Het Speulderbos vanochtend: een afspiegeling van onze 'oorspronkelijke' biodiversiteit die vooral uit bos bestond

Het Speulderbos vanochtend: een afspiegeling van onze ‘oorspronkelijke’ biodiversiteit die vooral uit bos bestond, maar diverser werd door menselijk gebruik

Hoe vaak blijven fondsenwervende organisaties van de Groene 11 nog de volgende claim herhalen dat in Nederland ‘nog maar 15 procent van de oorspronkelijke biodiversiteit over is’, zoals nu Theo Wams – directeur Natuurbeheer- bij Natuurmonumenten weer doet in het maartnummer van het Vakblad Natuur Bos en Landschap, samen met Kirsten Schuyt van het Wereld Natuur Fonds die zelfs claimt dat ‘meerdere studies’ hierop wijzen:

‘Uit onderzoek blijkt dat er nog 15 procent over is van de oorspronkelijke biodiversiteit in Nederland. In tegenstelling tot 50 procent in Europa en 75 procent wereldwijd.’

Volgens voormalig WNF-directeur Johan van de Gronden zou Nederland ook de zwakste broeder van de Europese klas zijn, na Malta. Maar wat weet de directeur natuurbeheer van Natuurmonumenten nu werkelijk van Nederlandse natuur, danwel de ex-directeur van onze grootstse natuurorganisatie het WNF? En wat bedoelen ze met ‘oorspronkelijke biodiversiteit’, of wat ís die biodiversiteit bij hun dan?

De wijsheid komt uit de Natuurbalans 2009 van het Planbureau voor de Leefomgeving op blz 58

In Nederland is de oppervlakte natuurgebied de vorige eeuw sterk afgenomen, doordat steden en landbouwgebieden zijn gegroeid (CBD en MNP, 2007). De resterende biodiversiteit is nog 15% van de oorspronkelijke biodiversiteit in 1700

Dus het Paradijs bestond, en wel in 1700 en alle veranderde landgebruik na 1700 is achteruitgang, hoewel 40 procent van al onze insectensoorten in steden voorkomt en de piek in de stand van grutto’s in het boerenland van de jaren ’50 vorige eeuw lag.

Biodiversiteit heeft vele varianten: al in 1993
Wanneer we ‘De biodiversiteit in Nederland’uit 1993 lezen van de voorloper van Naturalis in Leiden, kunnen de experts al niet beslissen wat ‘biodiversiteit’nu is. Evolutiebioloog Edi Gittenberger pleit voor het meest gangbare gebruik: soortenrijkdom,

‘de vormenrijkdom die zich in de loop van de evolutie heeft ontwikkeld’.

Terwijl Rob Hengeveld pleit voor functionele diversiteit (een synecologische benadering, nadruk op ‘traits’), dus de diversiteit aan eigenschappen van soorten als hun trekgedrag.In de praktijk draait het om soorten: 42.000 in NL in 1993.

Nederland herbergt volgens ‘Biodiversiteit in Nederland’in 1993 ongeveer 42.000 soorten (ruwe schatting, alleen gewervelden, hogere planten, dagvlinders en libellen zijn goed bestudeerd). Waarvan insecten met 17455 de grootste groep uitmaken met andere geleedpotigen (3.147) ongeveer de helft van het totaal. De meest bestudeerde groep- de gewervelden- bevat 452 soorten, en de vaatplanten tekenen voor 1450.

R de Jong en EJ van Nieuwkerken schrijven, op basis van de door hen verzamelde gegevens:

‘Hoe gering de Nederlandse diversiteit ook is vergeleken met de nu bekende wereldtotalen (10 procent), het is een aanzienlijk aantal soorten.’

..en in 2012
Pakken we nu het cahier ‘Biodiversiteit’van de Stichting Biowetenschappen en Maatschappij uit 2012, waarin diverse oudgedienden uit het biodiversiteits-wereldje hun zegje doen en gegevens leveren, ook de Leidse experts die meewerkten aan ‘Biodiversiteit in Nederland’. Het cahier stelt:

Hoewel Nederland een klein land is, is de biodiversiteit hier relatief groot. Dat komt juist door de afwisseling van leefgemeenschappen die kan ontstaan door een rivierendelta aan zee’.

Het is ook plantenecoloog Joop Schaminee die de relatief soorten- en habitatrijke positie van Nederland onderstreept:

  • Van de 231 typen leefgebieden van de habitatrichtlijn in Europa bevat Nederland er 51, een kwart van alle leefgemeenschappen. Nederland is voor 44 van de 181 Vogelrichtlijnsoorten van betekenis, voor 37 procent van de Europese plantengemeenschappen en 27 procent van de zoetwatervissen. Volgens Schaminee zijn er nu ‘ongeveer 1500 soorten’.

