Prof. dr. Herbert H.T. Prins

Vanochtend trakteert het steeds goede dagblad De Pers op een fabuleus interview van Marcel Hulspas met  Prof. dr. Herbert H.T. Prins, hoogleraar Resource Ecology aan mijn Alma Mater de Wageningen University. Het interview gaat over de aanleg van een weg door de Serengeti (zie ook eerder artikel hier) en de paternalistische protestbrief in Nature daartegen van 27 wetenschappers.

Herbert Prins ontpopt zich meer en meer als de Nederlandse Josef Reichholf die de milieufanaten een eeuw na Darwin nog moet uitleggen dat de natuur nooit in ecologisch evenwicht is en dat de enige constante verandering is. Het interview is zo goed dat ik het aandurf het hieronder integraal weer te geven als jullie nu maar beloven voortaan allemaal De Pers te lezen online of offline.

Natuur Een weg door het park

‘Die kwetsbare oernatuur bestaat niet’

Door: Marcel Hulspas
Gepubliceerd: vandaag 00:12
Update: vandaag 00:28

Tanzania wil een snelweg door het Serengetipark. Wetenschappers spreken er schande van, maar de Wageningse ecoloog Herbert Prins vindt dat typisch westers paternalisme.

Twee maanden geleden verscheen in het wetenschappelijk tijdschrift Nature een brief van 27 wetenschappers die alarm sloegen over de plannen van de Tanzaniaanse autoriteiten voor een asfaltweg dwars door het Serengeti National Park. De weg zou de jaarlijkse migratie van de gnoe door het park ernstig belemmeren. De internationale media besteedden er veel aandacht aan. ‘Een schandaal,’ aldus de Wageningse hoogleraar ecologie Herbert Prins. Dan heeft hij het niet over die weg, maar over die brief. ‘Een typisch voorbeeld van westers paternalisme.’

Volgens de briefschrijvers durven gnoes nog geen zandweg over te steken.

‘Onzin! Er ligt daar al tachtig jaar een weg! Kijk, Tanzania kent twee gebieden die zich economisch sterk ontwikkelen: de kuststreek en de streek rond het Victoriameer. Daartussen ligt het Serengetipark, en daardoorheen loopt al een weg. Maar die is heel slecht, en omdat iedereen voortdurend kuilen en plassen probeert te vermijden, is-ie inmiddels zo’n tachtig meter breed. De regering wil die verbinding verbeteren.’

De weg kan ook óm het park.

‘Dat zuidelijke tracé is langer en het terrein is veel lastiger – én je bedient er de toeristenindustrie niet mee.’

Het lijkt alsof je geen conflict ziet tussen economische ontwikkeling en natuurbehoud.

‘Reservaten zijn er om twee redenen: het in stand houden van de natuur én economische ontwikkeling. Tanzania heeft het hoogste percentage natuur ter wereld: dertig procent van het grondgebied is reservaat! Een van de belangrijkste motoren van de economie is toerisme. Hoe krijg je die toeristen daar? Vliegtuigjes, die nu in Kenia veel worden gebruikt, maken lawaai, en vereisen vliegvelden. Tanzania wil dat niet. Dus is ervoor gekozen de weg te verbeteren.’

Hoeveel gnoes zullen aangereden worden?

‘Een paar honderd, misschien? Dat stelt niks voor. De aantallen grote grazers lopen sterk terug, dat klopt, maar dat komt vooral door stroperij. Daardoor verdwijnen jaarlijks zo’n 150.000 gnoes, pakweg net zo veel als er door roofdieren worden gedood. Tegen stroperij doe je weinig. Het gebeurt hoofdzakelijk buiten de parken. In de koloniale tijd waren er strenge wetten, zoals ‘alle wild is van de staat’. Die zijn nog lang in gebruik gebleven maar staan nu ter discussie. Dorpen krijgen het recht een bepaalde hoeveelheid wild te vangen. En dan is er de industriële stroperij, goed georganiseerd, voor de bushmeat-markten in de grote steden. De tweede grote bedreiging is de uitbreiding van landbouw buiten de parken, waardoor overal hekken worden geplaatst en het landschap steeds verder versnippert. Dat is met name in Kenia een probleem. Maar wij zijn geen haar beter. Wij hebben hier onze natuur gesloopt en dat gaan zij, buiten de nationale parken, óók doen.’

Zal daarbinnen een ecologisch evenwicht mogelijk zijn?

‘In Tanzania wel, in Zuid-Afrika ook, maar in Kenia waarschijnlijk niet. Kenia heeft een goede naam in het Westen, maar de Keniaanse parken zijn te klein en gaan gebukt onder slecht management. We hebben daar ooit tellingen uitgevoerd en daaruit bleek dat de aantallen dieren buiten de parken enorm sterk afnemen, maar ín de parken ook heel snel. Alleen Tsavo National Park is mogelijk groot genoeg – maar daarbinnen wordt momenteel flink gestroopt vanuit Somalië. Een machinegeweer kost daar ongeveer één dollar. Maar evenwicht bestaat niet, en heeft nooit bestaan. We hebben het over dynamische systemen. We zien dat de savanne aan het ‘verbomen’ is. Wereldwijd is de savanne sterk aan het veranderen, en vooral de grote grazers – gnoe, zebra, gazelle – krijgen het heel moeilijk.’

Daar valt niets tegen te doen?

‘Nee – en waarom zou je? Ik verzet me tegen natuurvernietiging, niet natuurverandering. Je moet bedenken: dat er momenteel ruim een miljoen gnoes zijn is heel uitzonderlijk. Toen de blanken een eeuw geleden Afrika koloniseerden, ging er vóór hen uit een schokgolf van nieuwe ziektes over het continent. Een van de ergste was de runderpest. Die roeide al het vee van de bevolking uit, waardoor deze verviel tot armoede, maar ook de grote grazers. Rond 1900 was Oost-Afrika zo’n beetje léég! Pas nadat in de jaren vijftig een begin werd gemaakt met de vaccinatie van het vee, kon de veestapel zich herstellen – en begon ook de populatie gnoes te groeien. Van een paar duizend toen naar ruim een miljoen nu. Tanzania beschermt momenteel iets dat twee generaties geleden nog niet bestond. Dat hele geloof in een kwetsbare ‘oernatuur’ daar, die we koste wat kost zo moeten houden, is een dwangideologie.’

@Redactie de pers: een mailtje is genoeg en ik  kort de weergave 66% in en link door naar de bron.