Kantelpunt: we vallen van de aarde af als we te ver varen

Sluiten mensen zich af van doemscenario’s over de teloorgang van de planeet, om zich goed te blijven voelen? Of verdienen dergelijke- uit computerprojecties en gebrekkige data afkomstige- theoretische constructies terecht relativering? Boerenverstand en geestelijke afstomping zijn twee verschillende zaken

Met enige regelmaat- zoals afgelopen week in biologenkrant Bionieuws– duikt de volgende bewering op: uit sociaal-wetenschappelijk onderzoek zou blijken dat mensen uit zelfbehoud zich afsluiten van doemverhalen over de toekomst van onze planeet, die ecologen verkondigen. Zoals over voorspelde ‘kantelpunten’, waarna leven op aarde onmogelijk zou worden. Ergo: simpele burgers willen ons ecologen niet geloven, het ontkennen zit in hun aard. Burgers hebben dus begeleiding nodig, en wat worden wij slimme mensen toch slecht begrepen.

Doemfilter
Dat in ieder mens een doemfilter zit, ook voor ´kantelpunten´wisten we echter al zonder ‘dé wetenschap’. Dankzij duizenden jaren wereldliteratuur en ondervinding: anders is leven onleefbaar. Het aantal doden gedeeld door de (emotionele) afstand bepaalt onze betrokkenheid bij rampen. Ook bepaalt de relatieve mate van hinder die wij dagelijks van gebeurtenissen ondervinden, onze leefkeuzes.

Ieder mensenleven kent kantelpunten
Hoewel de lucht in Friesland veel schoner is dan in Amsterdam, zijn huizenprijzen in de hoofdstad een veelvoud. Ergo: werkgelegenheid is belangrijker dan schone lucht, want het belang meet je niet aan wat mensen zéggen maar wat ze doen. ´Het milieu´is één van de vele factoren, die menselijk welzijn dicteert. Een mensenleven kent daarnaast vele kantelpunten/plotse verandering. Bij mij was dat een recente aanrijding door een motor met fors letsel, bij een ander het verlies van een geliefde of juist een blijde geboorte, bij een ecoloog het uitsterven van zijn studieobject.

De ene academicus krijgt in het dagelijks leven bij meer mensen een luisterend oor dan de andere: de chirurg die je dochtertje opereert, claimt bij doorsnee burgers meer urgentie dan een halfkale ecoloog die (alweer) het einde van de wereld/ kantelpunten verkondigt.

Kantelpuntecoloog heeft beroep op autoriteit nodig bij gebrek bewijs en belang
In voorgenoemd voorbeeld – mensen geloven ons ecologen niet- wordt het beroep op ‘de wetenschap’ dus gebruikt om meer autoriteit te geven aan de eigen debatpositie bij milieuzaken: en om de eigen ‘business’, het milieu een hogere politieke positie te geven. De door ecologen voorspelde kantelpunten krijgen zo meer zeggenschap in een mensenleven, want zij vertegenwoordigen ‘de wetenschap’, de autoriteit. Critici zijn ongeschoolde barbaren die zich afsluiten. Maar misschien moet de doorsnee burger juist zijn oren spitsen, als wetenschappers ‘argument by authority’nodig hebben om hun belang te onderstrepen.


Het motto van de Verlichting is zelf waarnemen en nadenken.
De Verlichting betekent niet het op een voetstuk plaatsen van academici die een autoriteit opbouwden met populaire concepten. Uiteindelijk is niets menselijks wetenschappers vreemd. In media – ook wetenschappelijke- krijgt de volgende optie dus volgens mij te weinig krediet: doemverhalen, en moralistische verhalen met beroep op het voorzorgprincipe dienen om zwakke bewijsvoering te maskeren.

    Deze positie is alles behalve postmodern, meer ouderwets modernistisch: fysiek bewijs moet gewoon de doorslag geven. Hard bewijs heeft geen doemverhalen, beroep op autoriteit en voorzorgprincipe nodig. En het klinkt populistisch maar is niettemin waar: waar- terwijl u hier nu zit- hebt u nu last van? De ecologische crisis?

Ecologie is Soft Science
Ecologie en klimatologie – van belang voor de naderende Earth Summit in Rio– zou je namelijk soft science kunnen noemen. Een tak van sport waar ook de doorsnee burger – mits goed geinformeerd- vragen over kan stellen. Het debat gaat niet alleen over fysische feiten maar ook over risicoperceptie. Welke verandering, en welke invloed van vele op een mensenleven is een ramp? Ook bij de wetenschappers zelf speelt die vraag, en zo kan de scheidslijn vervagen tussen wetenschap, politiek en zelfs religie.

