Post-normale wetenschap als oplossing voor Climategate?
De gedroomde werkelijkheid van Jerome Ravetz

Hoe moeten we klimaatwetenschap en de resultaten die daaruit voortkomen beoordelen? Het is een jonge wetenschap die ook nog eens opzichtige fouten heeft gemaakt. Dat is op zich niet echt een probleem. Immers, wetenschap is mensenwerk. Maar de problemen die zijn blootgelegd liegen er niet om en lijken veel meer dan fouten. Climategate.nl is in het leven geroepen om daarover te rapporteren. Jerome Ravetz, een bekend milieu consultant, hoogleraar aan de universiteit van Oxford en voorvechter van zogenaamde postnormale wetenschap, signaleert de volgende problemen in relatie tot Climategate, die hij noteerde op de blog Watts Up With That (hier; citaten van Ravetz zonder verdere aanduiding komen van deze website):

We can understand the root cause of Climategate as a case of scientists constrained to attempt to do normal science in a post-normal situation. But climate change had never been a really ‘normal’ science, because the policy implications were always present and strong, even overwhelming. Indeed, if we look at the definition of ‘post-normal science’, we see how well it fits: facts uncertain, values in dispute, stakes high, and decisions urgent.

Dus, de problemen zijn ontstaan omdat klimaatonderzoekers normale wetenschap hebben bedreven in een postnormale situatie. Wat bedoelt hij daarmee? Ravetz ziet normale en postnormale wetenschap als twee vormen van wetenschap. Wetenschap tracht in zijn ‘normale’ gang van zaken te achterhalen hoe de werkelijkheid, althans delen daarvan, in elkaar steekt. De ‘normale’ wetenschap zou volgens Ravetz, met verwijzing naar de beroemde wetenschapsfilosoof Thomas Kuhn, alleen maar succesvol zijn omdat ze reductionistisch te werk gaat; zo kan de wetenschap zaken beschrijven, verklaren en eventueel voorspellingen doen omtrent de onderzochte fenomenen. Het puzzeloplossend vermogen staat hier centraal. Het laboratorium is het meest aansprekende voorbeeld hiervan.

Maar fenomenen zoals klimaatverandering zijn complex en kunnen niet met simpele reductionistische tools worden aangepakt, aldus Ravetz. Bovendien heeft de politiek en de maatschappij groot belang bij de uitkomsten van het onderzoek. De condities waaronder postnormale wetenschap de kop op steekt zijn volgende Ravetz de volgende: de feiten zijn onbeslist (wel of geen door CO2 veroorzaakte opwarming van de atmosfeer; wel of geen versnelde zeespiegelstijging) en de politieke en persoonlijke waarden staan ter discussie, de kwestie is van groot maatschappelijk belang en er moeten snel beslissingen worden genomen. Onder deze condities kan de normale gang van zaken in de wetenschap geen soelaas bieden. Immers, alles is onzeker, maar er moet wel spoedig beslist worden over de toekomst. Hier biedt volgens Ravetz een post-normaal begrip van de wetenschap uitkomst.

Where the systems under study are complicated, complex or poorly understood, that ‘textbook’ style of investigation becomes less, sometimes much less, effective.  The near-meltdown of the world’s financial system can be blamed partly on naïvely reductionist economics and misapplied simplistic statistics.  The temptation among ‘normal’ scientists is to work as if their material is as simple as in the lab.  If nothing else, that is the path to a steady stream of publications, on which a scientific career now so critically depends.  The most obvious effect of this style is the proliferation of computer simulations, which give the appearance of solved puzzles even when neither data nor theory provide much support for the precision of their numerical outputs.  Under such circumstances, a refined appreciation of uncertainty in results is inhibited, and even awareness of quality of workmanship can be atrophied.

Reductionisme, zo stelt Ravetz, leidt niet zelden tot overschatting van bepaalde causale relaties en daarmee tot wetenschappelijk en politiek gedoe. Immers, de politiek wil graag geïnformeerd worden over klimaatverandering aangezien zij een omvangrijk bestuurlijk apparaat in het leven heeft geroepen die dat vraagstuk moet tackelen, en kan alleen boodschap hebben aan eenduidige perspectieven. Complexiteit en onzekerheid vertroebelt de zaak alleen maar. Als klimaatverandering, d.w.z. opwarming van de aarde, monocausaal wordt verbonden aan CO2-uitstoot, zoals klimaatwetenschappers in feite doen vanuit de vertrouwde ‘normale’ positie, dan onderschat wetenschap de onzekerheden onder andere ten behoeve van de politiek en raakt daarenboven verstrikt in een machtstrijd met onderzoekers met een meer sceptische inborst.

