De groene economie is een gevaarlijke illusie

Ruim dertig vooraanstaande deskundigen uit uiteenlopende vakgebieden richten zich tot Mark Rutte en Diederik Samsom met een brandbrief (download pdf) met een scherpe waarschuwing voor de gevolgen van het streven naar een snelle transitie naar een groene economie zonder fossiele brandstoffen. Deze brief is ook onder dit artikel integraal weergegeven. De Financiële Telegraaf besteedt er ruim aandacht aan op p23 (zie digitaal voor € 1,10 of verkort op Telegraaf.nl).

De brief is een reactie op een eerdere in FD aangekondigde brief van 50 wetenschappers en 130 bedrijven en instellingen eveneens aan Rutte en Samsom (download pdf), die aandrong op een krachtige stimulering van de groene energietransitie. Deze 50 en 130 zitten bijna allen in de duurzame sector. De deskundigen in deze nieuwe brief zijn voor hun inkomen niet afhankelijk van de duurzame sector. Zij zien ook een rol voor de overheid bij de weg naar een groenere toekomst, maar volgens hen kleven er grote bezwaren aan de huidige aanpak. Daar nog een flinke schep bovenop te doen, zoals duurzame lobby (uiteraard) voorstaat, zien zij als een heilloze zo niet rampzalige weg.

De 33 deskundigen wijzen erop dat het op grote schaal overstappen van fossiel op de nu bekende groene alternatieven (wind en zon) zal leiden tot sterk toenemende energiekosten, die direct of indirect ten koste zullen gaan van het besteedbare inkomen van de burgers, of van de staatsuitgaven aan met name de zorg. Dit zou de economische crisis ernstig verdiepen en welvaart en welzijn in ons land direct bedreigen.

Ook wijzen ze erop dat ondanks de enorme bedragen die er al aan duurzame bronnen worden besteed, er geen deugdelijk onderzoek is gedaan naar de werkelijke all-in kosten van deze bronnen, of naar de werkelijke besparing van fossiele brandstof of reductie van CO2 uitstoot die er het gevolg van is.

Er wordt geconcludeerd dat de overheid zich verre moet houden van het subsidiëren van de grootschalige toepassing van veel te dure energiebronnen, en zich dient te concentreren op het bevorderen van onderzoek en innovatie naar betaalbare energiebronnen. Het huidige peperdure duurzaamheidsbeleid wordt gekwalificeerd als symboolbeleid.

Voor de lezers van mijn blogs, met name mijn vier blogs over de economie van de duurzaamheid, is dit natuurlijk allemaal gesneden koek, maar het is wel degelijk groot nieuws dat deze visie wordt gedeeld door een dergelijke vooraanstaande groep wijze mannen, aan de politieke top van het land wordt voorgelegd, en vandaag aandacht krijgt in de De Telegraaf.

Duurzame lobby misleidt de politiek
De brief waarop gereageerd wordt heeft als kernboodschap dat de transitie naar een groene economie de uitweg vormt uit de huidige economische crisis. Volgens de critici is dit dus een onjuiste voorstelling van zaken.

Ik vermoed dat dit geen onschuldige vergissing is, maar een bewuste tactiek. Daarbij hebben de opstellers van de brief goed gekeken naar de duurzame p.r. vondst van Obama. Die bracht het renewables beleid aanvankelijk eerlijk aan de man als “clean energy, which is going to cost”, maar paste onder invloed van de economische crisis een re-branding toe en nu heet hetzelfde peperdure programma ”profitable clean energy”. Als je beweert dat je beleid niks kost, en zelfs geld opbrengt, wie kan dan nog tegen zijn?

Maar een vele malen duurdere methode om dezelfde kilowattuur te produceren, kan natuurlijk nooit winstgevend zijn voor de samenleving. Die “profits” zijn er wel, maar alleen voor de duurzame sector! U weet het al langer: groene banen kosten keihard verpleegsters.

Basis van analyse is feitelijk en onafhankelijk 
Tegenover de misleidende brief van de duurzame lobby stellen de critici een analyse die geheel gebaseerd is op controleerbare, algemeen bekende feiten. Er is verder geen bijzondere deskundigheid nodig om de redenering te kunnen volgen. Het is weliswaar een veelomvattende maar toch uiterst beknopt geformuleerde analyse, dus is hier en daar enige nuancering mogelijk. Die zal echter niet tot een andersluidende conclusie leiden.

