Als je iets vaak genoeg herhaalt is het vanzelf waar

Morgen debatteert de Tweede Kamer over de verwijdering van (natuurlijke?)stenen uit zee door Greenpeace, het Wad en de Noordzeevisserij. Daarom besloot ik een extra blog te wijden aan de manier waarop ‘The Team’ (symboliek bekend bij Climategaters) onder leiding van Han Lindeboom (WUR Imares, en voorheen NIOZ) de fosfaatbom onschadelijk maakte, een aanvulling op deel 5.

Wat ze schrijven is niet beslist onwaar, het gaat steeds om de manier waarop ze gegevens presenteren.
De PVV stelde Kamervragen over de (gunstige) invloed van fosfaat op visproductie in de Noordzee. Het te verwachten afzwakkende antwoord daarop van het Ministerie van ELI zal ongeveer zo luiden:

Meer dan 90 procent van alle fosfaat in de Noordzee komt uit de oceaan, terwijl de menselijke bijdrage aan de fosfaattoevoer nooit meer dan 5 procent heeft bedragen

…afkomstig uit dit Imaresrapport ‘Fosfaataddities om de visproductie te verhogen?’ van Lindeboom in 2008 in opdracht van het Ministerie, plaats ik in deze blog in de biologisch juiste context. Ons parlement, ook één van Nederland’s grootste partijen mag best eerlijk geinformeerd worden. Toch?


Oude zeekoeien uit de sloot?
Voor de nieuwe instappers, ik behandel hier de onweerlegbare biologische basiswaarheid, dat verrijking van zeewater met fosfaat en stikstof leidt tot een hogere primaire productie (bij voldoende licht).

En dus ook schelpdieren en (bepaalde) vissoorten. De mate van gunstige invloed van bemesting kun je over discussieren, dát het mee móet spelen is een biologisch onweerlegbaar feit, zoals in voorgaande delen besproken. Op het Wad moet de sterk verminderde zeebemesting sinds eind jaren tachtig dus ook hebben bijgedragen aan de slechtere voedselsituatie voor schelpdieretende vogels. Zie blog 3 en 4 in deze reeks.

Vervuiling die goed is omdat het werkt
Visserijbioloog Dolf Boddeke, en zijn wetenschappelijke partner Paul Hagel, beide leidende onderzoekers van het voormalige visserij-instituut RIVO (nu Imares) publiceerden hun fosfaatheorie al in 1993 op de World Fisheries Congress in Athene. Een groot gezelschap visserijbiologen verzamelde zich daar om ‘wat te roepen over fosfaat’ (Philippart’s historische uitspraak in Trouw).

De internationale visserijwereld was enthousiast, en dus belandde hun paper ‘Eutrophication, Fisheries, and Productivity of the North Sea Continental Zone’ als hoofddocument in de congrespublicatie. Zoals bij iedere bioloog met een productiegerichte insteek is ‘meer opbrengst’ synoniem met goed nieuws/interessant. Men staat niet principieel afwijzend tegenover milieumodificaties door mensen, zoals de bemesting van zeewater met stikstof en fosfaat die van 1960 tot 1980 onbedoeld plaatsvond. Uiteraard wel als dit schadelijk uitwerkt op visbestanden.

Bij de huidige eenoog-koning van vaderlandse zee-onderzoek NIOZ/Imares domineert systeemecologisch onderzoek het Wad en Noordzee.
En binnen systeemecologie is juist de insteek dat menselijke toevoeging afbreuk doet aan ‘de natuurlijke processen’, die pas echt werken zonder mensen. Ook is de systeemecologische insteek leidend bij de overheid (en milieuclubs als Stichting de Noordzee), die streeft naar ‘de gezonde zee’ en ‘meer natuurlijkheid’.

  • Er is dus nog maar één visie toegestaan, zoals ik vorig blog al schreef. In de praktijk zal die systeemvisie neerkomen op meer windmolens in de Noordzee en minder visserij
    • In een volgend blog toon ik dat in die momenteel overheersende visie de oorzaak ligt van de gecreeerde schijntegenstelling van ‘De Visserij’ versus ‘Dé Wetenschap’. Een schijntegenstelling waarvan milieuclubs handig gebruik maken en die we ook bij het klimaatdebat tegenkomen.

