In de Volkskrant van 2 juli verscheen onderstaande brief van vier wetenschappers uit verschillende instellingen, waarin ze het opnamen voor het KNMI (bold door mij). Daar moest ik toch echt even op reageren vond ik! Maar dat kon pas na de onderbouwing in mijn vorige blog.

Tweede-Kamerlid René Leegte (VVD) toont zich wars van onafhankelijke wetenschap als de uitkomsten ervan kennelijk niet in zijn politieke kraam te pas komen. Dat blijkt uit zijn uitspraken over het KNMI (Ten eerste, 29 juni). Leegte vindt het klimaatonderzoek van het KNMI alarmistisch en onvoldoende onafhankelijk.

Het instituut kijkt volgens hem onvoldoende naar de theorieën van de ‘sceptici’, en moet de lijn van het internationale klimaatforum IPCC volgen. Het KNMI kan daarom maar beter worden verzelfstandigd; als de overheid klimaatvragen heeft worden deze gewoon bij marktpartijen aanbesteed.

ls het KNMI partijdig zou zijn (1), waarvoor Leegte geen enkele aanwijzing geeft, zijn vrijwel alle wetenschappelijke instituten, universiteiten en verenigingen wereldwijd dat (2). Een eventuele aanbesteding van klimaatonderzoek bij andere wetenschappelijke instellingen zou dus geen andere conclusies opleveren. De aanwijzingen voor menselijke invloed op het klimaat zijn namelijk heel sterk, en als gevolg daarvan is er een brede wetenschappelijke consensus hierover (3).

 

In al die jaren dat wij met het KNMI werken, hebben we nooit politieke voorkeuren gezien van het instituut of zijn medewerkers, die het werk zouden beïnvloeden. Dat is ook niet zo vreemd: de werking van de aardatmosfeer trekt zich van politieke voorkeuren niets aan, CO2 absorbeert infrarode straling ongeacht de politieke kleur van de onderzoekers, en het smeltpunt van ijs laat zich niet beïnvloeden door de wensen van een lid van de Tweede Kamer.

 

Opmerkelijk genoeg hebben de Nederlandse kennisinstituten (inclusief het KNMI) de afgelopen jaren de dialoog gezocht met ‘klimaatsceptici’ , ondermeer in de brochure De Staat van het Klimaat 2010.(4) In verschillende uitingen over klimaat laat Leegte zien dat zijn kennis van klimaatverandering en van klimaatwetenschap beperkt is. Dat is niet erg, politici kunnen niet inhoudelijk op elk onderwerp expert zijn. Wel kwalijk is op grond van beperkte kennis beweren dat een kennisinstituut zijn werk niet goed doet, partijdig is, en maar moet worden afgeschaft of geprivatiseerd.

 

Het is voor begrip van een complex Systeem van groot belang dat jarenlang en continu kan worden gewerkt aan begrip van de werking van het klimaatsysteem. Als af en toe een vraag uit de Tweede Kamer aan een commercieel bureau in concurrentie wordt aanbesteed, kan diepgaande kennis niet meer worden opgebouwd. Bovendien zou een dergelijke aanbesteding van onderzoek juist afhankelijkheid van de politieke wind in de hand kunnen werken.

Juist Nederland, waar de economie bovengemiddeld gevoelig is voor intensiteit en spreiding over het jaar van regenval, van rivierwaterafvoer, van de zeespiegel en meer mede van het klimaat afhankelijke factoren, kan zich geen oppervlakkige, met de politieke wind meewaaiende klimaatkennis veroorloven (5).

Prof. dr. Bert Holtslag, Universiteit Wageningen

Dr. ir. Ernst Schrama,TU-Delft

Dr. Roderik van de Wal, IMAU Universiteit Utrecht

Dr. ir. Bart Verheggen, ECN

 

Kort commentaar op de vijf door mij gemerkte passages in de brief:

Als het KNMI partijdig zou zijn (1),

Deze zin vormt de kern van het commentaar. Blijkbaar vinden de schrijvers dat het KNMI een onpartijdige rol speelt in de klimaatdiscussie. Deze stellingname is uiterst merkwaardig. In mijn vorige blog legde ik duidelijk uit wat iedereen die met het klimaatdebat te maken heeft weet: het KNMI is zelf één van de twee partijen in dit debat, namelijk de IPCC vertegenwoordiging in Nederland.

….zijn vrijwel alle wetenschappelijke instituten, universiteiten en verenigingen wereldwijd dat (2).

