Bioshape Jatropha plantage

Gastblogger Niek Rodenburg doet verslag van zijn onderzoek naar de praktijken van het inmiddels failliete Bioshape, het Nederlandse bedrijf dat in Tanzania jatropha probeerde te verbouwen.
Opmerkelijk detail is dat de groener dan groene Jan Paul van Soest, die graag zijn tijd mag vullen met het beschuldigen van klimaatsceptici van malafide praktijken, voorzitter was van de raad van commissarissen van Bioshape en dus verantwoordelijk toezichthouder was.

De kwade machten die de natuur en de weerloze derdewereldbevolking bedreigen

Van Soest laat in het interview met Milieudefensie optekenen:

“Samenwerking en afspraken zijn nodig om te zorgen dat er niet meer wordt geoogst dan de natuur aan kan. Juist dit laatste is nu precies wat de klimaatsceptici en de machten die zij dienen niet willen.”

Vertel dat maar eens aan de inwoners van Mavuji in Tanzania die hun grond zijn kwijtgeraakt aan het bedrijf waar van Soest toezicht op moest houden.

Bioshape
Van Soest was tot aan het faillissement van de Bioshape Holding in 2010 voorzitter van de Raad van Commissarissen van de Bioshape Holding. Als zodanig had hij de wettelijke plicht controle uit te oefenen op dit bedrijf.

De Bioshape Holding wilde in Tanzania de jatropha hype nieuw leven inblazen. Daartoe zou met behulp van miljoenen Euro’s van onder andere Eneco Energie en zakenbank Kempen & Co, ruim 80.000 hectare grond in Tanzania gekocht gaan worden om het tropisch wonderplantje jatropha te kweken.             

In plaats van de jatropha lokaal te verwerken tot biodiesel en daarmee de lokale bevolking werk te bieden zouden de jatropha zaadjes met honderdduizenden tonnen tegelijk naar België en Nederland getransporteerd worden om ze hier uit te persen. Uiteindelijk is voor ongeveer € 300.000 31.000 hectare grond op vreemde wijze verkregen.

In Tanzania is de uitgifte van grond geregeld via het TIC, de Tanzaniaanse Investerings Maatschappij, maar de directeur van de TIC heeft verklaard dat Bioshape van hem nooit de toestemming heeft gekregen om land in het district Kilwa te kopen. In plaats daarvan is er volgens de directeur van de TIC door enkele corrupte ambtenaren op het ministerie van de al net zo corrupte ex minister John Chiligati, een papiertje ondertekend en van de nodige stempels voorzien, aan Bioshape overhandigd.

CE Delft
Onder supervisie van van Soest werd door zijn ex werkgever, CE Delft, een rapport geschreven waarin werd gezegd dat de teelt van jatropha CO2 neutraal zou zijn. Zoals gebruikelijk in dit soort rapporten wordt er nogal wat informatie weggelaten dat de CO2 cijfers negatief zou kunnen beïnvloeden. Dus werd de kap van tienduizenden m³ tropisch hardhout niet meegeteld. Bij de kap van al dit hout zijn honderdduizenden tonnen CO2 vrijgekomen. De compensatie daarvan zou al minstens 50 jaar gaan duren.

MER
Bioshape moest een MER maken voor de werkzaamheden in Tanzania. In het Engels heet zoiets een Environmental Impact Assessment ( EIA).
Bij deze MER werd door advocaten in Tanzania de nodige vraagtekens gezet. Zo werd op de cover een lijst met namen gedrukt, waarvan de argeloze lezer zou denken, nou nou, die hebben het mooi voor elkaar.
De instantie in Tanzania die de MER moest beoordelen, de National Environmental Management Council (NEMC), werd er in ieder geval door op het verkeerde been gezet.

Bij het zien van de naam van één van de auteurs, Dr. C.J. Kayombo, de meest vooraanstaande botanicus bij het Nationaal Herbarium in Tanzania, keurde het NEMC de MER direct goed, in de wetenschap dat de naam Kayombo garant zou staan voor een vrijwel vlekkeloze MER.

Groot was de verbazing bij Dr. Kayombo toen hij hoorde dat zijn naam op de MER stond. Hij wist dat niet, sterker nog, hij had er nooit van gehoord en al helemaal niet aan meegewerkt.