Eén van de oplossingen die Ravetz voorstelt in zijn postnormale visie is dat de wetenschap behoort te democratiseren. Reductionisme werkt niet zo maar meer en daarmee de puzzeloplossende strategie; de specifieke expertise van onderzoekers kan dus geen uitsluitsel meer geven over de te onderzoeken fenomenen in klimaatverandering. Het gaat ook over politieke en publieke waarden: ‘In welke samenleving willen we leven?’; ‘Hoe moeten we klimaatverandering politiek aanpakken?’; ‘Behoort economische groei te worden afgeremd?’ en ga zo maar door. Bovendien moeten er snel beslissingen worden genomen die van grote invloed zijn op de maatschappelijke verhoudingen in de wereld, want klimaatverandering bedreigt de wereld. Dat kan de wetenschap allemaal niet oplossen. Maar met een verbreedde peer-review en voorzichtig handelen m.b.v voorzorg kunnen we veilig verder en verdwijnt ook de machtstrijd tussen klimaatonderzoekers  en de sceptici, aldus Ravetz. In zijn blog prijst hij dan ook de blogosphere die de bal aan het rollen heeft gebracht. Voor hem is dat extended peer-review bij uitstek. In het wetenschappelijk tijdschrift Futures (2004, nummer 36: 347 – 357) stelt Ravetz het volgende voor:

Science now finds itself in a new and troubled situation. The traditional optimistic picture is problematic and compromised at every turn. The scientific system now faces a crisis of confidence, of legitimacy and ultimately of power. We can usefully distinguish two sorts of science. The ‘mainstream’ is reductionist in style, and increasingly linked to industry. (Denk bijvoorbeeld aan de farmaceutische industrie, onderzoeksconsultancy, enzovoort; JCH) By contrast, the ‘post-normal’ approach embodies the precautionary principle. It depends on public debate, and involves an essential role for the ‘extended peer community’. It is based on the recent recognition of the influence of values on all research, even including the basic statistical tests of significance. It is the appropriate methodology when either systems uncertainties or decision stakes are high; under those conditions the puzzle-solving approach of ‘normal science’ is obsolete. This is a drastic cultural change for science, which many scientists will find difficult to accept. But there is no turning back; we can understand post-normal science as the extension of democracy appropriate to the conditions of our age.

Ravetz biedt dus een voorstel waarin wetenschap niet langer zich focust op het ontrafelen van de structuur van de werkelijkheid, het oplossen van puzzels, maar zich inzet voor een betere wereld: milieuvervuiling en de atoombom zijn maar twee voorbeelden die illustreren dat wetenschap meer nodig heeft dan zijn eigen expertise; extended peer-review had ze misschien op andere gedachten kunnen brengen en het omarmen van het voorzorgbeginsel had de wetenschap op een veel voorzichtiger koers kunnen brengen.

Indien je nauwelijks op de hoogte bent van de geschiedenis van de wetenschap of nooit in een laboratorium of een andere wetenschappelijke instelling hebt gewerkt, lijkt dit voorstel van Ravetz meer dan redelijk. Maar dat is het niet, het is de dood in de pot. Sterker, het leidt juist tot datgene wat Ravetz afwijst, namelijk tot een totalitair en gesloten systeem van wetenschapsbeoefening, wat klimaatonderzoek in feite geworden is, zoals blijkt uit de emails waarmee Climategate begon. Ravetz’s voorstel vormt  deel van het probleem dat hij signaleert; niet de oplossing. Integendeel. Dat in te zien vraagt enig geduld van de lezers van deze website. Maar het geeft inzicht in het waarom van de mijns inziens diepe crisis waarin wetenschappelijk onderzoek is verzeild geraakt, zowel binnen het klimaatonderzoek als daarbuiten.