Wat ook pleit voor de critici is dat de groep bestaat uit onafhankelijke vertegenwoordigers van uiteenlopende wetenschapsgebieden en maatschappelijke geledingen, velen met een imponerende staat van dienst. Zij mogen geacht worden in staat te zijn tot een zinvolle afweging. Ook heeft geen van hen belang bij het voorgestelde beleid, dit in schril contrast met de overgrote meerderheid van de groep die aandrong op een snelle groene transitie.

Wat nu?
Rutte en Samsom zullen na het lezen van de analyse moeten concluderen dat deze hout snijdt. Dus gaat het hele duurzaamheidsbeleid op de schop?!
Dat had gekund, maar alleen als er geen Nobelprijswinnende EU was geweest die een stok tussen de spaken stak. Nederland heeft namelijk de duurzaamheidsdoelstellingen van de EU onderschreven en daar zal een nieuw kabinet zich niet aan durven onttrekken.

Die doelstellingen zijn volstrekt onhaalbaar, dus zal de overheid zich er alleen in naam aan houden. Maar daarvoor zullen toch vele tientallen miljarden aan windparken op zee moeten worden uitgeven. Op land schiet het gewoon niet genoeg op. Met de theoretische energieopbrengst daarvan zou de doelstelling voor 2020 wellicht nog benaderd kunnen worden, maar dan moet niemand gaan nameten hoeveel fossiele brandstoffen en CO2 uitstoot er nu daadwerkelijk bespaard zijn…
De EU doelstellingen voor de nog langere termijn zijn zelfs volstrekt illusoir.
Kortom: nutteloos, peperduur symboolbeleid. En we kunnen er niks tegen doen.

Resultaten
Hoewel de analyse dus helaas geen directe gevolgen lijkt te gaan hebben voor het Nederlandse energiebeleid, zijn er toch drie resultaten te verwachten van deze confrontatie tussen de duurzame lobby en de critici:

1. De groene transitie is slecht voor de economie
Dit is nu duidelijk aangetoond, en de suggestie dat de groene transitie de economie zou bevorderen, zal door niemand meer gebruikt kunnen worden zonder de indruk van misleiding te wekken.

2. Het huidige en toekomstige duurzame-energiebeleid dient aan een grondige kosten-baten analyse onderworpen te worden. Doelmatigheid en baten zijn nu uiterst twijfelachtig, en de rekenkamer dient voortaan streng toe te zien op een veel verdergaande verantwoording van de uitgaven.

Dit ligt precies in het verlengde van het onderzoek waar René Leegte al aan de minister om gevraagd heeft naar aanleiding van mijn blog over het rapport van Le Pair: de bestaande onderzoeken geven in het geheel geen inzicht in de extra kosten van de backup en inpassing van grillige bronnen als wind en zon.

Ook is volstrekt onduidelijk hoe de energie infrastructuur als totaal reageert op de inpassing van deze grillige bronnen. Uit meerdere onderzoeken aan verbruiks- en uitstootmetingen in binnen en buitenland blijkt dat windparken netto amper een bijdrage aan fossiele besparing en CO2 reductie realiseren. Hiervoor is nog geen goede verklaring.

3. Het EU beleid moet op de schop.
Het is dan wel niet opportuun voor de Nederlandse regering om ze in Brussel aan te kaarten, maar de bevindingen van de groep critici kunnen beslist een nuttige steun betekenen voor de landen die zich wél in een positie bevinden om zich tegen de EU doelen te verzetten. Zoals veel van fossiel afhankelijke Oost-Europese landen met een wankele economie die nog veel zwaarder onder vuur ligt dan de onze.

Laat onze regering zich er dus alvast maar op voorbereiden om bij kritiek van deze landen op het onbetaalbare EU duurzaamheidsbeleid (waar we zelf nog zo op aangedrongen hebben in de tijd van minister Cramer…), schielijk tot nieuwe inzichten te komen en er daadkrachtig aan mee te werken om het zo snel mogelijk te ontmantelen.

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

De heer M. Rutte
De heer D.M. Samsom

cc:       Vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu
Vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

Onderwerp: De transitie naar een gezonde duurzame economie.

