In februari interviewde ik Richard Tol, de Nederlandse klimaateconoom die hoogleraar klimaateconomie is aan de VU en daarnaast bij het Iers Planbureau werkt. Hij was in het gesprek uitgesproken kritisch over Werkgroep III van het laatste IPCC-rapport, het deel dat belast is met mitigatie van het klimaatprobleem. Na het interview schreef hij ook een serie gastblogs voor de website van Roger Pielke jr. Een van de laatste met verwijzingen naar alle andere gastblogs vind je hier.

Ik heb een aantal van zijn kritiekpunten voorgelegd aan Detlef van Vuuren van het PBL die meeschreef aan het vierde IPCC-rapport. Dat resulteerde in een artikel, dat ik vervolgens geplaatst probeerde te krijgen in het economische katern van NRC en FD. Beide kranten gaven aan dat ze dergelijke stukken door eigen redacteuren laten schrijven.

Aangezien ik druk bezig ben met een boek, dat (al) in juni op de markt moet verschijnen, plaats ik het stuk nu op de blog. Ik moet ook eerlijk bekennen dat de discussie tussen Tol en Van Vuuren vrij technisch van aard is en wellicht te technisch voor een krantenpubliek. Het voordeel van de blog is ook dat Tol en Van Vuuren zelf en ook anderen de discussie kunnen voortzetten. Mochten lezers suggesties hebben voor een (vak)tijdschrift of ander medium dat belangstelling zou kunnen hebben voor het stuk (eventueel in aangepaste vorm), dan houd ik me uiteraard aanbevolen.

Het artikel begint hieronder…

Kop: IPCC misleidde politici over kosten klimaatbeleid
Door: Marcel Crok

Het klimaatpanel van de Verenigde Naties, het IPCC, heeft politici en beleidsmakers misleid door de kosten van klimaatbeleid gunstiger af te schilderen dan ze in werkelijkheid zijn. Dat stelt Richard Tol, hoogleraar klimaateconomie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.

“Normaal gesproken nemen kosten voor CO2-reductie exponentieel toe bij hogere klimaatambities. In het vierde IPCC-rapport uit 2007 vlakken kosten echter af bij ambitieuzere doelstellingen. Dat suggereert dat hoge klimaatambities geen al te grote consequenties voor de economie hoeven te hebben”, aldus Tol.

En dat klopt volgens hem helemaal niet. “Het klimaatpanel gooit alle modelstudies die gepubliceerd zijn in de literatuur op een hoop. Dat lijkt in orde maar het probleem is dat modellen die laten zien dat CO2-reductie relatief duur is, bij hogere ambities simpelweg geen resultaten meer publiceren omdat de kosten onrealistisch hoog worden. Bij lage doelstellingen heb je dus een eerlijk gemiddelde van alle beschikbare modellen, duur en goedkoop. Bij hoge ambities blijven alleen de ‘goedkope’ modellen over en dat levert dus een misleidend beeld op van de haalbaarheid van ambitieuze doelstellingen.”

SPM
Het vierde IPCC-rapport, dat in 2007 verscheen, bestaat uit drie delen en de kritiek van Tol is gericht op deel 3 dat gaat over het bestrijden van klimaatverandering. Wat extra zwaar weegt is dat de door Tol bekritiseerde tabellen in de Samenvatting voor Beleidsmakers staan, verreweg het belangrijkste onderdeel van het IPCC-rapport en vrijwel het enige deel dat door beleidsmakers gelezen wordt. Saillant detail is dat het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), dat momenteel de kwaliteit van het laatste IPCC-rapport onderzoekt, een belangrijke rol speelde bij de totstandkoming van dit deel van het rapport. Het huidige PBL-onderzoek beperkt zich op verzoek van de afgetreden minister Cramer van VROM overigens tot deel 2 van het IPCC-rapport, dat gaat over de gevolgen van klimaatverandering en zal zich dus niet buigen over de kritiek van Tol.

De inmiddels gepensioneerde Bert Metz van het PBL was medevoorzitter van deel 3 van het IPCC-rapport en Leo Meyer, eveneens van het PBL, gaf leiding aan de zogenaamde Technical Support Unit. Volgens Tol zijn zij dan ook verantwoordelijk voor de tabellen in de Samenvatting voor Beleidsmakers. Meyer laat echter per e-mail weten dat PBL-onderzoeker Detlef van Vuuren, eveneens als auteur betrokken bij het rapport, veel beter ingevoerd is in de materie.