Wetenschap ontleent autoriteit aan techniek
Wetenschap ontleent haar autoriteit niet aan soft science als ecologie, maar aan de successen van medische en technische vooruitgang. Daarom hechtten we vroeger in het Westen waarde aan wetenschappelijk advies: mensen die hun sommetjes maken, kregen een man op de maan, genazen kanker.

Sommige takken van wetenschap zijn ‘harder’dan andere, leunen op meer onweerlegbaar fysiek bewijs. Klimatologen en ecologen leunen op ‘harde’fysische feiten, wat de disciplines meer gezag geeft: maar hun disciplines doen uitspraken over zulke complexe systemen dat je al snel alle kanten op kunt. Neem bijvoorbeeld kooldioxidegas, waarvan al 150 jaar bewezen is dat dit een broeikasgas is. Onweerlegbaar. Meer broeikasgas in de atmosfeer móet dus wel invloed hebben. Dé hamvraag is hoevéél, vandaar dat de meest uiteenlopende klimaatscenario’s de ronde doen.

Kies uw favoriete risico
Bij een antwoord komt ook de risicoperceptie van wetenschappers kijken. In de eindeloos complexe natuur met vele variabelen gaan klimaatsimplisten – meer CO2 leidt automatisch tot ‘catastrofale’ opwarming – de mist in. Momenteel zijn allerlei kunstgrepen nodig, om de niet voorspelde stagnatie van de wereldtemperatuur te verklaren tot Chinese aerosolen aan toe.
Daarnaast is meer CO2 niet principieel slecht. Zo kent een verhoogde concentratie kooldioxide in de atmosfeer onweerlegbare biologische voordelen die tuinders in het Westland dagelijks toepassen: zoals verhoogde plantaardige productie. Valt voldoende neerslag, dan mag het best een paar graadjes warmer. Planten worden ook meer klimaatbestendig bij meer CO2: ze krijgen minder huidmondjes via welke ze water verliezen.

Waarom schatten we dus het ene risico hoger in, dan het voordeel van de andere?
En hoe hard is het bewijs voor ieder risico? Die vragen zijn misschien wel belangrijker, dan de pretentie dat critici van ecologen met academische status geestelijke afgestompt zijn. Iedere verándering ten opzichte van een historische referentie is niet beslist een ramp voor de mensheid: de rampzaligheid wordt in grote mate bepaald door risicoperceptie.

Er zijn veel meer factoren die menselijk welzijn bepalen dan de – op basis van beperkte metingen bepaalde- gemiddelde wereldtemperatuur voor 1850, die normerend zou zijn. Of het aantal geschatte soorten en ‘natuurlijke habitats’voor 1700, die in de Millennium Ecosystem Assessment als normerend gelden, bij het Planbureau voor de Leefomgeving. En sommige discussies voor de Earth Summit. Het schelle geschreeuw van ecologen zou wel eens kunnen dienen, om hun ondergeschikte belang voor mensen te compenseren.

Doemvoorspellingen geen fysieke feiten maar constructies
Dramatische uitsterfcijfers zijn niet gebaseerd op een telling van verdwenen soorten: maar op computerprojecties van landschapsverandering sinds 1700, van nog niet door de wetenschap beschreven soorten. Waarbij de hoge uitsterfcijfers automatisch volgen, omdat men ecologisch herstel níet meerekent. In de computer is natuurbescherming dus intrinsiek vruchteloos. Kijken we naar de – in de ecologenwereld momenteel zeer populaire- kantelpunten, dan zien we ook dat deze leunen op zeer magere data, en meer academische oefeningen zijn van plausibele mechanismen.

Veilige grenzen van in de stad wonende progressieve academici
Een veel geciteerde studie die in 2009 in Nature verscheen gaf bijvoorbeeld een ‘veilige grens’aan waar de mensheid in kan bewegen. Qua ‘biodiversiteit’, een theoretisch construct, zouden we al over een theoretische grens zitten. En qua klimaat zou het kantelpunt in aantocht zijn, wánt we zitten al over een concentratie van 350 ppm kooldioxide heen. Die magische grens van 350 ppm werd uitsluitend bepaald, op basis van de juist in het klimaatdebat zo heftig bediscussieerde áánname, dat het klimaat hypergevoelig is voor CO2. En dat deze concentratie nooit in de afgelopen duizenden jaren werd overschreden.