Dat is een nogal pijnlijke constatering van de schrijvers, want helaas is dat voor een groot deel de werkelijkheid. Dat maakt het KNMI overigens niet minder partijdig. Het verklaart wel waarom de heren geen oog hebben voor de partijdigheid van het KNMI. Daarmee valt hun brief in de categorie “Wij van WC eend adviseren… WC eend!”

…..en als gevolg daarvan is er een brede wetenschappelijke consensus hierover (3).

Ah, de schrijvers bedoelen dus blijkbaar niet dat het KNMI en de wetenschappelijke instituten onpartijdig zijn, maar dat er maar één waarheid is. Niet het KNMI is fout, want eenzijdig, maar de sceptici, omdat zij een andere visie hebben. Het betoog wordt er niet sterker op…

Opmerkelijk genoeg hebben de Nederlandse kennisinstituten (inclusief het KNMI) de afgelopen jaren de dialoog gezocht met ‘klimaatsceptici’, ondermeer in de brochure De Staat van het Klimaat 2010. (4)

Ten eerste: als het KNMI een objectief standpunt heeft in het klimaatdebat, hoe kan ze dan de dialoog zoeken met sceptici? Dat zou iets zijn voor de tegenpartij van de sceptici, namelijk de alarmisten.

Verder zijn er na climategate inderdaad uitnodigende geluiden geweest vanuit het KNMI. Dat heeft geleid tot voordrachten in De Bilt van Marcel Crok en Noor van Andel, en tot één moeizaam verlopende email discussie. Deze toenadering is vanuit de sceptische hoek overigens zeer gewaardeerd en toegejuicht, en heeft geleid tot enige opbouwende initiatieven achter de schermen. Maar ondanks nadrukkelijke toezeggingen is er van een daadwerkelijke samenwerking niets terecht gekomen; het KNMI bleek alle interesse daarvoor al weer snel verloren te zijn. Op dit moment is er voor zover ik weet nergens meer een dialoog met het KNMI aan de gang.

Tot slot “De Staat van het Klimaat 2010”, de recente uitgave van het PCCC, waar in de brief naar verwezen wordt. Dit PCCC is een door VROM ondersteund forum dat objectieve informatie over het klimaatonderzoek moet verschaffen aan het publiek. Overigens wordt er in de praktijk alleen aandacht besteed aan de IPCC visie.

Het aangaan van de dialoog met  de sceptici door het PCCC had eruit kunnen bestaan aan Marcel Crok te vragen een bijdrage te leveren naar aanleiding van het uitkomen zijn boek. Maar zoals het PCCC zweeg als het graf na climategate en de erop volgende IPCC schandalen, zo werd ook aan het uitkomen van Marcel’s boek destijds volledig voorbij gegaan.

Waar de brief van de wetenschappers op doelt is hoofdstuk twee van De Staat van het klimaat 2010 van het PCCC. Hierin wordt zeer summier ingegaan op een aantal sceptische publicaties. Getracht wordt om een weerwoord te bieden als verdediging van het IPCC standpunt. Maar het bestrijden van sceptische denkbeelden is iets anders dan een dialoog.

Een objectieve reactie zou er niet uit bestaan hebben juist die paar punten uit de sceptische publicaties te pakken waar men denkt iets tegenin te kunnen brengen, want die voegen niets toe aan de bestaande mainstream inzichten; maar juist in te gaan op de punten van kritiek op het IPCC die ook in ogen van het KNMI wél een feitelijke basis hebben. Dan kun je door de dialoog daarover met je tegenstander je inzicht vergroten, en zo nodig je standpunt aanpassen. Dat is de betekenis van een dialoog. En daar is dus zoals gezegd op dit moment geen sprake van.

Juist Nederland…… kan zich geen oppervlakkige, met de politieke windmeewaaiende klimaatkennis veroorloven (6).

Hier zijn we het helemaal over eens!

De conclusie kan alleen maar zijn dat het KNMI klimaatonderzoek losgemaakt moet worden van de politieke invloed vanuit het ministerie, en dat de taken die te maken hebben met het eveneens politieke IPCC focal point er weggehaald moeten worden.

 

Conclusie

Ik denk dat ik in het voorgaande voldoende heb aangetoond dat de schrijvers zich met hun brief, in goedbedoelde collegialiteit met de KNMI wetenschappers en vol alarmistische ijver, toch enigszins in eigen voet geschoten hebben. Het is namelijk echt niet vol te houden dat het KNMI onpartijdig is, en men is het blijkbaar juist met René Leegte eens dat de dialoog met de sceptici moet worden aangegaan en dat de politieke invloed op het KNMI moet worden ingeperkt.