in persoonlijke en zakelijke verhoudingen? Grond voor speculatie.