Wat goed is voor klimaatbeleid (CO2-doelen) hoeft niet goed voor natuurdoelen te zijn

Wat goed is voor klimaatbeleid (CO2-doelen) hoeft niet goed voor natuurdoelen te zijn

Slechts een beperkt aantal dominante soorten leveren de belangrijkste ‘diensten’ van een ecosysteem zoals bestuiving van gewassen, zo stelde ecoloog David Kleijn gisteren op het NERN-ecologencongres. Hij voerde met collegae een mondiale overzichtsstudie uit naar de resultaten uit wetenschappelijk werk (90 datasets)  naar het belang van diverse bijensoorten bij de bestuiving. Slechts 5 procent van de bekeken soorten levert al 78 procent van de plantbezoekjes.

Omdat hij het werk nog moet submitten, zal ik niet helemaal op de details ingaan maar zijn resultaten bevestigen wat ook bij andere plant- en diersoorten blijkt die economisch nut leveren. Enkele diehards die algemeen en overal voorkomen leveren de meeste bestuivingsdiensten. Dat zijn de soorten die bij natuurbeschermers juist van minder belang zijn, evenals bij Europese doelen voor het tegengaan van biodiversiteitsverlies en via de Habitatrichtlijn.

Een kassa aan de aarde hangen, wie wordt de kassiere?
Een zelfde idee zie je, wanneer je het belang van de natuur als CO2-sequestratie wilt onderstrepen. Via het Kyotoprotocol worden nu grote plantages monocultures van snelgroeiende naaldbomen geplant, die dat klusje even goed of zelfs beter klaren dan de meer zeldzame en bijzondere soorten die natuurbeschermers en ecologen waarderen.

Het modieuze begrip ‘ecosysteemdiensten’ is nu via de Convention on Biological Diversity als peiler onder biodiversiteitsbeleid verklaard. Ook onze nationale overheid zet nu in haar natuurbeleid in op het economiseren van natuur via de ‘diensten’ die deze natuur zou leveren. Zo is een Nationale Ecosystem Assessment in de maak, waarmeede overheid aan Brussel moet rapporteren over de staat van onze natuur.

Bij het hangen van kostenplaatjes aan natuur,  wordt door een beperkte groep tegen de overheid en het bankierswezen (Pavan Sukhdev) leunende ecologen en economen een kassa gehangen aan normaliter vanzelfsprekende goederen die de natuur levert, zoals drinkwater, of de waterzuiverende werking die een rietland kan hebben.

De resultaten zijn samengevat in The Economics of Ecosystems and Biodiversity (TEEB). Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) speelt hierbij een belangrijke rol, het instituut dat via de Natuurbeschermingswet 1998 ook is aangewezen als enige instituut om te bepalen hoe onze natuur er voor staat.

Op de berekende bedragen én de analyses van de staat van onze natuur  valt nogal wat af te dingen, zoals ik al schreef voor Het Parool. De fout die de Millennium Ecosystem Assessment – onderliggend aan TEEB- daarbij maakt, is dat ze ook geldbedragen hangen aan ‘diensten’die mensen helemaal niet afnemen. De astromimische geldbedragen die ‘ecosysteemdiensten’ leveren zijn zo altijd overschattingen. Het lijkt daarmee weer een vorm van ‘Stress to Impress’. Mensen bang maken, niet met soortenverlies maar financieel verlies.

Ook is het niet moeilijk voor te stellen waartoe al deze bedragen uiteindelijk gaan dienen: als extra belastingheffing voor natuurgebruik door burgers en bedrijven. Waarbij de overheid de kassa bedient. Zoals de overheid nu met ‘het klimaat’ als excuus nu SDE+-belasting heft over de energierekening die zo gaat oplopen met 500-1000 euro per jaar.

Misschien heeft de natuurbescherming wel meer aan:

a. het effectiever inzetten van haar beperkte middelen. Zoals ecoloog Frank Berendse vorig jaar ook al stelde: waarom tientallen miljoenen euro’s naar een ecoduct, als je dat geld ook kunt inzetten voor aankoop van grond voor natuur? Kleijn, pupil van Berendse hekelde zo tien jaar geleden eerder de vele miljoenen naar agrarisch natuurbeheer die vaak weinig rendement opleverden in soortenrijkdom. Nu wordt dat advies

b. een natuurbeschermingssector die niet allerlei argumenten door elkaar gebruikt, en politieke ideologie verwart met ecologie en zo haar geloofwaardigheid ondergraaft. Laten we vooral eerlijk en wetenschappelijk blijven, gedreven door nieuwsgierigheid in plaats van een beroep op autoriteit en het aloude ‘Stress to Impress’. Ongeloofwaardige onzin verkopen als dat je een ijsbeer redt met een windmolen in de Noordzee, of dat de aarde vergaat wanneer er tijdelijk wat minder zeehondjes zijn…

c. creatieve mensen die nieuwe financieringsbronnen aanboren..

Punt B is mijn grootste zorg, daardoor krijgt natuurbescherming weer het imago van anti-economische linkse hobby. Het doel- we willen allemaal een mooie en verrassende natuur- lijkt mij verder onbetwist.