    Nu eerst de demontage van de fosfaatbom
    Het mag geen geheim heten dat de nu gepensioneerde Boddeke ‘pissed off’ was en is, over de wijze waarop de basisbiologie van de Wad/Noordzee-agenda verdween dankzij de leidende invloed van Han Lindeboom. Ik vind de kweste mooi omdat je ziet hoezeer wetenschap mensenwerk is, waarbij macht en prestige een grote rol spelen.

    Boddeke stuurde me dit artikel in Visserijnieuws in 2005. Daarin publiceerde ‘The Team’van Han Lindeboom met Katja Phillipart, Bert Brinkman (Alterra), Adriaan Rijnsdorp (Imares) en Peter Herman van het NIOO een weerwoord op Boddeke’s pleidooi voor een fosfaatexperiment.

    The Team wilde benadrukken dat hernieuwde fosfaatbemesting geen optie meer was. Ik schreef al dat ze daarin politiek gelijk hadden en kregen via het rapport Fosfaatbemesting om de visproductie te verhogen?.

    Lindeboom voert aan als voornaamste argument:

    ‘‘Duitsland en de EU zullen nieuwe fosfaatlozingen nooit toestaan’.

    Let op de woordkeuze ‘lozing’, terwijl Boddeke een gecontroleerd experiment aanbeveelde. Een experiment dat Yngvar Olssen in Noorwegen gewoon uitvoerde, betaald door de EU. Over dat onderzoek, dat Olsen me toestuurde blog ik binnenkort.

    Succesvol milieubeleid:Verschrompeling fosfaattoevoer sinds jaren tachtig
    Nederland investeerde miljarden euro’s in het minutieus verwijderen van fosfaat (dat nu verbrand wordt en gestort in een mijn in Assche), en het aanpassen van RWZI’s. Het gros van de fosfaat in de Rijn kwam uit Duitsland, dat even rigoureus fosfaat uitbande.

    Dankzij effectieve rioolwaterzuivering en mestbeleid in landbouw door de Duitsers verschrompelde de fosfaattoevoer via de Rijn van 1,7 kilo per seconde in 1981 tot 0,4 kilo per seconde. In milieu-opzicht een overwinning. Vissers kunnen vergeten dat zowel Duitsland als Nederland dit terugdraaien. Geen wonder dat Lindeboom dit argument als eerste opvoert, want daarna daalt het waarheidsgehalte sneller dan het fosfaatgehalte van onze kustzee.

    ‘Fosfaattoevoer mensen maar 5 procent van nutrienten Noordzee’.
    Nadat Lindeboom erkent dat de eutrofiering in de Zuidelijke Noordzee gepaard ging met een hogere productie van vis, (een onweerlegbaar feit, tenzij je net als klimaatonderzoekers redeneert en data afwijst als die niet met modellen overeenstemmen) maakt hij vervolgens het fosfaatargument weer onschadelijk in relatie tot de invloed op visproductie in de Noordzee. Een argument dat we ook zo zichtbaar mogelijk voor bestuurders en journalisten in de conclusies en samenvatting van het 2008-rapport kunnen lezen.

    ‘Meer dan 90 procent van alle fosfaat in de Noordzee komt uit de oceaan, terwijl de menselijke bijdrage aan de fosfaattoevoer nooit meer dan 5 procent heeft bedragen’.

    Let op, die zin kom je nog tegen, bijvoorbeeld als antwoord van een ambtenaar van het Ministerie van ELI op Kamervragen.

    Pleit Lindeboom hier nu voor de afschaffing van rioolwaterzuivering, omdat mensen toch nauwelijks invloed hebben?
    Nee, hij wil benadrukken dat de invloed van fosfaattoevoer op de productie van vis in de Noordzee niet zo groot kan zijn als Boddeke stelt. Op dat punt zou de discussie interessant kunnen worden. Maar dan komt de domper, die creatief boekhouden heet.

  • Lindeboom voert de TOTALE Noordzee tot Noorwegen aan om op die 5 procent te komen.
  • Terwijl Boddeke en Hagel publiceerden over de gunstige invloed op visproductie in de KUSTZONE en de ZUIDELIJKE NOORDZEE.

    Die kust en Zuidelijke Noordzee waarop de rivieren uitkomen, is het gebied waarop de Rijn invloed had. Zo komt ook 20 procent van het Rijnwater via het IJsselmeer op het Wad. Waar liggen de kraamkamers van de belangrijkste commerciele vissoorten? Langs de kust.