    Bij het vaststellen van deze ‘veilige’grens negeerden de auteurs de onweerlegbare biologische voordelen van meer kooldioxide. Om met beroep op het voorzorgprincipe eventuele risico’s voor een klimaatomslag de voorkeur te geven. Meer dan fysieke bewijzen, geven de auteurs dus getuigenis van hun risicoperceptie. De mate waarin Westerse – meestal in stedelijke omgeving verblijvende- academici risico’s inschatten, is geen fysiek feit als de broeikaswerking van CO2, of de gunstige werking van extra CO2 voor planten. De Nature-paper is dus geen ode aan de kracht van bewijs, maar aan de vermeende autoriteit van deze groep academici.

Veel autoriteit, weinig zeggingskracht
Weliswaar konden de auteurs allen bogen op een hoge graad van academische autoriteit, en geldt het blad Nature als ‘gezaghebbend’. Maar wanneer wetenschap zich moet verlaten op autoriteit en het voorzorgprincipe, in plaats van hard bewijs kun je op zijn minst twijfels hebben over de geldigheid van de uitkomsten. Academici zijn net mensen, met modes, politieke druk, de drang om te scoren, even goed kuddedieren als ieder ander. Het is dus maar de vraag of je beslist een geestelijke aandoening moet hebben, ‘ontkenner’moet zijn om hun uitspraken met een korrel zout te nemen.

´De liefde voor theorie is de wortel van alle kwaad´
‘The Love of Theory is the root of all evil’ zo stelde Amerikaans statisticus William Briggs recent op zijn blog. Met name voor mensen met academisch denkniveau kan een idee of theorie kan zo meeslepend zijn- of verbonden met het eigen academische prestige – dat de liefde voor theorie dé werkelijkheid wordt. Sommige theorieen leverden de afgelopen jaren zoveel onderzoeksgeld op én politiek gezag, dat het lastig werd daarvan af te wijken. Een manier om kritiek te ontlopen is dan te verklaren dat de criticus geestelijk is afgestompt, moreel gemankeerd. Waarbij die aandoening uiteraard ‘wetenschappelijk is bewezen’.

Debat aangaan in plaats van ontlopen
Men wint het debat/ ontloopt het zo met beroep op autoriteit en volgzame media doen de rest. Komt kritiek van buiten, zoals van onderlegde bloggers als Steven McIntyre van Climateaudit, dan begint het respectievelijk negeren afserveren, in diskrediet brengen: meestal met hulp van journalisten met feilloos geloof in ‘De Wetenschap’, de versie die zij door beperkte studie van het klimaatdebat tot enig juiste hebben gedoopt. Men sluit de rijen, uit geen publieke kritiek op de ‘eigen’beroepsgroep om het nest niet te bevuilen en het ‘draagvlak’voor wetenschap niet te ondermijnen. Sterker, het zijn ‘ontkenners’, barbaren die de planeet in gevaar brengen.

    Indien de academische gemeenschap- die in toenemende mate wordt gedicteerd door impactfactor en onderzoeksgeld- haar geloofwaardigheid wenst te houden bij het doorsnee publiek met boerenverstand, dan zal zij een andere strategie moeten aannemen. Zoals de erkenning van de begrensde maatschappelijke waarde van eigen werk en onderwerp.

Klimaatprostituee
Van Amerikaanse ecologen leerde ik de term ‘klimaatprostituee’ kennen: academici die klimaatrampen verkondigen om met hun onderzoek maar in aanmerking te komen voor media-aandacht en dus onderzoeksgeld. Ik moest daar erg om lachen. Het was een begin van zelfrelativering van de autoriteit van ‘De’wetenschap die we in het publieke debat nog missen.

Wat milieuzorgen betreft: deze zijn er altijd al geweest, verdwijnen niet door een ‘radicale verandering’ en een ‘silver bullet’.
De vraag over groei in een gelimiteerd systeem -waar het milieudebat om draait- blijft altijd actueel. Die zal altijd in een ander jasje rationele aandacht nodig hebben. Ontbossing voor brandhout en scheepshout was in Engeland in de Middeleeuwen een veel groter probleem dan nu. Milieu is gewoon een continu zorg, net als de vele problemen in een menselijk bestaan, als werkeloosheid, ziekte, conflicten.

Dus wie zit hier nu in de ontkenningsfase, dat de sociale wetenschap zo vaststelde?
Volgens mij de ecologen, die beweren dat we na een eeuw van de Spaanse griepepidemie, twee wereldoorlogen, koude oorlog en kernbommen alle welvaart moeten offeren voor het afwenden van een mysterieus ‘kantelpunt’, die een unieke crisis zou inhouden: een in theorie mogelijk geacht -intrinsiek onbewijsbaar én onweerlegbaar- verschijnsel dat enkele academici prestige geeft, nota bene gejat van chemicus Ilja Prigogine, en dat alle andere dagelijkse zorgen zou overtreffen.

    Maar dat is wat mijn boerenverstand me vertelt, en ík kan er naast zitten.