Ter gelegenheid van het uitkomen van het lijvige boekwerk van Rathenau onderzoekers Jurgen Ganzevles en Rinie van Est: “Energie in 2030- maatschappelijke keuzes van nu” (438 pagina’s) hield het Rathenau Instituut op 12 oktober een symposium in een volle Haagsche schouwburg: “Energie in 2030 – Dwarse Burgers en Pijnlijke Keuzes”

Energie in 2030 – de mythes

Bij een eerste vluchtige doorbladersessie (ik heb nog niet het hele werk gelezen) lijkt het een bijzonder grondige beschouwing. Het valt ook zeker in de publicatie te prijzen dat men geprobeerd heeft om met beide benen op de grond te blijven. En wie goed onderzoek doet naar de energievoorziening van de toekomst, stuit al gauw op een reeks harde feiten die in het duurzame energiedebat al jaren volledig genegeerd worden. Daarvan zijn er zeven benoemd, en één van de aanbevelingen waarmee het boek besluit bestaat eruit deze mythes te doorbreken.

Ik zal ze kort behandelen.

1. “De technologie lost het energievraagstuk op.”…

Dit is volgens de schrijvers een mythe omdat elke technologie ook nadelen kent en op maatschappelijke weerstand stuit. Het lijkt mij echter duidelijk dat het energievraagstuk alleen met technologie opgelost kan worden. De mythe is hoogstens dat dit snel kan gaan gebeuren. Dat is gelukkig ook niet nodig, we hebben nog voor honderden jaren fossiel.

2. “Fossiele energie is op zijn retour.”…

Dit is inderdaad, na de AGW hypothese, de op één na grootste mythe van deze tijd. Blijkbaar hebben de schrijvers mijn blog “De Wereld Energievoorziening in 2050” gelezen, want dit was letterlijk één van mijn conclusies. We zullen nog zeker 100 jaar voor meer dan 50%  van onze energievoorziening afhankelijk zijn van fossiel, en de komende decennia zal het fossiele gebruik in ieder geval nog flink toenemen.                        

3. “Hernieuwbare energie is oneindig beschikbaar.”….

Het rapport wijst ook hier op in mijn artikel genoemde bezwaren: hernieuwbare energiebronnen vreten beperkt beschikbare grondstoffen en vragen enorme investeringen. Ook het ontstaan van problemen bij het opschalen van de productie van de bronnen worden hier benoemd, en zelfs geassocieerd met de peak-oil problematiek.

4. “Hogere energie-efficiëntie leidt tot minder energieverbruik.”…

Hier wordt gewezen op het rebound-effect van energiebesparing: door besparing ontstaat ruimte voor andere activiteiten die weer méér energie kosten. Als mensen van het bespaarde energiegeld een vliegvakantie naar een warm land boeken schiet je er niks mee op.

5. “De overheid stelt slechts randvoorwaarden aan een vrije markt.”…

Overheden zijn in veel gevallen nog aandeelhouders in energiebedrijven, en zullen aan de andere kant ook actief zware maatregelen op moeten leggen willen de duurzame doelstellingen ooit dichterbij komen.

6. ”We zijn op weg naar CO2- neutraal.”…

In Nederland is onlangs de CO2 uitstoot weliswaar iets gedaald, maar dat komt door de crisis. Wereldwijd stijgt de CO2 productie met ongeveer 2% per jaar, en daarin is geen kentering merkbaar. Ook dat weet u uit mijn blog over de illusie van de CO2 reductie.

7. “Nederlandse verduurzaming is duurzaamheid.”

Hier wordt erop gewezen dat de hele keten achter duurzame bronnen (van grondstoffenwinning via productie en transport tot plaatsing in Nederland) vaak juist absoluut niet duurzaam of mens/milieuvriendelijk is. De desastreuze humanitaire gevolgen van biobrandstof uit palmolie zijn bekend, en de grondstoffenwinning voor zonnepanelen en windmolens is extreem milieuvervuilend.  En soms kost de hele keten van productie van biobrandstoffen méér energie dan er in de brandstof geproduceerd wordt, en dat tegen enorme kosten aan arbeid, geld en landbouwareaal.

De achtste mythe

De sprekers en de bezoekers hadden overduidelijk het al jaren voortwoekerende referentiekader waarmee ook de vlotte gespreksleidster behept was:

“Het klimaat gaat eraan door CO2 en de fossiele brandstoffen raken op, dus er is een grote urgentie om zo snel mogelijk fossiel te vervangen door hernieuwbare bronnen! Dat kan ook best, als de regering maar duidelijke en pijnlijke keuzes maakt, zoals Duitsland.”