    Een reden om vanaf 1989 een zeereservaat in te stellen langs de gehele Nederlandse tot Deense kust van 36.000 vierkante kilometer: de scholbox. Waar werd de verveelvoudiging van fosfaat en stikstofconcentraties vanaf de jaren zestig tot de jaren tachtig gemeten? Tot 40 kilometer van de kust.

    Hoe groot is de watermassa van de Zuidelijke Noordzee, waarin onze kustzone ligt, ten opzichte van de watermassa van de totale Noordzee?
    Precies, 5 procent van de TOTALE Noordzee. Dus, al komen 95 procent van alle nutrienten in de TOTALE NOORDZEE niet uit menselijke bron, het deel van de nutrienten dat wél van menselijke bron kwam, had invloed op precies dat stukje 5 procent dat wél van belang was voor de visstand.

    Het maakt voor je uitkomsten nogal uit of je iets door 5 deelt of door 100. De invloed van Nederlandse fosfaatuitstoot op de visproductie in de Stille Oceaan was waarschijnlijk ook niet groter dan 0,0000000000000000001 procent. Het is alleen geen relevante referentie in dit verhaal over de invloed van fosfaat op visproductie.

    Het is een rookgordijn-argument.
    Waarom moet Lindeboom toevlucht zoeken tot zo’n doorzichtig rookgordijn, als hij ook goede argumenten zou bezitten om Boddeke biologisch te verpletteren. Dan was ik meteen op Lindeboom zijn hand. Kijk, als Lindeboom aanvoert dat de kustzee nu warmer is dan 25 jaar geleden en effecten van fosfaatverrijking anders uitpakken op bijvoorbeeld kabeljauw of schol dan vroeger: Dan kan Lindeboom biologisch gelijk krijgen, al heeft hij geen experiment gedaan om dit te bevestigen.

    Hij ‘roept wat’ over klimaatverandering, en zijn collegae ter academie zullen daar nimmer kritische vragen over stellen.

    Tel daarbij de academische belangen bij meer fosfaat/stikstofreductie-onderzoek vanuit Wageningen
    De Lindebooms zijn in de moderne academische polonaise geen uitzondering maar regel. Mijn jouralistieke collegae hebben vandaag bijvoorbeeld een stikstofperslunch bij ECN. Hierin worden de verschrikkingen van stikstof uitgelegd en de noodzaak iedere stikstofemissie af te knijpen. De parabel met fosfaat/stikstof in zee dringt zich op. Een stof die mogelijk meer voordeel dan nadeel had wordt geframed als ‘Het Probleem’, los van kwantitatief meetbare schade.

    Dus lees je binnenkort in de kranten hoe vreselijk stikstof is voor Het Milieu, en de noodzaak voor ‘meer regulering’ en ‘meer onderzoek’. Ik blogde al eerder over het stikstoffetisjisme van ECN/Alterra (en IIASA), waarop een complete academische industrie drijft met tientallen miljoenen euro’s onderzoeksgeld (het geld voor Nitro-Europe is op).

    ‘Teveel stikstofuitstoot kán verzuring van de bodem geven en uitspoeling van mineralen’, is een vergelijkbare ontoetsbare claim die je bij stikstofberichtgeving tegenkomt. Vergelijkbaar met ‘de klimaatverandering kán enz enz’. Is dat gemeten? Zelden. Maar als iedereen het vaak genoeg roept is het vanzelf waar.

    PS: Ik ben inmiddels uitgenodigd door Bruno Ens, schrijver van EVA2-rapport om ‘mijn ideeen’te presenteren die natuurlijk niet ‘mijn ideeen’ zijn. Alsof de invloed van fosfaat en stikstof op primaire productie een mening is. Het is gewoon wetenschappelijk onderbouwde basisbiologie waarvoor Boddeke en Hagel zich sterk maakten, en nu nog steeds. Ik dank Boddeke dan ook voor het toezenden van zijn papers en info, die ik zo weer met de Climategaters kan delen.

    Mijn ideeen gaan meer over de wijze waarop men met argumentatie a la Boddeke en Hagel omgaat, die symptomatisch zijn voor het door milieuactivisme verstierde academisch klimaat . Dat past precies in de geest van Climategate, en volgend blog kun je daar meer over lezen.