Zoals gezegd, hij ziet een gouden toekomst voor de extended peer-review als stimulans van de ontwikkeling van de postnormale wetenschap. Niet-experts moeten worden betrokken bij het proces van de wetenschap: ‘that might be local knowledge and values, as well as unofficially obtained information.’ Maar dat is een onzinnig voorstel. Zowel experts als niet-experts hebben politieke, morele, en religieuze voorkeuren die vorm geven aan datgene wat ze doen in het leven. Hoewel Ravetz dat beschouwt als een nieuw inzicht, is dat allerminst het geval. Max Weber had het al daarover in zijn in 1949 gepubliceerde On the Methodology of the Social Sciences. Wetenschap wordt op bijna alle fronten beïnvloed door ‘values’, of beter world-views. Epistemische (gerelateerd aan de kennisvraag, d.w.z de waarheid rondom de onderzochte werkelijkheid) en niet-epistemische (eer, geld, macht) determinanten maken altijd deel uit van het doen van onderzoek. De Zweedse filosoof Mikael Stenmark heeft de laatste 10 jaar daar uitgebreid over gepubliceerd, en ik maak hieronder gebruik van zijn inzichten.

World-views vormen allereerst deel van de onderzoekskeuze. Onderzoekers, zoals alle mensen, moeten warmlopen voor een thema waaraan ze denken jaren te gaan werken. Bovendien moeten ze geld inzamelen bij financiers om hun onderzoek feitelijk uit te voeren. Ook financiers hebben belangen die een uitdrukking zijn van expliciete of verborgen world-views. Niets nieuws onder de zon. Als deze horde is genomen gaan wetenschappers aan het werk. Hypothesen dienen te worden opgesteld of verder uitgewerkt, experimenten bedacht, theorieën getest, enzovoort. Spelen hier world-views een rol? Nou en of. Onderzoekers vormen een gemeenschap van mensen met voorkeuren en financieringsbronnen. Groepsvorming leidt niet zelden tot de uitverkiezing van bepaalde specifieke  hypothesen die om minder dan wetenschappelijke redenen (eer, geld, macht) worden onderworpen aan onderzoek. De klimaatwetenschappen zijn daarvan een voorbeeld ‘par excellence’. De CO2-hypothese is de uitverkoren hypothese als het gaat om de waargenomen of gemodelleerde werkelijkheid. Epistemisch gezien is dat onhoudbaar, en dat heeft niets te maken met mijn vermeende sceptische positie. Ik beschouw de CO2-hypothese als onderzoekswaardig maar zeker niet de enige die de aandacht verdient, en dat met zoveel middelen. Er zijn meer kandidaten die op gelijk niveau serieus genomen dienen te worden.

Beschrijven deze twee onderdelen het totale wetenschappelijk werk en de world-views-invloeden? Er ontbreken er nog twee. Wetenschappelijke gegevens worden niet zelden toegepast. Dit deel van het wetenschappelijk bedrijf wordt bij uitstek beïnvloed door ‘world-views’. Toepassingsgericht onderzoek vraagt in feite om world-views, zoals Ravetz in feite stelt. Dat is voor hem het ideaal van postnormaliteit. Alle onderzoek moet een uitdrukking zijn van de gehouden world-views, en als die world-views niet democratisch van aard zijn, wordt dat tenminste duidelijk en kunnen ze worden aangepast aan de verlangens van de extended peer group.

Maar er is één onderdeel van het wetenschappelijk bedrijf dat altijd botst met ongeacht welke world-view, en hier gaat het voorstel van Ravetz volledig mank, sterker brengt het wetenschappelijk onderzoek zelf in gevaar. Dat is de fase waarin hypothesen, theorieën, worden getest, gerechtvaardigd, en de resultaten daarvan worden voorgelegd aan de peers, de experts die begrijpen waarover het gaat. Hier helpt een extended peer group zoals Ravetz die voorstelt niet omdat het gewoon kennis van zaken vereist, met of zonder diploma.

En dat maakt het idee van de extended peer-review ook zij onbegrijpelijk. Zoals Ravetz het voorstelt zijn onderzoekers aan de instituties niet meer dan ‘diplomahouders’; de rest heeft geen diploma en daarmee geen recht van spreken in het academisch debat. Het komt niet zelden voor de klimaatonderzoekers sceptici de deur wijzen omdat ze niet de juiste diploma’s hebben. Die situatie moet doorbroken worden, vindt Ravetz. Maar het ging in de wetenschap nooit om diploma’s, maar om de inzet en de wil om kennis te vergaren, nieuwe ideeën en hypothesen op te stellen, en die te toetsen. Zonder twijfel, sommige vakken vragen enorme inzet van mensen, zoals scheikunde, natuurkunde, maar het diploma is nooit het doel op zich. Hooguit een bekroning op het harde werken. Mijn promotie onderzoek in de chemie was niet anders. Galileo Galilei verwoordde het ooit als volgt: ‘In questions of science the authority of a thousand is not worth the humble reasoning of a single individual.’ Met andere woorden, de extended peer group heeft altijd bestaan. Het zijn de klimaatonderzoekers die autoritair zijn geworden en ten onrechte het toegangsdiploma vragen aan de poorten van het auditorium. En dat heeft weinig met wetenschap te maken.

