Bij het Planbureau voor de Leefomgeving/Stichting de Noordzee gaat het slecht met zeezoogdieren omdat ze steeds vaker worden gezien

Het is vandaag Wereldbiodiversiteitsdag, en zoals de SWNM-Biodiversiteitwijzer toont gaat het met onze natuur zo slecht nog niet. Toch voert Stichting de Noordzee vandaag campagne met Han Lindeboom voor mariene reservaten, met alarmerende en schijnbaar wetenschappelijke claims:

De Noordzee, het grootste natuurgebied van Nederland, staat onder druk. In 2010 maakte de Natuurbalans bekend dat de biodiversiteit in zee nog maar 40% is van wat het ooit geweest is. “Des te meer noodzaak dat belangrijke gebieden en diersoorten goed beschermd worden, zodat de biodiversiteit in zee zich kan herstellen”, aldus Monique van de Water van Stichting De Noordzee.

Waar komt die lobbybewering vandaan? Wortelboer 2010; ‘natuurkwaliteit de helft van natuurlijk’
Je vindt de herkomst van die claim in het rapport Natuurkwaliteit zoute wateren van Wortelboer et al 2010, van het Planbureau voor de Leefomgeving. Een rapport dat met hulp van Christien Absil van Stichting de Noordzee werd gemaakt. Dat stelt:

De huidige gemiddelde Natuurkwaliteit van de gebieden Noordzee, Waddenzee en Delta-wateren ligt iets beneden de 40% (Figuur S1). Dit betekent dat er in deze systemen nog biodiversiteit aanwezig is, maar ook dat er vergeleken met de natuurlijke referentie al veel (60%) is verdwenen. De verschillen tussen de soortgroepen zijn groot, waarbij de zoogdieren gemiddeld relatief laag (1-25%) en de vogels gemiddeld relatief hoog (circa 60%) scoren op Natuurkwaliteit.

Zeezoogdieren drukken gemiddelde omlaag: maar klopt dat wel?
Stel jezelf de vraag: hoe weten ze dat? Want, ten opzichte van wanneer of wat geldt die ’60 procent’ verlies. En hoe kunnen zeezoogdieren nu zo laag scoren als de zeehond in historisch hoge aantallen voorkomt, (ten opzichte van de jaren zeventig zijn de aantallen meer dan vertienvoudigd) de bruinvis (idem) in historisch aantallen terugkeert sinds de jaren ’70, we er zelfs sinds de jaren ’80 een nieuw zeezoogdier bijhebben: de grijze zeehond, die al jaren exponentieel in aantal toenam. Iedereen die regelmatig op het Wad vaart wordt doodgegooid met de rugvinnetjes van bruinvissen.

    Laten we dus zien hoe ze bij zoogdieren die ‘natuurkwaliteit’berekenen, en dan vaststellen dat Rick Wortelboer qua wetenschappelijke kwaliteit niet hoger komt dan 40 procent.


zoogdieren drukken gemiddelde omlaag, terwijl alle referentiesoorten in aantal TOE nemen sinds de jaren '70 '70

Meteen valt op bij bladzijde 124 dat ze een nieuwkomer- de grijze zeehond waarmee het dus zo goed gaat- NIET meerekenen.

Vanwege de beschikbaarheid van referenties en aantallen dieren, zijn als indicatoren de bruinvis (Noordzee, Waddenzee en Delta-wateren), dolfijnen (diverse soorten in de Noordzee)
en de gewone zeehond (Noordzee, Waddenzee en Deltawateren) gebruikt bij de bepaling van de Natuurkwaliteit.

Omdat er geen historische referentie van de grijze zeehond bestaat, wanneer je de literatuur niet kent en de studie van Wim Wolff uit 2000 niet leest. Terwijl juist die grijze zeehond één van de 4 ´harde indicatoren´zou zijn voor natuurkwaliteit bij zeezoogdieren, volgens de ENIGE studie ooit gedaan in dit verband door Meesters et al 2009,

Meesters et al. (2009b) noemen in de lijst van ‘harde’ Indicatoren voor de Natuurwaarde de soorten: dwergvinvis, griend, gewone zeehond en grijze zeehond. In de aanvullende lijst staan vermeld: bruinvis, tuimelaar, witsnuitdolfijn en ‘andere dolfijnen’. De AMOEBE gebruikte bruinvis, dolfijnen (als groep) en de gewone zeehond (Baptist en Jagtman, 1997). Zie het overzicht in Tabel 2.58. De monitoring van deze soorten is beperkt

Met bruinvis gaat het slecht omdat het steeds beter gaat??????
Voor de aantallen bruinvissen verlaat Wortelboer zich op websites als trektellen.nl en een persbericht. Als streefbeeld geven zij een – niet op waarnemingen of gegevens rustende- historische referentie/slag in de lucht van 50.000 bruinvissen in de Nederlandse Noordzeekust en 1000 in de Waddenzee. Waarom? Daarom…

Gemiddeld 25 bruinvissen voor de Waddenzee inclusief Eems-Dollard lijkt derhalve een redelijke
schatting, hoewel precieze gegevens ontbreken. Duidelijk is wel dat ook in het topjaar 2006 het aantal bruinvissen in de Waddenzee als geheel ver beneden de referentiewaarde van 1000 dieren lag.

Overigens zijn er in januari 2009 al 132 bruinvissen voor de Nederlandse kust waargenomen, een record voor deze maand (Bron: waarneming.nl). In de Oosterschelde is sinds 2009 een groep van enkele tientallen bruinvissen gevestigd (persbericht rugvin.nl).

Aantal willekeurige waarnemingen delen door willekeurig wensbeeld= Natuurbalans/ Stichting de NoordzeeDus, je gelooft het niet, maar dit is echt hoe het Planbureau voor de Leefomgeving ´natuurkwaliteit en biodiversiteit´berekent, en zichzelf als wetenschappelijk adviseur serieus blijft nemen.

    Wortelboer deelt het gemiddeld aantal waarnemingen per maand door vogelaars in de Waddenzee (meest vanaf de veerpont naar Texel en vanaf hun vakantiehuisje) van bruinvissen tussen 2000- 2006 van 25, door het GEWENSTE aantal van 1000 dieren- zonder te vertellen hoe het aantal waarnemingen zich vertaald naar dichtheden- en dat is dan zijn maat voor natuurkwaliteit.

En die is laag als je 25 door 1000 deelt. Waardoor je met 3 zoogdieren en zelfverzonnen referenties een laag percentage natuurkwaliteit krijgt. Dankzij dat lage percentage bij zeezoogdieren druk je dus het totaalgemiddelde naar 40 procent voor zoute wateren in de Natuurbalans.