Ik denk dat ik zo langzamerhand kan identificeren waar de logica achter de CO2 broeikasgas theorie ten principale wringt. Men maakt onvoldoende onderscheid tussen het vasthouden van warmte, dat is isolatie, door een veronderstelde donsdekenwerking van de dampkring, en het verschijnsel van opwarming, dan wel afkoeling, een dynamisch proces dat tot temperatuurstijging, dan wel daling leidt.

De volgende aanhalingen zijn ontleend aan een eerdere posting van Brigitte (10 juni 17.44) die uitdaagde de CO2 broeikasgas theorie tegen te spreken. .

B: Als de aarde in een energieonbalans verkeert, bijvoorbeeld als de aarde meer elektromagnetische straling ontvangt dan uitzendt verandert het klimaat. De planeet accumuleert warmte.
AR: Wat is hier de aarde? (a) Het oppervlak, of (b) oppervlak + dampkring? Dit onderscheid dient wel te worden gemaakt.
We houden definitie (b) even aan. OK, meer elektromagnetische straling geeft opwarming. Maar die ‘energie’ moet wel ergens vandaan komen. De zon dus, want H2O en CO2 zijn op zich geen warmtebron. Dan met definitie (a). Straling komt niet alleen van de zon maar ook uit de dampkring. De mate van opwarming hangt dan in de eerste plaats af van de warmtecapaciteit van de aarde en dat is hoofdzakelijk H2O, wat een veel grotere warmtecapaciteit heeft dan ‘lucht’.De warmtecapaciteit van de grote hoeveelheid aanwezige H2O is groot en met een tiental meer W/m2 (bv. IR van CO2) warm je niet eventjes snel op. Voorts, IR dringt maar een paar mm in water door. De bovenlaag warmt op en dat leidt tot meer verdamping, dus afkoeling van het oppervlak. (Negatieve feedback) De CO2 theorie zegt dan, daardoor wordt de dampkring warmer, gaat daardoor meer waterdamp bevatten en dit versterkt de terugstraling uit de dampkring naar het oppervlak en versterkt het ‘broeikas’ effect. (Positieve feedback). Maar, de opwarming van de dampkring bevordert ook de opwaartse convectie en versterkt daarmee de negatieve feedback. De positieve feedback zou overheersen als we te maken zouden hebben met een niet in beweging zijnde dampkring en zonder winden langs het oppervlak. Hiermee komt dus het dynamische proces in beeld.

B: Het gevolg is dat het aardoppervlak (en ook de troposfeer) opwarmt. Maar hoe warmer de aarde wordt, hoe meer straling ze ook uitzendt, tot op een punt dat de hoeveelheid uitgaande straling opnieuw gelijk is aan de ingaande straling, en er dus een nieuw evenwicht bereikt is.
AR: We stuiten weer op het probleem van de definitie (a) of (b). Beginnen we nu met (a) dan geldt ook dat de verhoogde oppervlakte uitstraling koelt. Bekijken we (b), de straling die het systeem verlaat, deze wordt gegeneerd aan de top van de atmosfeer (TOA) . Het is de straling uit de TOA, die bij een nieuw evenwicht gelijk moet worden aan de inkomende zonstraling. Wat zich beneden de TOA, en met name aan het oppervlak, afspeelt, is hierbij theoretisch niet direct relevant. A priori is de veronderstelling dat verhoging van de optische dichtheid van de dampkring een effect zal hebben op de oppervlakte temperatuur, diens evenwichtssituatie, niet absurd. Maar dan worden weer de dynamische processen onvoldoende onvoldoende verrekend.

B: Zonder het broeikaseffect (dus in de veronderstelling dat de atmosfeer volkomen transparant is), kan dit evenwicht heel eenvoudig berekend worden uit de wet van Stefan-Boltzmann. Men komt voor de aarde dan aan een gemiddelde temperatuur van -18°C.
AR: Dit lijkt mij de belangrijkste misvatting in de ‘broeikasgas’ theorie. Onder genoemde conditie is de temperatuur rond de equator +90 C en aan de polen beneden – 200 C, vanwege de onevenredige zoninstraling. Zo mag men niet middelen, de dynamische processen onvoldoende in aanmerking nemend.

B: In werkelijkheid ligt de globale gemiddelde temperatuur op aarde 33 graden hoger (dan -18 C). Deze 33 graden zijn te wijten aan het broeikaseffect.
AR: Het effect van het broeikasgas ligt volgens de fysische handboeken anders. Als we een stilstaande atmosfeer aannemen, met een mondiaal gemiddelde, en een gemiddelde mondiale optische dichtheid van de atmosfeer, en dat deze verantwoordelijk is voor de ‘broeikas’,dan berekent men met de zogenaamde Schwarzchild vergelijking voor stralingstransfer door de kolom dat de gemiddelde oppervlakte temperatuur + 30 C zou zijn. Ze is veel lager, +15 C. En de handboeken zeggen dan ook, die lagere temperatuur wordt veroorzaakt door de koelende werking van de (dynamische) convectie processen.
Hierin zit het sterke effect van het koelings element van de ‘broeikas’ opgesloten. Dat mijns inziens in de CO2 broeikasgas theorie ernstig wordt verwaarloosd.

Daarom blijf ik vooralsnog bij mijn eerder geuite mening (De CO2 obsessie (1)):
de CO2 hype wordt gevoed door:
(1) voorbijgaan aan de oorsprong van de regulerende werking van de waterhuishouding op een mondiale schaal,
(2) een verkeerd gebruik van modellen,
(3) het veronachtzamen van waarnemingen (zie ondermeer Crok’s betoog bij KIVI) en
(4) door gebrek aan objectieve onderzoekers die daadwerkelijk nieuwe inzichten over de werking van de complexe atmosferische processen ontwikkelen.
Naar mijn mening twijfelt geen enkele fysicus die zich in de materie heeft verdiept, aan het donsdeken effect van de dampkring als isolatie materiaal, maar de critici onder hen wel aan het veronderstelde gevolg van de samenstelling van de dampkring, op grond van de dynamische processen die zich daarin afspelen.