Inleiding van Prof. Herman Russchenberg

Donderdagmiddag werd in het TU Science Centre in het oude “Mijnbouw” het Delft Climate Institute ten doop gehouden met een verhelderend minisymposium.

Omdat de verschillende handelingen in drie ruimtes plaatsvonden die zo ver mogelijk van elkaar verwijderd waren in het enorme gebouw, bewoog het gezelschap zich voortdurend tussen groepen uitgelaten kinderen die zich uitstekend vermaakten in de doolhof van zaaltjes met overal heerlijk speelbare wetenschap. Een fantastisch levend gebouw waar iedereen in het bezit van wijsneusjes tussen de 5 en 15 jaar beslist eens een dagje heen moet gaan, waarbij de kinderen ook als excuus bruikbaar zijn om het zelf allemaal eens te gaan ervaren! Het is het voormalige Evoluon in het kwadraat. Je kroost kan er zelfs zijn verjaardag vieren.

Directeur Russchenberg van het DCI legde aan de hand van het logo uit wat de bedoeling van het instituut was: met een koele blik kijken naar een opwarmende aarde. Het schaaltje onder de aarde duidde overigens op de noodzakelijke zorg voor de aarde die daarbij nodig was.

Deze koele blik kan deels letterlijk opgevat worden: een belangrijk deel van het DCI wordt gevormd door satellietwaarneming.

TU Delft en klimaat

Het DCI is vooralsnog een virtueel instituut, dat bestaand onderzoek op de TU coördineert en stimuleert, onder andere door thematisch te werk te gaan. Rector Magnificus Luyben vermeldde bij de financiering van het instituut alleen Universiteits- en faculteitsgelden, maar ik neem aan dat de instituutvorm mede gekozen is om ook naar andere klimaatgelden te kunnen hengelen. De TUD is er dan rijkelijk laat mee om nog een graantje mee te pikken uit de inmiddels alweer flink minder gevulde klimaatruif.                                 

Tot nu toe had Delft erg weinig met klimaat. De studenten willen al een tijdje allemaal erg groen zijn, en onder rector Magnificus Fokkema werd dat ook sterk gestimuleerd, maar dat kreeg geen tanden in de universiteitsstructuur of in het debat. Alleen Prof. Salomon Kroonenberg mengde zich na het uitkomen van zijn baanbrekende boek “De Menselijke maat” in het debat, met buitengewoon nuchter en helder commentaar op de AGW hypothese, en is jarenlang voor de media de vaste knuffelscepticus geweest. Verder ging het op de TU vooral over energie. Met een betreurenswaardige misstap in de vorm van een groep die zich met de dwaze CO2 opslag bezig hield.

Klimaatdebat was er amper.

Dat ging zelfs zover dat mij door de studentenduurzaamheidsvereniging Osiris gevraagd werd om een uitdagend artikel voor het (onder alle studenten en medewerkers verspreide) blad Osiris Magazine te schrijven. Daarin liet ik – met weinig nuance – geen spaan heel van de hele AGW hypothese. Maar uit de hele grasgroene TU kwam niet één kritische reactie. Wel kreeg ik een jaar later (2007) een enthousiaste collegezaal vol, met mijn avondvullende lezing “Kyoto en andere sprookjes”, voor Osiris/Studium Generale.

Ik was dus héél benieuwd wat de insteek van het DCI zou zijn!
Kregen we in Delft nu ook Wageningse en Utrechtse toestanden?

DCI presentatie

Het eerste deel van de middag werd ingevuld door wetenschappers uit het instituut die in een kwartier hun onderzoek presenteerden. (Zie hier voor de presentaties)

Dr. Marie Claire ten Veldhuis – Extreem weer en de stad

Liet zien hoe men met zeer kleine resolutie in tijd en plaats (meters en minuten) de neerslag gaat meten in het gebied Parijs- London – Amsterdam en de daarbij horende waterhuishouding gaat modelleren.

Prof. Harm Jonker – Wolken en klimaat

Toonde imponerende wolkensimulaties, waaruit bleek hoever men al was met het begrijpen van het gedrag van wolken. Zelfs de trails die je vanuit de ruimte ziet die niet van vliegtuigen maar van schepen afkomstig zijn, blijken goed uit de simulatie te rollen. En daar komt erg weinig modellering aan te pas: het zijn simulaties op grond van primitieve formules gecombineerd met wat hij verlekkerd “brute computing”noemde. In feite toonde hij dus  zuivere representaties van formules. Prachtig!