Geachte heer Rutte, geachte heer Samsom,

De ondergetekenden van deze notitie zien in de brief van 50 wetenschappers en 130 bedrijven, bijna allen betrokken bij de “transitie naar een groene economie”, aan de heren Rutte en Samsom, aanleiding tot een nadere toelichting.

Onze bezwaren tegen de brief concentreren zich op de uitspraken die gedaan worden over de economische aspecten van de transitie naar een groene economie.

Een transitie in de economie is een ontwikkeling waarbij ingrijpende structurele innovatie plaatsvindt. Dergelijke transities zijn vaker voorgekomen. Zo is onze Nederlandse samenleving binnen een eeuw van een landbouw- naar een industriële economie omgevormd, en vandaar naar een diensteneconomie. Hiermee is een enorme groei van welvaart en welzijn tot stand gebracht.

Kenmerkend voor elk van deze transities was dat daaraan een fundamentele efficiencyverbetering ten grondslag lag. Door betere technologie konden boeren tien maal zo veel voedsel produceren, waardoor arbeidskracht beschikbaar kwam voor industrie. Door mechanisatie kon de arbeider tien maal zoveel produceren, waardoor arbeidskracht vrij kwam voor de vele diensten die onze samenleving zo kenmerken.

Een volgende grote transitie vereist een vergelijkbare grootschalige toename van efficiency. Maar er zijn geen tekenen die daarop wijzen.

Geven we de voorkeur aan wind- of zonne-energie, dan zal dat, zolang deze duurder is dan de fossiele bronnen, ten koste gaan van alternatieve bestedingen. Een groene industrietak, die gebaseerd is op aanmerkelijk duurdere energie, is goed voor de daarin werkzame bedrijven en instellingen, maar pakt voor de samenleving als geheel zeer nadelig uit. Eenzelfde kilowattuur die op een veel duurdere wijze geproduceerd wordt, kan in principe nooit tot economische groei leiden.

De suggestie in bovengenoemde brief dat de groene transitie per definitie onze economie zal bevorderen, is dus onjuist. Zonder zorgvuldig gekozen beleidsdoelen is het tegendeel eerder het geval.

Duurzame doelstellingen
Op dit moment is de bijdrage van wind en zon in de totale energiemix van ons land nog marginaal, terwijl de extra kosten al in de miljarden per jaar lopen. De doelstelling om binnen enige decennia de fossiele energievoorziening te vervangen door de huidige bekende duurzame bronnen vraagt bedragen die zelfs de rijkste economie bij lange na niet kan opbrengen, voor zover daar technisch überhaupt een scenario voor te bedenken is. Op wereldschaal (en het energievraagstuk is uiteraard een mondiaal probleem) is deze optie zelfs geheel ondenkbaar.

Telkens weer blijkt dat overheden vooraf geen zorgvuldige analyse hebben gemaakt van de werkelijke kosten van het gevoerde beleid, en van de werkelijke bijdrage van wisselvallige energiebronnen aan het terugdringen van fossiel energiegebruik. Er is geen goede kostenanalyse en al helemaal geen kosten-baten analyse gemaakt. Op elk ander beleidsgebied zou dit ondenkbaar zijn, zeker gezien de enorme bedragen die er met de duurzame energievoorziening gemoeid zijn.

Ondoelmatig duurzaam beleid
Nieuwe energiebronnen maken alleen kans om substantieel deel uit te maken van een toekomstige duurzame wereldenergievoorziening wanneer zij op afzienbare termijn, inclusief backup- en inpassingskosten, concurrerend kunnen worden met de fossiele energiebronnen.

Bronnen zoals de wind- en zonne-energie, die gebaseerd zijn op huidige technologie, zijn in kostprijs, inclusief backup- en inpassingskosten, minstens enige malen duurder dan fossiele energie, waarbij deze kosten nog sterk stijgen met het groter worden van het aandeel. Deze kosten zijn bij een overwegend aandeel in de energievoorziening maatschappelijk niet op te brengen. Een op subsidiëring van deze technieken gebaseerde industrie is dus een zeepbel, die vroeger of later uiteen zal spatten, met alle maatschappelijke gevolgen van dien.

Daarbij stimuleert deze subsidie juist het bouwen van productie-eenheden gebaseerd op een onrendabele technologie, waardoor gevestigde belangen worden gecreëerd, die baat hebben bij het tegenhouden van de juist zo noodzakelijke innovatie. Een zorgvuldige overheid dient zich dus verre te houden van het subsidiëren of fiscaal stimuleren van dermate dure vormen van energieproductie.