Volgens de Forest and Beekeeping Division in Tanzania(FBD) hebben zelfs twee van de drie auteurs niets aan deze MER bijgedragen.

De NEMC kreeg van regeringsautoriteiten het advies om aanvullend onderzoek bij BioShape Tanzania te doen over de juridische geldigheid van de verstrekte vergunningen, inclusief een onderzoek naar mogelijke fraude bij het aanvragen en verlenen van de vergunningen, maar dat is nooit gebeurd….

Ook kreeg de instantie die de MER voor BioShape had verzorgd, de Environmental Management Consultants (EMAC) in de noord Tanzaniaanse plaats Moshi een veeg uit de pan. Het betreft hier een oordeel over de gebieden van het Neumateule/Namatimbili regenwoud die door BioShape worden gebruikt om tropisch hardhout te kappen voor het plaats maken van de jatropha plantages.
Het best ontwikkelde oerwoud ligt in het noordelijke deel langs de plateau randen en in het zuiden langs een riviertje. Deze delen werden door BioShape gekapt.
De EMAC had ten tijde van het maken van de MER voor BioShape moeten weten welk belangrijk natuurgebied werd opgeofferd ten behoeve van de werkzaamheden door BioShape.
In december 2005 was er namelijk een uitgebreid rapport verschenen over de ornitologie in het gebied en in juli 2006 werd door Erik Prins en G. Philip Clarke een uitgebreide studie beschreven over de vegatatie in het gebied.

AIDEnvironment
Kennelijk rook BioShape onraad, want na het publiceren van de MER moest er heel snel een zogenaamde ‘Strategic Impact Assessment’ geregeld worden door het bedrijf AIDEnvironment in Amsterdam. Een consultant van AIDEnvironment heeft voor het opstellen van deze SIA Tanzania bezocht.
Diverse instanties hebben bij AIDEnvironment om inzage in deze SIA gevraagd, maar kreeg geen toestemming omdat er vertrouwelijke informatie in zou staan.
AIDEnvironment kwam later met een verklaring dat dit geen Environmental Impact Assessment (EIA) was maar een Strategic Impact Assessment (SIA) en op grond daarvan buiten de eis tot openbaarmaking volgens EU richtlijn 2003/35/EC8 viel. Ja ja.

Je kunt vragen stellen bij de onafhankelijkheid of onpartijdigheid van deze SIA, immers zowel een bestuurslid van AIDEnvironment, en de voorzitter van de RvC van de BioShape Holding B.V.,van Soest dus, hadden ten tijd van het maken van deze SIA een commissariaat bij verschillende onderdelen van de Triodos Bank. Een link is zo gelegd…

“Biofuels in Africa”
Nog een reden om aan de onpartijdigheid van deze SIA te twijfelen is het feit dat AIDEnvironment verschillende rapporten heeft geschreven waarin staat dat de beschermde gebieden in Oost Afrika door de komst van biobrandstofbedrijven als BioShape, worden aangetast.
In het rapport ‘Biofuels in Africa’, gemaakt in mei 2008, staat letterlijk:

Wetlands are a vital link in the African water cycle. They are a source of life for both people and
nature. Although African wetlands cover only about 4% of its total land mass, they store more
than half the world’s liquid fresh water storage. Many people depend directly on the wetlands.
The fertile soils, the availability of fresh water and fish stocks provide the basis for their
livelihood. African wetlands also host a broad array of species and play an essential role for
migratory birds in Europe and Asia. Despite their importance, inland and coastal wetlands are
being lost faster than any other ecosystem. Large-scale irrigation, drainage and pollution
increasingly take their toll.
The growing global attention for biofuels could increase the pressure on the African wetlands. So
far, Africa has remained at the sideline of the production of biofuel feedstocks, but is more and
more regarded as the ‘global power house’. Africa has a favorable climate, affordable labor and
abundant land resources. This raises the question of how the development of biofuels will affect
African wetland areas and the people living there.