Dr. Bert Vermeersen – Zeespiegelstijging

In een imponerend betoog waaruit grote deskundigheid sprak over alle aspecten van zeespiegelstijging, rekende Vermeersen af met veel misverstanden. Hij herhaalde wat u al in mijn blogs over het onderwerp heeft gelezen: twee derde van de stijging is het gevolg van uitzetting van de oceaan na de laatste ijstijd, en alles bij elkaar is de stijging redelijk stabiel 3,2 +/- 0,4 mm per jaar. Er wordt geen versnelling waargenomen en deze waarde is allerminst alarmerend.

De discussie over dit verschijnsel noemde hij academisch. De relatieve stijging van de zeespiegel tov het land, die wél praktische consequenties heeft, wijkt vaak sterk af van dit gemiddelde en is soms tot een orde groter. Langs de hele westkust van de Amerika’s daalt de zeespiegel zelfs. En Nederland “kantelt”: onze westelijke kant daalt omdat de hogere zeespiegel na de ijstijd de aardkorst indrukt.

Dit hangt samen met een hele dynamiek van landdaling en –stijging als gevolg van ijstijden, en enorme zwaartekracht effecten. Dit laatste was de achtergrond van de vraag uit de wetenschapsquiz afgelopen december waaruit bleek dat als alle ijs van Groenland smelt, de zeespiegel eromheen juist daalt.

Drs Andrew Bollinger – Klimaatbeleid

Zelfs over klimaatbeleid vallen zinnige dingen te onderzoeken en te kwantificeren. Zo wordt adhv een grondige analyse met simulaties bewezen wat je eigenlijk al met je boerenverstand kunt bedenken: als je niks doet blijft de CO2 stijgen; de huidige emissiehandel stuurt een beetje tegen maar stagneert al snel; alleen met carbon tax zou je grote invloed kunnen uitoefenen. Een emissiehandelssysteem kan namelijk altijd leiden tot het instorten van de CO2 prijs, waardoor lange termijn investeringen die erop gebaseerd zijn onrendabel worden. Die investeringen worden dus ook niet gedaan, waardoor het overhaast ingevoerde ETS achteraf dus toch niet zo’n slim idee geweest blijkt te zijn.

TU Delft en alarmisme

Alle aanwezigen en sprekers leken klimaatverandering als vaststaand feit te zien, en de mens als meest waarschijnlijke veroorzaker ervan. Precies in die woorden werd er ook over gesproken. Geen enkele keer werd AGW als vaststaand aangenomen. Er werd niet met catastrofale gevolgen gedreigd, er werd geen politieke keuze gemaakt. Er overheerste een verfrissend gebrek aan interesse in de politieke kant van het klimaatdebat.

Niemand pretendeerde ook daar veel vanaf te weten. Marie Claire Veldhuis kreeg een vraag uit de zaal die enige kennis op dit gebied vereiste en ze vroeg daarop rustig of er misschien een klimaatwetenschapper aanwezig was. Haar onderzoeksgebied grensde wel aan dat van de vraag, maar ze leek niet eens in de verleiding te komen om deskundigheid voor te wenden. Waar tref je dat elders aan in het klimaatdebat?

De ruggengraat van het DCI is vooral heel goed meten. Data verzamelen, feiten vaststellen, en zorgvuldig interpreteren. En dat op een verschrikkelijk knappe manier met prachtige technologie.

Heerlijk, ik ben weer trots op mijn alma mater!

Er is zelfs een interactieve database gebouwd op wikipedia basis voor al deze data, zodat iedereen erover kan beschikken.

Klimaatdiscussie

Het tweede deel van de middag bestond uit een discussie nav stellingen uit het klimaatdebat, met klimaatwetenschappers. Die kwamen (dus) allemaal van buiten Delft:

Dr. Appy Sluijs (Universiteit Utrecht)

Prof. Bram Bregman (Radboud Universiteit, KNMI)

Prof. Bart van den Hurk (IMAU, KNMI)

Alle drie zijn AGW aanhangers, maar toch belandden we niet meteen weer in de bekende tegenstellingen. De zaal was actief en betrokken, en de discussie verhelderend, vriendelijk, zeer ontspannen en voor iedereen verhelderend vermoed ik. Ik kreeg ruim de kans om wat tegenspel te geven en ook Marcel Crok had goede inbreng, maar op grote lijnen was ik het eigenlijk wel eens met de sprekers.