De rechtvaardiging van een bepaalde hypothese of theorie omvat empirie –wat nemen we waar in de werkelijkheid (met alle complexiteit die daarbij komt; sla het werk van Alan Chalmers en Peter Godfrey-Smith er maar op na), en logica –zijn de hypothesen volgens de regelen der kunst opgesteld, d.w.z. intern en extern consistent, reproduceerbaar, transparant, en dergelijke. World-views kunnen hier geen rol spelen, hoewel ze dat zeker doen. Daar is Climategate in feite om begonnen. Steekhoudende scepsis werd buiten de deur gehouden, de beroemde temperatuur hockeystick bleek tot stand te komen onder andere door data weg te laten, een vorm van fraude. Laat ik wat eigen werk citeren (hier):

Our line of reasoning is simple: theories should be accepted by the scientific community only in the light of considerations that involve transparent and reproducible empirical data, other (accepted) theories, and cognitive values such as consistency, simplicity, integrity, and explicatory power. Worldview (political and ideological) considerations, but also appeals to authority, consequences, force, and popularity—to name some of the argumentation fallacies—clearly are illegitimate ways of deciding between theories. These undermine the integrity and transcend the boundaries of science. Our basic tenet is that one does not have to agree as to what constitutes a good human life, a good society, what a righteous societal order is, etc.

In het Nederlands: acceptatie van hypothesen en theorieën heeft niets te maken hoe je tegen de samenleving aankijkt, of wat je goed of fout vindt. De werkelijkheid laat zich niet naar de hand zetten van onze wensen. Of zoals Albert Einstein het ooit heeft gezegd: ‘Nature shows us only the tail of the lion. But I do not doubt that the lion belongs to it even though he cannot at once reveal himself because of his enormous size.’ (Pais, A. 1982. Subtle is the Lord, p. 235). Het feit dat de atoombom een moreel verwerpelijk wapen is, maakt atoomsplitsing nog niet onmogelijk. Atoomsplitsing maakt deel uit van onze werkelijkheid, of we dat nu leuk vinden of niet; wetenschappers hebben die werkelijkheid blootgelegd en samen met militairen die realiteit gebruikt om een wapen te maken, naast tal van andere toepassingen zoals nucleaire geneeskunde.

Wat maakt Ravetz voorstel zo onvoorstelbaar zwak en in feite deel van het probleem? Dat hij de epistemische kwestie uit de weg gaat, zelfs veroudert verklaard: ‘the puzzle-solving approach of ‘normal science’ is obsolete’, oftewel waarheidsvinding (als de core-business’ van wetenschap) is achterhaald. Het doet niet meer ter zake. Wat blijft er over? Democratisering van de wetenschap, omdat de maatschappelijke en milieuvraagstukken zo groot en onzeker zijn. We hebben geen waarheidsvinding nodig, maar draagvlak. En hier komt het totalitaire aspect van klimaatonderzoek naar boven, en het benoemen van fraude als foutjes. Immers, als waarheidsvinding er niet meer toe doet dan is alles geoorloofd. Macht is dan het enige wat rest. Ben ik nu te pessimistisch, of te zwartgallig. Allerminst. Laat ik voor de verandering mijzelf en collega Aalt Bast citeren (hier):

Because of the many technological and scientific risks we are exposed to, particular directions in scientific and social inquiry, because of their ostensible positive social, political, and environmental outcomes, should be favoured. Put differently, scientific inquiry, at the same time, should be explanatory, normative, practical and self-reflexive. An external authority that imposes its putatively objective standard is objectionable. Therefore, ‘an argument is cogent for an audience if, according to standards that audience would deem on reflection to be relevant, the premises are acceptable and in the appropriate way sufficient to support the conclusion.’ Ideally, the acceptability approach should empower people with capacities to reason critically and to assess sharply the conflicting (scientific) argumentations that play an important role in their lives. The UK government’s inquiry into the purported adverse health effects of mobile phones for instance, concluded that in future ‘non-peer reviewed papers and anecdotal evidence should be taken into account’ as part of the process for reaching decisions on these matters.