In een tweede rapport over biofuels in Africa, ‘A2002 Biofuels and Wetlands.pdf’ van december 2009, schrijft AIDEnvironment:

The world market for biofuels has expanded rapidly in recent years. Biofuel production brings both
opportunities and challenges from a sustainability perspective. The quick scan has identified
the following main issues of concern relating to biofuels production impacting wetlands, namely:
* Green House Gas (GHG) emissions;
* Biodiversity loss;
* Bad water and soil management practices;
* Infrastructure development and related environmental and social impacts;
* Land rights, indigenous people’s right, labor and human rights;
* Socio-economic development and fair prices;
* Competition with food, feed and local uses;
* Use of marginal and degraded land;
* Indirect Land Use Change (ILUC).

En dit bedrijf schrijft dus een SIA voor Bioshape waarin geen bedenkingen staan tegen het werk van Bioshape in Tanzania.

Op wie moest van Soest zoal toezicht houden?
Cor Vaes
Hé, een nieuwe naam?
Hij was de de CEO van Bioshape Tanzania Ltd. Ook aan deze naam kleeft het een en ander. Zo kwam hij twee maal in aanraking met justitie. Het eerste geval had betrekking op verdenking van handel in verboden groeihormonen die door veevoer waren gemengd. Zijn bedrijf Profarm had er mee te maken. Als gevolg van dit hormonenschandaal werden in de hele EU honderden varkensbedrijven gesloten.
In het tweede geval kwam Vaes in aanraking met justitie om dat hij ten onrechte vier jaar lang gebruik had gemaakt van een regeling van het ministerie van Economische Zaken. Hij zou zogenaamd Speurwerk en Onderzoek doen. Een bedrijf dat gebruikt maakt van deze S&O regeling komt in aanmerking voor verminderde afdracht van loonbelasting en andere sociale wetten.
Bij controle van de boekhouding door de uitvoeringsinstantie van de wet, het Agentschap NL, werd geconstateerd dat Cor Vaes helemaal geen speurwerk en ontwikkeling had gedaan. Hij protesteerde tegen de intrekking van de vier beschikkingen door het Agentschap NL, maar werd uiteindelijk door de rechter in het ongelijk gesteld.
De drie gebroeders Paes
Investeerders in de Bioshape Holding. Verdienden miljoenen toen vader Paes zijn zand- en grindbedrijf eind vorige eeuw verkocht en zich op het pad van de duurzame energie begaf.
Er is niet één duurzaam project van de heren dat succesvol is geweest.
Via hun drie privé investeringsmaatschappijtjes hebben ze miljoen verloren aan allerlei duurzame experimenten, maar Bioshape was wel de grootste mislukking.

Verdere betrokkenen:

Zakenbank Kempen & Co.
Deze bank heeft een vordering op de failliete boedel van meer dan € 5 miljoen.

Eneco Energie
Deze energiereus schiet er meer dan € 8 miljoen bij in en laat de zaak maar zo. Het verlies is afgeboekt.
Eneco Energie was trouwens de oorzaak van het faillissement van de Bioshape Holding.
Na het verstrekken van verkeerde informatie uit Tanzania hield Eneco het voor gezien en trok zich terug als grootste investeerder. Een opmerking van de toenmalige directeur Milieu van Eneco, Ton Meier, bespoedigde ongetwijfeld het vertrek van Eneco. Over de jatrophaplant zei hij eind 2008 in de wandelgangen van een workshop over jatropha in Tanzania het volgende:  ‘Het is een interessante plant, maar ik zie niet hoe het als business case haalbaar zou zijn. Van principes kun je niet eten.’

Kennelijk had Eneco het helemaal gehad met dit soort handel in jatropha, want een woordvoerder van de afdeling Biomassa van Eneco Energie zei in het voorjaar van 2010 over het beleid van Eneco met betrekking tot de inzet van biomassa: “We hanteren strenge regels voor biomassa als energiebron: het moet economisch rendabel zijn, het mag de voedselvoorziening van mensen niet verdringen en het moet ook echt de CO2-uitstoot helpen terugdringen.”

Curator
De curator in het faillissement van Bioshape maakt zich niet al te druk om mogelijke bestuurdersaansprakelijkheid te onderzoeken.

Van Soest had als toezichthouder de wettelijke plicht toe te zien op Bioshape.