Urgentie
In de ogen van velen zijn deze economische overwegingen van ondergeschikt belang. Zij achten het stoppen met het gebruik van fossiele energie dermate urgent dat dit ongeacht de kosten dient te gebeuren, hoe ernstig de maatschappelijke implicaties daarvan ook mogen zijn. Daarbij gebruiken steeds minder deskundigen het argument dat de fossiele voorraden eindig zijn. Inmiddels staat immers vast dat er nog voor honderden jaren huidig gebruik aan winbare fossiele voorraden bewezen is. Zo het argument van de schaarste van fossiele brandstof al ooit zal gaan spelen, suggereert het op dit moment dus beslist geen allesoverheersende urgentie.

Resteert de angst voor een catastrofale klimaatverandering als gevolg van onze CO2–uitstoot, die volgens sommigen alle andere belangen overstijgt.Of deze angst gegrond is, is hier niet aan de orde. Wel kan gesteld worden dat de uitstoot van CO2 een mondiale kwestie is, zowel qua oorzaak als qua gevolgen. Mocht het inderdaad noodzakelijk zijn om de wereld CO2 uitstoot met 80% te reduceren om een catastrofe te voorkomen, zoals het IPCC stelt, dan is hiertoe een draconische wereldwijde inspanning vereist.

Inmiddels is aan de deskundigen van beide denkrichtingen in de klimaatdiscussie duidelijk geworden dat na een lange reeks van mislukte klimaatconferenties en steeds meer afhakende deelnemers een wereldwijde aanpak van de CO2–uitstoot definitief een illusie is geworden.

Het voldoen van de Europese landen aan de doelstellingen voor CO2–reductie voor de komende decennia, wat honderden miljarden zou kosten, zou op zich overigens niet tot enige meetbare invloed op de ontwikkeling van de wereldtemperatuur leiden. Ook daarover zijn alle deskundigen het eens.

Deze enorme maar eenzijdige inspanning, die onze toch al wankelende economie zeer ernstig zou verzwakken ten opzichte van de VS maar vooral China, zou dus enkel symbolisch zijn. Ondergetekenden achten dit een bijzonder ongewenste besteding van publieke gelden.

Doelmatig duurzaam beleid
Allereerst dient geconstateerd te worden dat de wereldenergievoorziening op dit moment slechts voor een zeer klein deel van wind en zon afkomstig is. Gezien de traagheid van de veranderingen in de enorme energie-infrastructuur vonden grote omslagen in het verleden plaats in periodes van minimaal 50 jaar. Wij verwachten dan ook niet dat er voor het einde van deze eeuw een technologie in zal slagen om fossiele energie te marginaliseren. Zelfs niet wanneer deze technologie al binnen enkele decennia zou worden ontdekt.

Ligt het dan niet voor de hand om juist die fossiele energieketens te verduurzamen? Er is wereldwijd nog onvoorstelbaar veel vervuiling en verspilling in deze ketens, terwijl de technologie om deze te beperken meestal gewoon voorhanden is. Met een paar miljard euro (waar men nu een windpark voor bouwt) kan in de fossiele ketens vele malen meer verspilling en vervuiling vermeden worden dan met een windpark.

Aangezien er uiteindelijk toch een opvolger van fossiel zal moeten komen, is het nodig om daar onderzoek naar te doen, zowel praktisch als fundamenteel. Hierbij is wél een grote rol voor de overheid weggelegd: dit onderzoek is voor de samenleving van groot belang maar vooralsnog commercieel oninteressant.

Voorbeelden van zinvolle ontwikkelingen
Hierbij kan men denken aan geheel nieuwe zonneceltechnologie, grootschalige energieopslagmedia, batterijtechnologie, maar ook volgende generaties veilige nucleaire technologie zoals thorium- of hoge temperatuur reactoren. Uiteraard dient fusie-onderzoek in al zijn vormen (bv. naar Tokamak- en laserfusietechnologie) krachtig te worden ondersteund.