Dit is het democratiseringsproces. We zijn niet meer op zoek naar waarheid, hoewel dat zelden een eenvoudige zoektocht is laat staan eenvoudig te vinden is (of soms helemaal niet), maar naar het voor de meerderheid acceptabele. De externe objectieve standaard, de zoektocht naar waarheid, bestaat niet meer, want die wordt begrepen als totalitair en dus ondemocratisch, en wat zou zo’n standaard in hemelsnaam moeten zijn. Lang leve de nieuwe standaard: het publiek en haar vele angsten en behoefte aan kwaliteit. We zijn een hypochondrische samenleving geworden; de mug wordt een olifant, en de onderzoekers rennen hijgend achter al die olifanten aan.

En wat is hiervan het gevolg? George Boger, in zijn artikel Subordinating Truth–Is Acceptability Acceptable? (Argumentation, 2005, 19: 187 – 238) van wie ik het veel heb geleerd gedurende mijn onderzoek van de laatste jaren, is daarin glashelder:

Such recourse to audiences and to their own standards of acceptance raises not only the specter of relativism … but the more serious problem of allowing what intuitively seems impermissible when we look beyond the restricted interests of specific audiences. … Are we committed to finding acceptable the statements of the racist when his like-minded audience approves of them? When an audience does not see the sleight of hand involved, or raises no objections, should we allow the questionable reasoning of an arguer? These questions point to a serious problem … The point is itself implied by the reference to ‘questionable reasoning’, because to whom is it questionable? If we are prepared to extend to individual audiences carte blanche authority to set the standards of acceptability, then we fall prey to the vicissitudes of popularity …, primarily in the form of ad populum arguments’.

Het verlaten van waarheidsbevinding als externe standaard in de wetenschap die het democratiseringsproces zou blokkeren leidt tot niets anders dan het tegenovergestelde: macht en misbruik daarvan. Als de wetenschap moet democratiseren, dan is het resultaat voorspelbaar: degene met de grootste mond, de meeste macht, kan eenvoudig het debat kapen en daarmee forceren, juist onder de noemer van democratie. Wetenschap wordt dan totalitair en sluit in z’n pogingen inclusief te zijn juist degenen uit die kritiek hebben op de gebezigde hypothesen onder verwijzingen naar de vermeende consensus, die overigens alleen de deelnemers aan die consensus waarnemen. Consensus is de plaatsvervanger van de waarheid. En laat ik nogmaals benadrukken dat de waarheid in onderzoek niet allesomvattend moet worden begrepen. Peter Godfrey-Smith zegt het als volgt (Godfrey-Smith, P. 2003. Theory and Reality, p. 211): ‘… Testing in science is typically an attempt to choose between rival hypotheses about the hidden structure of the world. These hypotheses will sometimes be expressed using mathematical models, sometimes using linguistic descriptions and sometimes in other ways. Sometimes the ‘hidden structure’ postulated will be causal mechanisms, sometimes they will be mathematical relationships that may be hard to interpret in terms of cause and effect, and sometimes they will have some other form. Sometimes the aim is to work the details (like they value of a key parameter). Sometimes the aim is to understand general patterns, and sometimes it is to reconstruct particular events in the past; …’

Als gevolg van het democratiseringsproces wordt wetenschappelijk onderzoek sterk reductionistisch, juist datgene waartegen Ravetz het sterkst tegen protesteert. Immers, als democratie de plaatsvervanger is van de waarheid, dan staat macht in de coulissen en kan die macht ‘bepalen wat wel en niet onderzocht dient te worden ten behoeve van het draagvlak’. Niemand kan protesteren want de waarheid is verdwenen; daar kun je je niet meer op beroepen. Slechts de consensus telt.

