Ook bij goudplevieren zijn massaveranderingen waargenomen, maar onderzoekers wijten dit aan de toename van roofvijanden als de slechtvalk

Ook bij goudplevieren zijn massaveranderingen waargenomen, maar onderzoekers wijten dit aan de toename van roofvijanden als de slechtvalk

Oh nee, dacht ik, daar gaan we weer : een berichtje in mijn eigen Parool zaterdag naar aanleiding van een bericht van de BBC. Trekvogels zouden krimpen door de opwarming, alsof ze in het verkeerde wasprogramma terecht kwamen.

Maar wanneer je het originele onderzoek bekijkt van Josh van Buskirk Declining body sizes in North American birds associated with climate change bekijkt in Oikos, lijkt de studie veel interessanter dan weer de zoveelste poging van wetenschappers om via global warming-paniek in media te komen. De studie presenteert metingen aan een half miljoen vogels, van 102 soorten waaruit zou blijken dat de meeste vogelsoorten iets kleiner en lichter worden sinds 1961. Wel blijkt zijn aanname een klassiek voorbeeld van klimaatspeculatie.

Waarom is dit onderzoek interessant?
Van Buskirk laat in ieder geval een vorm van fenotypische plasticiteit zien, dat wil zeggen dat vogels sneller kunnen reageren via lichamelijke aanpassingen zonder dat er genetische aanpassing nodig is. Vergelijk het met de huiskat die veel groter wordt als hij in het wild gaat leven. Of er ook genetische aanpassingen waren is niet aangetoond.

Veel ecologische paniek over Global Warming gaat over de vraag of dier- en plantensoorten zich wel snel genoeg kunnen aanpassen aan de ‘unieke ‘opwarming van de afgelopen decennia. Bekend zijn de bonte vliegenvanger-studies van Christaan Both van het Ecologisch Station Heteren. Deze vliegenvangers zouden de rupsenpiek missen omdat deze dankzij de hogere temperaturen in het voorjaar eerder verpoppen.

Gunstig of niet?
Het debat bij ornithologen gaat over de vraag of evolutie nu snel of juist traag verloopt, en ze dus achter raken bij veranderende omstandigheden. Het vervelende maar wel juiste antwoord is: sommige eigenschappen zijn flexibel, andere minder en dat verschilt weer per soort.

De meeste vogels verleggen hun trekdatum al, in reactie op hogere temperaturen in het broedgebied. Dat kan zowel gunstig zijn, als ongunstig zo toont Peter Berthold van het de Vogelwarte in Radolfzell hier in Oecologia.
Flexibiliteit in aankomstdata kan weer botsen met mechanismen die wel genetisch meer star zijn: zoals de tijd waarin de rui plaatsvindt. Stel, in dit geval de zwartkop, vliegt eerder weg omdat hij al eerder aankwam, maar de rui zit er nog niet op. Dan heeft hij een nadeel tijdens de trek. Maar nogmaals, dat hoeft niet zo te zijn.

Meer rek, is meer overlevingskans
Vogeltrek kent starre een genetische component, maar een aantal zaken blijken vaak flexibel te zijn. Zo heb je ook zogenaamde ‘leg-migrators’: een mooi voorbeeld vond ik de Russische kraanvogels die altijd naar Ethiopie vlogen, tot de Israeli’s de Hula Vallei onder water zetten. Niks ouderwetse trekpatronen, sinds de jaren negentig laten de kraanvogels Ethiopie plotseling links liggen: Israel is de nieuwe winterbasis. Over deze flexibiliteit schreef ik in het AD

Volgens mensen als Keith Bildstein is vogeltrek juist bijzonder reactief, een directe aanpassing op energie en voedselomstandigheden: dus niet een fossiele en starre genetische erfenis. Dat blijkt bijvoorbeeld ook uit de kraanvogels uit Rusland.

Samengevat
Van Buskirk slaat geen alarm: met de meeste vogelsoorten was qua aantallen niets aan de hand.
Drie zaken vallen op:

  1. de studie richt zich op fenotypische plasticiteit. Zij tonen niet aan, maar nemen aan dat de gemiddeld 1,3 procent daling in lichaamsgewicht komt door opwarming. Als verklaring geven ze de ruige ‘rule of thumb’ dat dieren in koude gebieden groter zijn dan in warme gebieden. Al is bijvoorbeeld de tundrius ondersoort van de slechtvalk juist kleiner, en waren dino’s in het warme Krijt juist groot. Het is dan ook een aanname
  2. er is een correlatie met opwarming, maar er bestaan ook verschillende studies , zoals van onze eigen Piet van den Hout van het NIOZ die andere oorzaken kunnen geven: bijvoorbeeld de snelle toename van roofvogels. Een doodsvijand kan veel meer invloed hebben dan 2 tiende graad opwarming. Daarover schreef ik in het NRC.
  3. snelle aanpassing is meestal gunstig en laat zien hoe natuur op verandering reageert.

Kortom, de natuur is interessant genoeg zoals ze is, daar hebben we geen scary stories voor nodig. Al blijf ik me bij Climategate zo af en toe net Hansje Brinker voelen.

Ik heb Van Buskirk ook nog even gevraagd, hoe hij zo zeker kan weten dat opwarming als verklaring kan dienen. Immers, wanneer je 20 generaties vogels hebt in 40 jaar zoals Van Buskirk stelt bij deze zangvogels, en ongeveer 0,4 graad opwarming, terwijl deze vogels al in een verspreidingsgebied leven met een vele hogere temperatuurgradient van 2 graden of meer.
Dan ervaart iedere generatie dus een temperatuurverschil van tweehonderdste graad; Hoe kan zo’n verwaarloosbaar verschil nu voor selectiedruk zorgen? Een genetische component lijkt bijna uitgesloten, en mocht die er zijn dan is predatie is een veel waarschijnlijker selectiedruk. Maar ook fenotypisch gezien lijken me deze verschillen niet snel te verklaring met de minieme temperatuurstijging

Dit is zijn antwoord:

Hi Rypke,

Well, I hadn’t thought of predation. Interesting idea. Of course, to be a viable explanation here, increasing predation would have to be affecting a large number of species. But it’s certainly possible.

It’s always a problem with long-term correlative studies that one can’t tell for sure what the causative effects are. In this case at least we can say that the observed trend is consistent with predictions made beforehand based on Bergman’s Rule. I guess it will be interesting to see how the data sort out as more studies appear.

Thanks for your comments,

Josh

Van Buskirk weet wel veel van zijn vak, hij ziet een CORRELATIE maar op dit gebied weet hij net zoveel over het VERBAND tussen global warming en zijn data als u en ik. En zo hangt de vlag er bij voor de meeste van deze studies