Van de Hurk en Bregman benadrukten beiden meerdere malen in letterlijk deze woorden dat de enige reden om een grote CO2 invloed op het klimaat  aan te nemen voortkomt uit je geloof in de klimaatmodellen. Er is geen ander bewijs. Dat zij zelf enthousiast zijn over de modellen en geloven dat ze het klimaat al erg goed beschrijven, neemt niet weg dat ze ook beiden vaststelden dat het klimaat niet te voorspellen is. De modellen zijn gewoon scenario’s. En ze draaien om CO2 als voornaamste variabele. Het is duidelijk dat er belangrijke variabelen zijn (bv. aerosolen, de zon, landgebruik) waarvan het begrip nog erg klein is, en die dus maar beperkt (en in invloed klein) in de modellen zitten.

Over de feiten zijn we het dus eens, de sprekers geloven alleen méér in de juiste uitkomst van de modellen.

De koers van het KNMI

Van de Hurk vertelde dat binnen het KNMI op dit moment een discussie speelt over de toekomst: moeten ze een speler in het debat worden (blijven…) of een autoriteit?

Dat verbaasde me wel: het KNMI is jarenlang een speler geweest, terwijl het een autoriteit pretendeerde te zijn. Na de grote KNMI kwestie vorig jaar, heeft men zich naar buiten niet meer als IPCC propagandamakers opgesteld, dus ik dacht dat de beslissing genomen was om weer terug te keren naar de zuivere wetenschap.

We zullen deze ontwikkeling dus met argusogen volgen!

Toch nog de fout in

Jammer dat Appy Sluijs aan het einde van de dag toch de mist in ging. Was het bijna een vlekkeloze klimaatdag geweest, komt er toch nog een smetje op.

Hij merkte op dat het in de hele geschiedenis van de aarde nog nooit koud geweest is bij een hoge CO2 concentratie, wat een sterke “observational evidence “ was voor de opwarmende eigenschappen van CO2.

Mijn opmerking “I happen to think that that is not true” werd sportief opgevat (“fair enough”), maar daarna merkte mijn buurman grinnikend op dat hij dan toch de spreker geloofde. Op zich kan ik hem dat niet kwalijk nemen: dit is bij uitstek de expertise van Sluijs.

Maar toch blijf ik bij mijn standpunt.  En dan is het weer leuk dat je als blogger lekker je gelijk kunt halen:

Alarm – CO2 tekort!

Er is nog maar één maal in de geschiedenis zo dramatisch weinig CO2 in de lucht geweest als de laatste miljoenen jaren, nl in het Perm, 300 miljoen jaar geleden. De meeste planten sterven af bij 150 PPM, terwijl we in de laatste ijstijden tot 180 waren gezakt, duidelijk in de gevarenzone. Er is altijd veel méér CO2 geweest dan nu. In de tijd van ongekende groei van plant en dier, het Jurassic met de Dino’s, was er ca 7x zoveel, bij het ontstaan van het overvloedige landleven aan het begin van het phanerozoïcum 10 tot 20 maal zoveel, en daarvoor tientallen tot honderden malen meer.  Is het dus maar twee keer koud geweest op aarde?

De ijstijden waar we normaliter over spreken duren 100.000 jaar, waarna het even een paar duizend jaar warm is. We leven nu in een uitzonderlijk lang warm interglaciaal, van al 15.000 jaar. Geologisch gezien zitten we overigens al 30 miljoen jaar in een ijstijd want er is al die tijd een ijskap op de zuidpool geweest. Maar er zijn in de geschiedenis van de aarde véél koudere en veel warmere periodes geweest, onder invloed van een nog onbekende cyclische forcering, die wonderwel lijkt te correleren met kosmische straling, maar juist niet met CO2. Zo valt de laatste lange koude tijd aan het eind van het jurassic juist samen met de hoogste CO2 concentratie sinds de laatste “dip” in het Perm.

Zelfs als Sluijs de bijgaande grafiek zou weten te ontmaskeren als een vervalsing (dan zijn er trouwens vele, want deze temperatuur- en CO2 waardes komen overal terug) dan was zijn opmerking nog steeds wetenschappelijk onverantwoord: een correlatie is nog geen oorzakelijk verband. Er kan ook meer CO2 vrijkomen bij hogere temperaturen.

Sluijs publiceerde in Nature samen met Peter Bijl, waarover ik eerder blogde. Ook Bijl strooide veel te slordig met CO2 bewijzen.

Gelukkig hebben alle Delftenaren wel schone handen gehouden, en belooft het Delft Climate Institute een onpartijdige, concrete, wetenschappelijke bijdrage aan de klimaatwetenschap te gaan leveren in de vorm van goede data en een correcte interpretatie daarvan. Precies de koele blik die we nodig hebben.