Ondertekening van het omstreden VIBEG staat op de rol deze maand: maar de wetenschappelijke onderbouwing van visgebiedsluiting rammelt, zoals we deze serie demonstreren

In deze opvolger van deel 3 – waarin de biologen Beukema en Cadee ‘wat riepen’over hoe fosfaatbemesting tot in de jaren tachtig op het Wad de groei van schelpdierbestanden verdubbelde– roept in deze blog nóg een bioloog wat over fosfaatbemesting en draagkracht voor vogels.

Al in 1993, het jaar 16 voor Piersma voorspelde deze gepromoveerde bioloog en vogelliefhebber in ‘Het Vogeljaar’ nr 41 dat de (schelpdieretende) trekvogels op het Wad in aantal zouden afnemen.

‘Wij mogen ons daarom met zorg afvragen of de toegenomen productie aan voedseldieren van de Waddenzee dankzij de eutrofiering tussen 1960 en de beginjaren tachtig, niet heeft geleid tot toename van de bestanden van deze trekvogels. In dat geval moeten wij nu weer een afname tegemoet zien.’

Voorspelling komt uit: in 10 jaar 42 procent
Ter demonstratie de actualiteit: neem deze NIOZ-paper uit Journal of Animal Ecology van Piersma’s andere rijzende ster Casper Kraan in 2009: van 1996 tot 2005 nam de hoeveelheid schelpdieretende kanoetstrandlopers af met 42 procent. Dat kwam door een afname van 55 procent van gebied met voldoende schelpdieren. De kanoeten pasten ook de grootte van hun maag aan, ze kregen een ‘maagband’.


VIBEG voor de vogels deze maand op de rol
Minder waargenomen vogels ten opzichte van de jaren ’80 was eerder dé rechtvaardiging om de kokkelvissers voor 130 miljoen euro uit te kopen in 2004. Het vormt nu DE rechtvaardiging om grote delen van het Wad en Noordzee dicht te gooien voor andere visserij volgens Natura 2000 via de geplande ondertekening van VIBEG deze maand.

Visserijmensen als Johan Nooitgedacht hopen opnieuw een uitkooppremie uit het vuur te slepen, wat volgens milieuclubs de ondertekening ophoudt. Natuurlijk is dat niet het echte verhaal achter Natura 2000. Dat echte verhaal lees je hier.

‘Vervuiling die geen vervuiling is maar voedsel’
Wat stelt de mysterieuze bioloog in Vogeljaar in 1993 als verklaring dat vogelaantallen kunnen dalen? In de lijn van Beukema en Cadee uit deel 3, stelt hij vast dat de door bemesting veroorzaakte voedselrijkdom aan schelpdieren – waarvan het biologische mechanisme met honderden publicaties in binnen en buitenland is aangetoond- zal inzakken door afnemende bemesting.

Die bemesting zakt in dankzij milieubeleid tegen fosfaat en stikstof. De draagkracht van het Wad zal dus afnemen, en het aantal vogels zal zich op die nieuwe draagkracht instellen. Dat deed hij dus zonder computermodel, maar op basis van biologica.

Draagkracht bepaalt kanoet
Wat stellen Kraan et al in 2009 vast. Er zijn zoveel kanoeten op het Wad als er voedsel is, ze benutten het gebied ‘naar draagkracht’. Dat wat er ligt, benutten ze dus ook. En die draagkracht is nu lager, want er zijn minder schelpdieren. Dus je zou zeggen, de totale hoeveelheid schelpdieren op het Wad is bepalend. Dus niet ‘de natuurlijkheid’ van die schelpdieren, of het aantal schelpdieren dat ‘natuurlijk’is gegroeid maar ook schelpdieren die door bemesting groeiden zijn kanoetenvoedsel. Toch?

Tenzij kanoeten hun snavel ophalen zodra ze één ‘onnatuurlijk’ door fosfaat/stikstofbemesting gegroeid nonnetje oppikken, en verschrikt piepen: die eet ik niet, dat is ‘niet natuurlijk’. Maar ze werken niet bij het NIOZ, het zijn gewoon handlangers van Moeder Natuur: spilziek, vraatzuchtig en opportunistisch.

Sonja Bakkeren dankzij afgenomen vetmesting
Als kanoetenvoedsel het nonnetje bijvoorbeeld door bemesting zijn groei verdubbelt zoals Beukema en Cadeé vaststelden. Als het aantal vogels overeenkomt met de draagkracht, en die draagkracht afneemt. Dan is het in een (bio)logische wereld onweerlegbaar dat afnemende bemesting dankzij milieubeleid die voor vogels gunstige trend omkeert.

Weet ook dat trekvogels hier komen om op te vetten, en in één maand 80 procent in gewicht groeien. Zonder voldoende voedsel is het Sonja Bakkeren geblazen (de maagaanpassing die Piersma beschrijft). En dan halen ze Belgie niet eens.

    Dus, wanneer je de situatie van voedsel en draagkracht meeweegt liggen de kaarten plotseling anders. De beste wetenschappelijke vraag is dan -wanneer je de invloed van visserij op vogels en voedselbeschikbaarheid door andere factoren wilt scheiden: hoeveel kanoeten waren er in de voedselarmere jaren ’50 en daarvoor?

    Want wat vergelijk je nu, als je de hoeveelheid vogels die er nu zijn vergelijkt met de hoeveelheid van de jaren ’80 ten tijde van de voedselpiek?

    Daar ligt de fout in Natura 2000-rapportage, die voor ellende en onkosten zorgt. De Profielendocumenten Natura 2000 vergelijken de situatie van 2004 met 1981 plús hoe de aantallen zich nú ontwikkelen Het ijkpunt van Imares/NIOZ-mensen en milieuclubs die Natura 2000 bepalen, valt samen met de voedselpiek door eutrofiering en bijbehorende hoge draagkracht voor vogels. Zie ook dat er nú niet minder kanoeten zijn dan begin jaren zeventig. En dat de stijgende lijn eind jaren tachtig die begin jaren negentig inzakt. En dat men van de jaren 50 geen gegevens toont/heeft.

Natuurlijk kun je dat ook anders uitleggen: als de koek kleiner is, en het Wad is een natuurgebied met menselijk medegebruik, én het aantal vogels in de jaren ’80 is de norm. Dan moeten die vissers gewoon oplazeren. Maar dat is politiek. Biologisch gezien kun je vragen: waarom zijn de jaren ’80 het ijkpunt, behalve dan dat Piersma en vele onderzoekers toen promoveerden en zich die aantallen als ‘normaal’herinneren? En waarom krijgen vissers alle schuld, terwijl een enorme biologische verklaring als olifant in de kamer van het Wad toetert?

Dat bestuurders van het Ministerie als Ton IJlstra, eerder leidend in het proces van de uitkoop van Kokkelvissers en nu bij Natura 2000 dit naast zich neerleggen, dat heeft te maken met ‘de Nederlandse Norm’, waarover volgend blog gaat.