Dit is overigens helaas niet de achtste mythe in het boek, maar het uitgangspunt ervan. Met een dergelijk uitgangspunt is het denkbaar, maar daarom nog niet acceptabel, dat een berekening van de kosten van deze zg. urgente verduurzaming buiten de beschouwing blijft.

In het boek wordt wel gesproken over het probleem van “de beperkte investeringsbereidheid” in renewables. Dat is wel erg eufemistisch uitgedrukt! Men bedoelt hier dat de overheden vooralsnog niet bereid zijn honderden miljarden in een overhaaste transitie naar wind en zon te steken, waardoor “duurzame” ondernemers risicoloos hun zakken kunnen vullen. Klagerig wordt gesproken over de afnemende duurzame ambitie van het huidige kabinet. En daar verschijnen dan opvallend genoeg opeens wél bedragen bij!

De schrijvers besluiten met vijf aanbevelingen waar niets mee mis is, maar waar je nou niet direct een deuk mee in een pakje boter drukt. Het gebrek aan onderbouwing van de kostenkant van het verduurzaming in hun boek was hen zelf blijkbaar ook al opgevallen, want de laatste aanbeveling is:

“Ontwikkel een huishoudboekje voor de energie-economie tot 2030.”

Kijk, als ze dat nou zélf gedaan hadden, had het boek tenminste een echte bijdrage aan het debat betekend. Nu is het ondanks de vele goede observaties nog steeds niets meer dan een bevestiging van de hardnekkigste en gevaarlijkste aller energiemythes: die van de maakbaarheid van een snelle niet-fossiele wereldenergieproductie.

Burgers, past op uw zaak!

Ronduit verontrustend was het om te horen waar we naartoe gaan met ons energiebeleid als het aan de vele aanwezige professionals ligt. Net als op de VVM bijeenkomst was de consensus dat de overheid hard en pijnlijk moet ingrijpen.

Om dat zo onzichtbaar mogelijk te doen, moet voor een systeem gekozen worden, waarbij de energiemaatschappijen betalen voor de duurzame energie.

Die zijn daar best toe bereid, en de energiebedrijven die al redelijk wat duurzaam hebben staan zijn hier al enige tijd stevig voor aan het lobbyen. Maar dan eisen ze uiteraard wetgeving die álle leveranciers verplicht om een bepaald percentage van de stroom duurzaam te produceren, met daarbij heldere regels voor wat duurzaam is, en de garantie dat verandering van deze wetgeving minstens 20 jaar tevoren moet worden aangekondigd, op straffe van enorme boetes voor de overheid. Anders ga je als energiebedrijf natuurlijk geen honderden miljarden stoppen in megalomane windparken of zonnefarms à la Desertec.

In alle gesprekken voelde je deze gedachte doorklinken, met een geaccepteerde toegenomen rol van aardgas als (weinig CO2 producerende) fossiele back-up. Ik vermoed dat achter de schermen alle partijen elkaar allang in deze strategie gevonden hebben en naar concrete implementatie toewerken. Voor zover dat gaat over iets hogere percentages dan de energiebedrijven nu al duurzaam produceren, gaan we daar in eerste instantie niet zo veel van merken.

Maar wanneer hierbij het verplichte percentage uit de bus komt dat nodig is om de klimaatdoelstellingen te halen, zal de in Nederland toch al zeer hoge energieprijs de komende jaren nog dramatisch verder omhoog vliegen. En daar zouden we dan een generatie lang niets tegen kunnen doen, ook al is de klimaathype over vijf jaar al weer helemaal overgewaaid. In de sociaal zwakke wijken in de grote steden zullen grote groepen gezinnen hun energierekening gewoon niet meer kunnen betalen, en de koopkracht van alle burgers zal sterk verminderen, wat de economie in een recessie zal drukken.

Een nachtmerrie waar niet genoeg tegen gewaarschuwd kan worden!

 

17/10 2011:  De laatste alinea wordt de dag na het schrijven ervan pijnlijk bevestigd door een uitgelekt EU rapport. Voorlopig is er weinig over de inhoud bekend, zie voorlopig deze blog op Elsevier.nl.

Windproject van De Windvogel (foto: www.windvogel.nl)