Ravetz heeft expliciet gemaakt wat de wetenschap de laatste 50 jaren aan ontwikkeling heeft doorgemaakt. Hij verklaard dan ook niets; hij beschrijft, met goedkeuring, de historische ontwikkelingen die hij nu juist ziet als kritische reflectie tegen het normale van wetenschap. Geschiedschrijving wordt door Ravtez verheven tot diep en nieuw (!) kritisch inzicht en maakt zo deel uit van het echec van klimaatonderzoek. Hij vergeet domweg dat wetenschap nooit debiteert in zekerheden, en als ze dat doet wordt ze vrijwel altijd teruggefloten door nieuwe inzichten. Samen met Joost van Kasteren heb ik dat in Spil als volgt verwoord (hier):

Het is alsof de dagen van de Wiener Kreis zijn teruggekeerd. We zien een opleving van het logisch-positivisme alsof er geen Popper, Lakatos en Kuhn zijn geweest. Om nog maar niet te spreken van Paul Feyerabend met zijn uitdagende ‘Anything goes’, als beschrijving van de wetenschappelijke methode. De suggestie wordt gewekt alsof wetenschappelijk onderzoek een compleet en waarheidsgetrouw beeld van de werkelijkheid oplevert, in dit geval van een buitengewoon ingewikkeld en chaotisch systeem als het klimaat. Terwijl we sinds Popper weten dat de wetenschappelijke methode (voor zover je daarvan kunt spreken, viz Feyerabend) niet ‘de Waarheid’ oplevert, maar hooguit bijdraagt aan het verminderen van onze – enorme – onwetendheid.

Juist dat laatste maakt het zo absurd om te spreken van wetenschappelijke consensus, zoals in geval van klimaatverandering en andere voorbeelden waarover we nog komen te spreken. Er kan consensus zijn onder wetenschappers, net zoals er consensus kan zijn onder voetbaljournalisten over de kwaliteit van Foppe de Haan als coach. Dat wil echter niet zeggen dat De Haan onder alle omstandigheden een goede coach is. Misschien gaat hij wel plat op zijn gezicht als hij – daartoe aangezet door de consensus onder voetbalexperts – het grote Oranje moet coachen. Op dezelfde manier kan ook de wetenschappelijke consensus worden ingehaald door de werkelijkheid. Sterker nog, het gebeurt voortdurend, zoals de recente ontwikkelingen in de moleculaire biologie laten zien.

Desondanks ziet de Royal Society, de Britse nationale academie van wetenschappen, er geen been in om ExxonMobil te kapittelen over hun steun aan onderzoekers die de hypothese van antropogene klimaatverandering niet onderschrijven. Niet omdat het slecht onderzoek zou zijn, maar omdat het, aldus Bob Ward, hoog tijd is voor actie om klimaatverandering tegen te gaan ‘and we can’t have people trying to undermine it’. Sir Karl Raimund Popper, eertijds Fellow van de Royal Society, heeft zich waarschijnlijk in zijn graf omgedraaid bij dit staaltje van blikvernauwende zelfcensuur.

Ravetz biedt dus niets minder dan een contradictie. Als de zoektocht naar de waarheid als achterhaald moet worden beschouwd, dan is consensus het enige wat rest, met als gevolg een totalitair reductionistisch perspectief. En als waarheid, met al z’n beperkingen, er niet te doet dan is fraude slechts deel van het machtspel. Het is niet verbazingwekkend dat de Nederlandse pers grosso modo die fraude als niet meer dan foutjes beschrijft. Zij maakt deel uit van de klimaatcoalitie, die democratie hoog in het vaandel heeft staan, met alle tegengestelde consequenties van dien. (zie verder: hier en hier.)

Verbazing en verontwaardiging kunnen slechts deel zijn van de reacties op dit debat als de externe standaard van de waardheid rondom de onderzochte werkelijkheid ten volle wordt gehonoreerd, in het besef dat we nooit het einde van wetenschappelijk onderzoek kunnen bereiken. ‘Hoe zit dit in elkaar?’; ‘Is dat zo?’; of zoals Aaron Wildasvky zijn laatste boek noemde ‘But Is It True?’ staan dan weer centraal in het wetenschappelijk onderzoek. Dat is iets wat ik de klimaatonderzoekers van harte toewens. Einstein heeft dat als geen ander verwoord: ‘One has been endowed with just enough intelligence to be able to see clearly how utterly inadequate that intelligence is when confronted with what exists. If such humility could be conveyed to everybody, the world of human activities would be more appealing.’ (Dukas, H., Hoffmann, B. 1989. Albert Einstein, The Human Side: New Glimpses From His Archives, p. 48) In de wetenschap is het acceptabele simpelweg onacceptabel.