Dat is alweer geen Malta, of het slechtste van Europa, al lijkt Schaminee zich voor zijn uitspraken te baseren op het zelfde PBL dat onze biodiversiteit uitkleedt tot 2009. Volgens Schaminee heeft Nederland een hoge ‘béta-diversiteit’: op een klein oppervlak een grote variatie aan landschappen. Hij wil bij biodiversiteit vooral de nadruk verleggen van soorten naar landschappen/ecosystemen.

Zowel toe- als afname van soorten
In deze cahier is de soortenexercitie herhaald, met medewerking van Gittenberger en Koomen die ook aan het deel in 1993 meewerkten. Nu zouden 19500 soorten insecten en geleedpotigen (spinnen etc) bestaan, die ’40 procent van de biodiversiteit uitmaken. Opnieuw zijn voor de meest voorkomende soortgroepen als waterschimmels, algen en wieren de minste gegevens. Maar ruwweg 40.000 soorten zouden aanwezig zijn. Je krijgt sterk de indruk dat men in 2012 gewoon de lijst uit 1993 er opnieuw bijpakt.

De wél goed bestudeerde soorten laten verschillende trends zien. Van 338 bijensoorten zouden volgens Nico van Straalen 35 zijn verdwenen (- 10 procent) en van de 70 dagvlinders verdwenen volgens Van Straalen 17 (- 24 procent) weg in de laatste eeuw.

Zien we echter verderop in bladzijde 23 de grafiek ‘populatieomvang soorten’- abundance dus, dan is de mate van voorkomen van soorten van 1997 tot 2009 ruwweg gelijk gebleven, waarbij ‘niet rode lijst-soorten’ toenemen in voorkomen terwijl rode lijstsoorten afnemen. Opnieuw geen Malta, al lijkt de figuur verdacht veel op die van de PBL in de Natuurbalans 2009, maar dan optimistischer

Het gaat beter met de natuur in natuurgebieden
In hun artikel ‘Het gaat beter met de natuur in Nederland’ gaven ecologen Helias Udo de Haes, Wil Tamis en Herbert Prins weer andere trends, nadat ze de studie-methodiek weerleggen van het PBL waarop Wams, Schuyt en Van de Gronden zich baseren: het PBL wil alleen maar de natuur van 1700 terug, zonder nieuwkomers en herstel mee te rekenen.

Kijken we naar plantensoorten, dan verdwenen er 45 maar we kregen er 157 nieuwe soorten bij.
Nederland kent volgens SOVON Vogelonderzoek 175 regelmatige broedvogels, waarvan 78 in aantal toenamen, en 59 in aantal afnamen. De mate van bedreiging voor vogels op de Rode Lijst is sinds 1990 afgenomen. In 1990 broedden 193 soorten in Nederland, dat in 2000 groeide naar 207 soorten met in 2009. Afgezien van de haas, wezel en hermelijn nemen de meeste zoogdieren in aantal toe.  Zij besluiten dan ook dat het eenzijdige pessimisme de werkelijkheid geweld aandoet, én de natuurbescherming schaadt:

Natuurbescherming werkt. De verbeteringen zijn opgetreden als resultaat van inspanningen van natuur- en milieubeschermingorganisaties, PGO’s, actiegroepen, terreinbeheerders, vrijwilligers, boeren, bedrijfsleven,
overheidsbeleid en onderzoek. Het is belangrijk om de resultaten van deze inspanningen expliciet over het voet
licht te brengen, en niet eenzijdig de problemen te benadrukken. Uiteindelijk zijn het de successen die de basis
vormen voor een blijvend maatschappelijk draagvlak voor de natuurbescherming.

  • Meer bos dan in 1700
    En kijken we op landschapsniveau, dan zien we dat het bosareaal groeide van 100.000 hectare in 1800 naar 360.000 hectare nu. En dat het bos ook steeds ouder werd. Inmiddels lijkt 11 procent van onze natuur dus weer op wat het ‘oorspronkelijk’ was, namelijk bos. Die oorspronkelijke biodiversiteit had dus- naar maatstaven van Schaminee- een lage béta-diversiteit, het was alleen maar bos. Al was de ‘oorspronkelijke biodiversiteit’ qua bos in 1700- het ideaal van het PBL- aanmerkelijk schraler dan nu.
  • Conclusie: Theo Wams, de directeur Natuurbeheer van Natuurmonumenten zwamt maar wat
    En dus kan Theo Wams zich misschien beter afvragen: als Nederland het zo slecht doet sinds Jac P Thijsse Natuurmonumenten oprichtte: wat heeft die club van hem dan in een eeuw uitgespookt met al dat geld van de Postcodeloterij, met de laatste decennia 100 miljoen euro per jaar en vele tienduizenden hectares grond die zij om niet van de overheid kregen?