Een gastbijdrage van Paul Scheffers.

De term ‘duurzaam’ wordt te pas en te onpas gebruikt. Vaak dekt de vlag de lading niet. Zo zijn elektrische auto’s reeds in de productiefase meer milieuvervuilend dan fossiele auto’s. Elektrische auto’s hebben 40% minder reikwijdte dan opgegeven door producenten. Zeldzame metalen voor windturbines en elektrische auto’s veroorzaken een mega-vervuiling in China. Windturbines leveren slecht 35-40% (op zee) van de door producenten opgegeven capaciteit en hebben 65-60% van de tijd fossiele back-up nodig.

Biologische voedselproductie geeft aanzienlijk minder opbrengst per Ha en is bepaald niet duurzaam door noodzakelijk groter grondgebruik. Wereldvoedselprijzen stijgen door gebruik van schaarse agrarische grond voor bio-crops. Biomassa gestookt in kolencentrales met houtpellets, gekapt vanuit zeldzame moerasbossen en oerwouden, stoot aanzienlijke hoeveelheden CO2 uit en levert veel minder energie dan steenkolen, olie en aardgas, en is dus niet duurzaam – nog los van de blijvende natuurvernietiging. Groene merklabels op voedsel blijken slechts marketing en marktverovering als doel te hebben en blijken vaak ook afkomstig van niet-duurzame productiebronnen uit de derde wereld. De gevestigde media betrachten daarover oorverdovende stilte.

Kwestie 1: Negatieve aspecten van nep–duurzaam worden verzwegen. Alles voor het heilige klimaat?

Het gaat ondanks (of dankzij) het in 1997 gesloten VN-Kyoto-CO2-emmissiereductie-verdrag redelijk goed met de huidige wereld. Door intensivering en technologie is er in de toekomst meer dan genoeg voedselcapaciteit voor de nog steeds groeiende wereldbevolking van 7 miljard aardbewoners. Mede door extra CO2 in de atmosfeer vergroent de aarde sneller. We zijn vergeten dat we dat juist te danken hebben aan de industriële revolutie, die gepaard ging met een toename van de uitstoot van CO2 – een vergroeningsgas of groeigas voor alle vegetatie.

Via die industriële revolutie en de technologische (computer-) revolutie is anno 2020 een niveau van slechts 400 CO2-deeltjes op 1 miljoen deeltjes in de atmosfeer bereikt. Sinds de industriële revolutie is er bijna 30% CO2 in de atmosfeer bijgekomen. Dat valt niet te rijmen met de weinige en geleidelijke 1,5 gr. C opwarming vanaf de industriële revolutie tot heden. Ook de recente al 20 jaar durende ‘hiatus’ in de opwarming, die sterk achterblijft bij de alarmistisch projecties van de IPCC-klimaatmodellen, valt ook niet te rijmen met de CO2-stijging in de atmosfeer sinds het Kyoto-verdrag.

Kwestie 2: Is de twijfel of CO2 wel de dominante klimaatbepalende factor is juist niet méér gerechtvaardigd dan de officiële alarmistische visie?

Vandaag de dag lijkt er nog slechts één dominante sombere alarmistische visie te bestaan: klimaatverandering. Klimaatverandering kan niet worden ontkend. Het is de norm. Een klimaatveranderingsontkenner (‘climate change denier’) bestaat dus niet. 6000 Jaar geleden was er een lange warme periode van ca. 1500 jaar. Ook in de Romeinse tijd, tijdens de periode van de Noormannen en in de Middeleeuwen, waren er zowel warme als koude perioden van honderd of meer jaren, waarvan de effecten in de analen werden beschreven, met landbouw op Groenland en uitstekende wijnbouw in Engeland. Dat laatste is sinds de laatste 50 jaar weer het geval.

De huidige en toekomstige energietechnologie belooft ons wereldwijd toenemende welvaart. Maar in de gesubsidieerde, klimaatalarmistische propaganda word deze als te gevaarlijk afgeschilderd, met als resultaat heel veel nep-duurzaam.

Kwestie 3: Domineert de officiële politieke visie terecht de klimaatwetenschap?

Sombere visies op de toekomst van de mensheid zijn niet van vandaag of gisteren. De industriële revolutie in Europa en de VS van 150 jaar terug ging gepaard met grote armoede, ziektes, verpaupering, dierenmishandeling, grote inefficiëntie, enorme boskap en ontginningen en enorme vervuiling in de steden. Het is echter vreemd dat die visies na de industriële revolutie zijn blijven bestaan, terwijl in grote delen van de wereld verbazingwekkende vooruitgang is geboekt in levensverwachting en welvaart. Maar deze sombere visies dienen een doel. Ze verhullen de negatieve aspecten van bovengemelde transitie naar ‘duurzaam’ en legitimeren een kostbaar doch zinloos ‘groen’ beleid. Immers, het resultaat van de Nederlandse inspanning op klimaatgebied bijvoorbeeld zal aan het einde van deze eeuw niet meer bedragen dan een verwaarloosbare, hypothetische, modelmatig berekende temperatuurvermindering van 0,0003 gr. C. Dat is zinloos en leidt tot enorme verspilling van belastinggeld.

Kwestie 4: Zijn het klimaatalarmisme en de exorbitante hoge kosten/subsidies van een transitie naar duurzaam gerechtvaardigd?

Kritisch milieu-econoom Richard Tol, politicoloog – statisticus Bjørn Lomborg en ook PvdA-coryfeeën en economen Rick van der Ploeg en Willem Vermeend beschouwen klimaatverandering en ‘Kyoto’ niet als meest urgente prioriteiten. Bestrijding van honger, malaria, HIV, werkloosheid, en bevordering van scholing in ontwikkelingslanden dienen volgens hen voorrang te hebben. Ten slotte, ook kernenergie stijgt weer langzaam in de belangstelling bij hen, zeker met uitzicht op nieuwe technologieën zoals met Thorium als bijna onuitputtelijke brandstof.

Kwestie 5: Krijgt klimaatbeheersing terecht politieke prioriteit?

Afsluitend, het somberen en alarmisme vanuit de politiek, gesubsidieerde NGO’s en quasi-religieuse duurzaamheidskrochten dient slechts één doel: een door ineffectieve klimaatbeheersing zinloze economische en maatschappelijke transformatie, met een ongewenst welvaartsverlies als gevolg. Dat zouden we niet moeten willen.

Aldus Paul Scheffers.