Tot slot is er ook een rol voor de overheid bij het stimuleren van startende bedrijven in de “clean tech” omgeving. De enorme groei die sommige van deze bedrijven doormaken is het gevolg van innovaties die daadwerkelijke verbeteringen bieden, bijvoorbeeld goedkopere of efficiëntere manieren om water te zuiveren, water te ontzilten, energie op te slaan, energie te besparen; nuttige smart grid toepassingen; of decentrale energieopwekking zodat restwarmte gebruikt kan worden zoals m.b.v. brandstofceltechnologie.

Al deze bedrijven creëren een markt door meer efficiënt te werken en dragen daardoor bij aan economische groei en een toename van de welvaart. Juist in de beginfase van dit soort ondernemingen kan overheidssteun in de vorm van subsidie, krediet, of fungeren als launching customer, van essentieel belang zijn voor succes: echte innovaties worden meestal zeer moeizaam door de markt geaccepteerd. Uitgangspunt hierbij dient altijd de vraag te zijn of de ontwikkeling kan leiden tot een goedkopere of betere vervulling van functies.

Aanbevelingen aan de nieuwe regering
De overheid dient zich volgens de ondertekenaars te richten op deze zinvolle ontwikkelingen, gebaseerd op een zorgvuldige analyse en heldere uitgangspunten. Een dergelijke zorgvuldigheid ontbreekt volledig bij het huidige duurzaamheidsbeleid. Hierdoor wordt de indruk gewekt dat het hier vooral kostbaar symboolbeleid betreft.

In de huidige situatie waarbij de overheid voor een enorm zware taak staat om onze welvaart en ons welzijn in stand te houden ten tijde van een aanhoudende economische crisis, die van velen grote offers vraagt, is er voor een dergelijk symboolbeleid in onze ogen geen plaats.

Ondertekenaars:

Alblas, T. Ingenieur civiele techniek. Bij Ministerie van Verkeer en Waterstaat hoofd afd. Structurele Ontwikkelingen, Hfd dir. RWS, mede verantwoordelijk voor het afstemmen van het waterstaatsbeleid op dat van de ministeries van VROM en EZ. In 2002 en 2003 gedurende 8 maanden lid van de Vaste Commissies voor VenW en voor VROM van de Tweede Kamer (LPF).

Bloem, B. Voormalig secretaris van het NKPW (Nationaal Kritisch Platform Windenergie)

Bloemers, P. Em. hoogleraar biochemie, Radboud Universiteit Nijmegen.

Bussink, J. Prof. drs,19 jaar research bij AKZO, 20 jaar ervaring als leider van  de research en ontwikkelingen van General Electric Plastics Europe, 9 jaar ervaring als parttime hoogleraar kunststoftechnologie aan de TUE.

Cieremans, C.J.A.  Werktuigbouwkundig Ingenieur TU Delft, Graduate School of Business Aministration, University of Michigan, US of A. , voormalig Senior Technical Officer, Unilever

Fellendans, A. Ingenieur,  Lid Netwerk Toekomstverkenningen, voormalig groepsleider Unilever Research Laboratorium, Vlaardingen.

Gent, J.W.M. van. Mr, oud–medewerker ministerie van Economische Zaken. CDA–lid.

Groot, K. de. Ingenieur, ex–vicepresident E(ploration) And P(roduction) Research And Technical Services, Shell.

Hetzler, J.R. Ingenieur tropische bosbouw, Wageningen Universiteit. International Banking Credit Analyst, secretaris Stichting de Groene Rekenkamer.

Jacobs, A. Geoloog Universiteit van Amsterdam, voormalig manager Frontier Exploration, Aquitaine Canada en Canterra Energy.

Janeschitz-Kriegl, M. Werktuigbouwkundig ingenieur.

Joustra, W- J. VVD–Statenlid Provincie Utrecht, ICT Manager.

Keller, W.J. Prof. dr. ir., ICT–ondernemer, ex–RvB van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Keuken, H. Ingenieur, Managing Director Process Design Center B.V. (PDC).

Koufffeld, R.W.J. Emeritus hoogleraar Energievoorziening Technische Universiteit Delft, Bestuurslid Stichting Kernvisie.

Labohm, H.H.J. Onafhankelijk econoom, oud–plv. hoofd beleidsplanning BZ, oud–plv. Permanent Vertegenwoordiger van Nederland bij de OESO te Parijs.

