Steve McIntyre

Op verzoek de eerste van twee blogs die ik n.a.v. de Heartland conferentie  in mei  op De Dagelijkse Standaard geplaatst heb.

Opmerkelijke uitspraak van Steve McIntyre


Mijn bezoek aan de Heartland 4th International Conference on Climate Change (ICCC) begon uitstekend! Bij het openingsdiner hield mijn innemende Canadese held Steve McIntyre een toespraak over zijn jarenlange zoektocht naar de waarheid achter de Hockeystick van Mann en Jones, deze keer aangevuld met verbijsterende informatie over de ander kant in deze strijd, uit de uitgelekte climategate emails van het CRU. Heldere, niet aangedikte informatie uit eerste hand, die u (met alle andere lezingen van ICCC4) hier kunt bekijken.
Toch was hij mild in zijn oordeel over de betrokken wetenschappers Jones, Mann en Briffa, en maande hij tot een gematigde opstelling in het debat, tot groot ongenoegen van een groot deel van het publiek. Dat wilde deze “boeven” achter de tralies.
Bij de vragen uit de zaal werd het onbegrip voor McIntyre’s vergevingsgezindheid alleen maar groter, en bij het afdalen van het podium merkte Steve op dat het magere applausje na afloop wel erg schril afstak bij de staande ovatie die hij bij zijn aantreden had gekregen!
Ik snelde naar mijn kamer om hierover een blog voor climategate.nl te gaan schrijven, want dit leek me toch wel een belangrijk nieuwtje..

Pas na middernacht was het af, en toen ik naar beneden ging om me weer bij de groep te voegen, trof ik nog maar vier mensen aan, maar daaronder waren wel de sprekers Patrick Michaels en tot mijn grote vreugde: Steve McIntyre.
Hun gesprek ging (nog steeds?) over de vraag waarom McIntyre de alarmistische wetenschappers zo in bescherming nam. (zie ook http://spectator.org/blog/2010/05/17/top-mann-nemesis-hes-not-a-fra )

Ik werd bij het gesprek betrokken door McIntyre (ik hoefde slechts te zeggen dat ik voor hetzelfde blog schreef als Marcel Crok) en kon hem meteen steunen in zijn standpunt. Mijn stellingname was dat je wetenschappers niet op de IPCC manier in een publiek debat kunt betrekken, maar daar ingenieurs voor nodig hebt. McIntyre beaamde direct wat ik zei, en deed er nog een schepje bovenop:

“Natuurlijk heb je gelijk. Als je een top-ingenieursbureau twintig miljoen betaalt om het uit te zoeken, weet je binnen een jaar precies waar je aan toe bent!”

Dit is natuurlijk een tamelijk a-specifieke uitspraak ten aanzien van “wat” er dan uitgezocht zou moeten worden, maar het was duidelijk dat we op hetzelfde spoor zaten.
Dit voelde ik als een flinke steun in de rug, en dat van de man waar ik zo’n groot respect voor heb!

Mann en Jones geen fraudeurs?

Los van de argumenten om het debat beschaafd te houden die ik al in mijn climategate.nl blog heb vermeld, speelde nog een andere overweging bij McIntyre om de falende wetenschappers die hem zo onheus behandeld hebben niet al te hard te veroordelen. Die lag in het feit dat de manier waarop wetenschappers met hun theorieën omgaan sterk afwijkt van de manier waarop dit in het publieke debat gebeurt.

Hoe fouter hoe beter…

In de wetenschap gaat het om een soort spel, waarbij een theorie aan de collega’s wordt voorgelegd, wat liefst een uitgebreid en langdurig dispuut oplevert waaruit interessante nieuwe inzichten kunnen voortkomen. Daar gaat wetenschap over: het vinden van interessante nieuwe theorieën.
In de vaak aangehaalde opvatting over wetenschap van Popper is een theorie wetenschappelijk zelfs interessanter naarmate hij meer falsifieerbaar is, m.a.w. naarmate er meer fouten in aangetoond kunnen worden. Dat levert namelijk de meeste nieuwe kennis op.
Dit zou echter inhouden dat de wetenschap nooit méér dan hypotheses kan produceren, die geldig zijn tót ze weerlegd worden. Een beetje zoals verstandig appels snoepen pas na vele jaren heel slecht bleek voor de tanden, en je spinazie toch best blijkt te mogen opwarmen. Hoewel, wie weet komt er morgen wel weer een onderzoek uit dat het tegendeel beweert.
Uiteraard wil iedere wetenschapper graag “de waarheid” vinden, maar in de praktijk komt het erop neer dat hij zijn eigen theorie zo mooi mogelijk optuigt en zijn tegenstanders zoveel mogelijk bestrijdt, maar het uiteindelijk aan de geschiedenis overlaat om te bepalen of hij gelijk had. In zekere zin is dat niet zijn verantwoordelijkheid.
Einstein heeft (vooralsnog!) goed gescoord met zijn relativiteitstheorie, bravo, maar zat er op andere punten helemaal naast. Dat zal niemand hem verwijten.

