Groot nieuws vandaag, de aarde warmt de komende vijftig jaar wellicht wel meer dan vier graden op. Dat concluderen Tilburgse economen in een artikel dat vandaag maar liefst twee berichten waard was op nu.nl (hier en hier). Hun schatting van 4 graden opwarming in 2050 is aanzienlijk hoger dan schattingen in de klimaatliteratuur, die uitgaan van zo’n drie graden opwarming bij een verdubbeling van de CO2-concentratie (iets wat waarschijnlijk pas na 2050 een feit zal zijn) ten opzichte van het begin van de industriële revolutie.

Slechts twee factoren
De Tilburgse econometristen Magnus, Melenberg en Muris gebruiken wat zij zelf ook een heel simpel model noemen. Ze gaan ervan uit dat er twee zaken zijn die de temperatuur van de aarde bepalen, CO2 en de hoeveelheid zonlicht die de aarde bereikt. Over de eerste – CO2 – heeft iedereen het altijd, de tweede krijgt minder aandacht in het publieke debat. De tweede – de hoeveelheid gemeten zonlicht op aarde – is echter ook niet constant. Dit komt onder andere door luchtverontreiniging. De luchtverontreinigingsdeeltjes die wij uitstoten, zogenaamde aërosolen, (bijvoorbeeld zwaveldioxide) blokkeren een deel van het zonlicht en zorgen zo voor afkoeling.

Zwitserse onderzoekers van de ETH in Zürich verzamelen de op vele plekken op land gemeten zonnestraling en stoppen die in een databank, de GEBA-databank. Grofweg kun je zeggen dat er tot midden jaren tachtig sprake was van global dimming, dus minder gemeten zonlicht als gevolg van een toename in luchtverontreiniging. Daarna klaarde in delen van de wereld, met name Europa en Noord-Amerika, de lucht letterlijk op: global brightening.

De onderzoekers hebben nu de gemeten temperatuur op land in de periode 1959 tot 2002 proberen te ontrafelen in een CO2-deel en een zonnestralingsdeel. Ze concluderen dan dat het zonder de luchtverontreiniging die wij als mens veroorzaken nu al meer dan een graad warmer geweest zou zijn. Trekken ze deze global brightening verder door naar de toekomst, dan verwachten ze meer opwarming in 2050. En dus moeten we de CO2-uitstoot nog verder reduceren als we willen voorkomen dat de aarde meer dan twee graden opwarmt (ten opzichte van preindustrieel), aldus de auteurs.

Oceanen
Het artikel schreeuwt om een reactie van een onderzoeker met meer ‘ervaring’ in de klimaatliteratuur. Wat vindt klimaateconoom Richard Tol, werkzaam bij het Iers Planbureau en hoogleraar klimaateconomie aan de VU, bijvoorbeeld van de studie? ‘De onderzoekers gaan ervan uit dat er een direct effect is van CO2 en de zon op de temperatuur. Dat is prima als je een planeet hebt met alleen een atmosfeer. Tweederde van de aarde is echter oceaan en veel van de extra energie in het klimaat gaat dus in de oceanen zitten. Dat moet je meenemen anders zit je helemaal fout.’

Een ander kritiekpunt van Tol is dat de periode van 44 jaar (1959-2002) veel te kort is voor het analyseren van klimaatverandering. ‘Een derde probleem is dat de auteurs alleen naar CO2 kijken. Er zijn naast CO2 echter nog diverse andere broeikasgassen, zoals methaan en lachgas, en volgens het IPCC is de bijdrage van al die andere gassen bij elkaar groter dan het effect van CO2. Het gevolg in hun analyse is een overschatting van de opwarming door CO2.’

Tol vindt het al met al een teleurstellend artikel. ‘Statistisch zit het waarschijnlijk wel goed in elkaar, maar natuurkundig dus helemaal niet. Ze hebben hun huiswerk niet goed gedaan.’