Le Pair, C. Natuurkundige, dr. h.c. in alle technische wetenschappen beöefend bij de TU-Delft, ex-lid Algemene Energie Raad en van de Raad voor het Defensieonderzoek, drager van de zilveren penning van de Kon. Akademie van Wetenschappen, Fellow van de Academy of Technology & Innovation, ex-directeur van de Stichting voor Fundamenteel Onderzoek der Materie, FOM en de Technologiestichting STW en voorzitter van de Internationale Commissie van Supervisors over de Industriële Micro-Electronica en Informatica Projecten in de EU.

Lingen, G. van der. Geoloog Universiteit Utrecht. Was gedurende laatste 11 jaar van carrière betrokken bij paleoklimatologisch onderzoek. Van 1965 tot 1992, sedimentoloog aan het Sedimentologisch Laboratorium van de New Zealand Geological Survey (de laatste jaren als chef-sedimentoloog). Van 1992 tot 2002 privaat consultant. Ook directeur van GRAINZ (Geoscience Research and Investigations New Zealand), waar hij leiding gaf aan een klein paleoklimatologisch onderzoeksteam, gefinancierd door de regering. Actief in klimaatdebat

Lukkes, P. Emeritus hoogleraar geografie, RU Groningen.

Meloen, R.H. Emeritus hoogleraar moleculaire herkenning, Universiteit Utrecht, ex–CSO Pepscan Systems BV te Lelystad.

Mulderink, J.J.M. Ingenieur. Akzo Nobel 1959 -1995. Laatste functie: algemeen directeur Akzo Research Laboratoria, Arnhem. Bestuur KNCV, Koninklijke Nederlandse Chemie Vereniging, 1994-1996, waarvan voorzitter in 1995. Voorzitter DCO Duurzame Chemie Ontwikkeling 1995- 2005.

Priem, H.N.A. Emeritus hoogleraar isotopen-geofysica en planetaire geologie aan de Universiteit Utrecht, oud-directeur van het ZWO/NWO Instituut voor Isotopen-Geofysisch Onderzoek, en oud-voorzitter van het Koninklijk Nederlands Geologisch & Mijnbouwkundig Genootschap.

Rörsch, A. Emeritus hoogleraar, voorheen lid Raad van Bestuur van TNO, portefeuillehouder voor de hoofdgroep Maatschappelijke Technologie (Milieu en Energie), de hoofdgroep Voeding en de hoofdgroep Gezondheid.

Rosema, A. Ingenieur, directeur EARS, Earth Environment Monitoring BV, Delft.

Ross, A. Werkzaam geweest in informatica en automatisering.

Sakko, J. Voorzitter Buren van Lage Weide.

Schoneveld, C. Dr, exploratiegeoloog, klimaatdeskundige, lid van de ‘Club du Soleil’.

Schoneveld, C.W. Dr., Oud-docent Engels aan de Universiteit van Leiden.

Sieders, R. Chemisch ingenieur, voormalig octrooigemachtigde directeur Octrooiafdeling van AKZO.

Sluijter, F. Emeritus hoogleraar TUE, oud-voorzitter Plasma Physics Division European Physical Society, lid en kernlid van de Standing Commission on Physical and Engineering Sciences of the European Science Foundation, voormalig Vice-President van de International Union of Pure and Applied Physics, voormalig voorzitter van de Commission on Plasma Physics of the IUPAP.

Smit, H. Ingenieur, klimaatdeskundige, Groene Rekenkamer.

Thoenes, D. Scheikundig ingenieur (TUD 1954), oud-directeur research Akzo Zout Chemie te Hengelo, emeritus hoogleraar chemische procestechnologie, TUE, oud-voorzitter Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging (KNCV), ere–lid KNCV, oud-voorzitter Stichting Hoogewerff Fonds, gekozen lid Koninklijke Zweedse Ingenieurswetenschapsacademie (IVA).

Udo, F. Natuurkundige, oud–wetenschappelijk medewerker CERN, Genève. Onderzoeker windenergie.

Walter, R.N. Ingenieur, directeur WalterConsultancy, oud-directeur TZH = Transportnet Zuid Holland

Wolters, T. Ingenieur, publicist over energie en klimaat, o.a. op energieexpert.nl, climatetheory.net en climategate.nl, eigenaar ingenieursbureau.

Ziegler, P.A. Geoloog, emeritus buitengewoon hoogleraar aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, de Universität Basel en de Staatsuniversiteit van Moskou. Rustend lid KNAW.