Hoe anders is dat nu met Mann en Jones…
Begrijp me niet verkeerd: ik vind dat ze met name in wetenschappelijk opzicht zeer verwijtbaar gehandeld hebben, en hiervan ernstige consequenties moeten ondervinden. Ook al zijn ze mede door een verkeerd systeem in deze moeilijke positie beland.
Maar dat is niet de hoofdconclusie.
Zondebokken plegen de aandacht van iets anders af te leiden. Daarom moet wel zeer duidelijk gemaakt worden wat deze heren fout gedaan hebben, moet gekeken worden hoe dat zo gekomen is, en hoe we dat in de toekomst kunnen voorkomen. Maar het afstraffen van de “schuldige” wetenschappers zonder de structuur van de klimaatwetenschap aan te passen levert niets op voor de toekomst. Dáár moet de nadruk op liggen.

Wetenschappelijke starheid

Er komt nog iets bij deze wispelturigheid van de wetenschap: wetenschappelijke theorieën schieten vaak dermate sterk wortel in een wetenschappelijke gemeenschap, ook zonder dat er een goed bewijs voor is, dat nieuwe ideeën volstrekt geen kans maken, tot een hele generatie wetenschappers is uitgestorven. Ik noemde als voorbeelden al de continentale drift theorie van meteoroloog Alfred Wegener, die hij in 1915 op schrift stelde en die pas 50 jaar later in geologische kringen algemeen geaccepteerd werd, en de verklaring voor de ijstijden die ingenieur Milutin Milanković in 1920 opstelde, en ook pas in de 70’er jaren erkenning bij de klimatologen opleverde.

Let wel: in beide gevallen kwamen de nieuwe ideeën van buitenstaanders!
De wetenschappelijke gemeenschap heeft nu eenmaal de neiging om enerzijds genoegen te nemen met voortborduren op theoretische en nog onbewezen kennis (zie Popper), en anderzijds ideeën die niet uit eigen kring komen categorisch te negeren of zelfs te ridiculiseren.

Ook dit aspect is goed herkenbaar in het klimaatdebat…

Technologie

Toch zijn alle grote wetenschappelijke verworvenheden waar onze wereld nu zo van profiteert op deze gebrekkige wijze tot stand gekomen. Maar… ze zijn pas bruikbaar geworden nadat ze van theorie naar praktijk zijn vertaald.

Dat is niet het werk van wetenschappers maar van technologen.
Die gaan kijken in hoeverre er in de praktijk iets te doen is met de theorie, en gaan daarbij zo pragmatisch mogelijk te werk: hoeveel empirische ondersteuning is er voor de theorie, klopt het sommetje, hoe groot is de foutmarge, wat zijn de risico’s, kortom: kan ik er wat mee?
Het zijn uiteindelijk de ingenieurs die ons op de maan brengen, een kleuren tv maken, een microprocessor ontwikkelen. Als je wilt weten of iets kan, of iets werkt, of je ergens op mag rekenen, moet je dat niet aan de wetenschappers vragen. Die weten dat gewoon niet, en zijn er zelfs maar zijdelings in geïnteresseerd.

De essentiële basis van dit verschil is het feit dat wetenschappers ongestraft fouten mogen maken en ingenieurs niet.

Tot mijn grote ergernis worden wetenschap en techniek echter altijd in één adem genoemd, terwijl het onderscheid zo wezenlijk is. Ik vrees dat dit mede door de ingenieurs zelf veroorzaakt wordt: de technische universiteiten zijn uiteraard wetenschappelijk volledig op het niveau van hun niet technische zusteruniversiteiten, en willen dus ook wetenschappelijk voor vol aangezien worden.
Technische universiteiten zijn namelijk wel wetenschappelijke instituten, maar gaan alleen een stap verder. Gaat quantummechanica op een faculteit Natuurkunde over het vinden van nieuwe quantumdeeltjes, op faculteit Technische Natuurkunde in Delft gaat over het maken van een quantumbit: één elektron dat als computergeheugen een hele berg aan informatie kan bevatten.

De consensus bewerking

Ik zal hier niet ingaan op de achtergronden van de oprichting van het IPCC, maar één van de gedachten erachter was terecht: je kunt voor beleid niet uit de voeten met wat de wetenschap produceert. Elk goed wetenschappelijk rapport geeft aan wat de reikwijdte van de uitkomsten ervan is, en maakt daarbij zoveel voorbehoud dat je als beleidsmaker gewoon niet weet waar je aan toe bent. De meeste aan het IPCC geleverde rapporten zijn in dat opzicht behoorlijk correct.
De taak van het IPCC is om al die rapporten te verwerken tot een heldere conclusie die voor beleid bruikbaar is. Kortom: aan het IPCC is opgelegd om tot een consensus te komen.
Dit heeft geleid tot de steeds verkramptere manier waarop er met de wetenschappelijke gegevens is omgegaan. Het eindeloos voortdurende debat (normaal en juist gewenst in de wetenschap) moest in dit geval de kop ingedrukt worden.
Dit proces gaat in tegen de kern van de wetenschap, en kon dus alleen maar fout gaan.

Het zal u niet verbazen dat ik vind dat de slag van theorie naar praktijk niet door de wetenschappers, actievoerders en belanghebbenden in het IPCC had mogen gebeuren, aangestuurd en gecontroleerd door hun politieke geldschieters en activistische actiegroepen, maar dat hiervoor een beroep op vooraanstaande, onafhankelijke ingenieurs gedaan had moeten worden.
Daarin zag ook Steve McIntyre de oplossing, eerder dan in de oplaaiende discussie over het hervormen van de wetenschap, zoals hij tot slot nog even tussen neus en lippen door opmerkte…