Hiaat
Van Vuuren bevestigt per e-mail dat er bij hogere ambitieniveaus minder modelstudies beschikbaar waren. Hij beschouwt dit echter als “een hiaat in de literatuur” en niet als misleiding van de beleidsmaker. “In het rapport zelf geeft het IPCC een overzicht van alle studies die gedaan zijn en in de Samenvatting voor Beleidsmakers wordt de lezer gewaarschuwd in een voetnoot dat bij de meest ambitieuze scenario’s het aantal beschikbare studies klein is.”
“Welke beleidsmaker leest voetnoot g?”, werpt Tol tegen. “En als het IPCC erkent dat er sprake is van een ‘hiaat’ in de literatuur, waarom vermeldt het rapport dat dan niet expliciet? Bovendien is de voetnoot zo subtiel dat vrijwel niemand door zal hebben dat de dure modellen bij hogere ambities niet meegewogen zijn.”

Van Vuuren wijst erop dat het achterliggende rapport kostenschattingen geeft voor 2030, 2050 en ook voor 2100 en dat uit die schattingen blijkt dat de kosten na 2050 “niet scherp toenemen”. Maar hier is Tol het niet mee eens. “Na 2050 zijn er dure modellen die de grafiek af lopen en waarvan de resultaten door het IPCC niet getoond worden. Zo laat het IPCC het model van het Amerikaanse Massachusetts Institute of Technology (MIT, red.) wijselijk weg. MIT komt bij gematigde uitstootbeperking al tot een reductie van het Bruto Binnenlands Product van zes procent in 2050 en maar liefst zestien procent in 2100. Het IPCC suggereert daarentegen een maximum van vier procent in 2050 en zes procent in 2100.” Van Vuuren weerspreekt dit: “Alle gegevens die beschikbaar waren zijn in het rapport meegenomen, ook de duurdere studies.”

Nederland geeft momenteel 1,5 procent van zijn Bruto Binnenlands Product (BBP) uit aan milieumaatregelen. De vier procent afname in BBP in 2050 komt dan neer op een toename van de milieukosten met 267 procent, aldus Tol. Het onder beleidsmakers invloedrijke Britse Stern Rapport uit 2006, dat stelde dat nu maatregelen nemen gunstiger is dan de schade later over ons heen laten komen, schat de gevolgen van klimaatverandering op de economie op vijf procent van het BBP, maar andere studies vinden volgens Tol lagere economische schades. “Een te ambitieuze oplossing van het klimaatprobleem pakt daarmee duurder uit dan het probleem zelf”, zegt Tol. Van Vuuren wijst erop dat Tol hier alleen met een ondergrens komt. “Stern noemt een range van vijf tot twintig procent.”

Smeltende Himalaya
Het IPCC ligt de laatste tijd zwaar onder vuur vanwege diverse fouten die zijn ontdekt in het laatste IPCC-rapport. Vorige week werd bekend dat Robbert Dijkgraaf, voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen (KNAW) en covoorzitter van de internationale InterAcademy Council, leiding gaat geven aan een onafhankelijk onderzoek dat de procedures rond IPCC-rapporten tegen het licht zal houden. Dat onderzoek richt zich echter op de toekomst en zal niet uitputtend kijken naar fouten in het vierde IPCC-rapport.

Vrijwel alle recent in de media gerapporteerde fouten, bijvoorbeeld die over het smelten van de Himalaya-gletsjers in 2035, stonden in deel 2 van het rapport dat zich buigt over de gevolgen van klimaatverandering. De verdediging vanuit de IPCC-gemeenschap is dat het slechts om ‘een aantal foutjes’ gaat in een rapport van duizenden pagina’s dik en dat die foutjes in het rapport zelf stonden en niet in de Samenvatting voor Beleidsmakers. Tol: “Het opmerkelijke aan die fouten is dat ze allemaal dezelfde kant op gaan, de fouten maken de gevolgen van de opwarming van de aarde erger. Dat duidt erop dat auteurs de gevolgen van klimaatverandering bewust dan wel onbewust willen overdrijven. In deel 3 van het rapport gebeurt juist precies het omgekeerde. Daar probeert het IPCC maatregelen tegen klimaatverandering juist goedkoper voor te stellen dan op basis van de literatuur verantwoord is.”

Tol was expert reviewer van het IPCC-rapport en uitte in de conceptfase al kritiek op het hoofdstuk over de kosten van klimaatbeleid. Die kritiek werd destijds volledig genegeerd, vindt hij. Tol komt nu opnieuw met zijn kritiek naar buiten omdat er door de recente ‘schandalen’ nu meer aandacht is voor tekortkomingen in het IPCC-rapport.