Beierse woelmuis, wel/niet uitgestorven

Beierse woelmuis, wel/niet uitgestorven

Volgens de Europese Commissie is haar biodiversiteitbeleid voor 2020 nodig omdat soorten nu 100-1000 maal sneller uitsterven dan ‘normaal’. Maar wélke soorten zijn dat dan? Het blijkt – afgaand op de uitsterflijst voor zoogdieren van het Committee on Recently Extinct Organisms- dat in Europa in afgelopen eeuw bijvoorbeeld slechts één zoogdiertje was uitgestorven, de Beierse woelmuis (Microtus bavaricus).

Deze werd in 1962 voor het eerst door de wetenschap beschreven, en stierf in dat decennium uit omdat zijn bergbos op het enige bergje waar hij leefde werd vernield. Maar de woelmuis werd in 2000 weer herontdekt op de Rofan, een berg in Noord Tirol waar hij voor het laatste werd waargenomen in 2004.  Die kan nu best door een skipiste zijn verjaagd.

Ons pandabeertje
De Beierse woelmuis is een zogenaamde endeem, zoals wij de Noordse woelmuis hebben, ‘ons pandabeertje’, zoals iemand van Vroege Vogels voor de Radio sprak die mij spontane plasneigingen gaf.  Een woelmuisvariant die hier na de laatste IJstijd- afgescheiden van de moederpopulatie bleef hangen, iets andere genetische make-up kreeg dankzij genetische versmalling.En die nu als habitatrichtlijnsoort berucht werd door het stillegen van bouwprojecten in Friesland.

Endemen vragen om problemen
Wanneer je de lijst met recent uitgestorven zoogdieren bekijkt, zie je dat dit allemaal endemen zijn en eilandsoorten met beperkt verspreidingsgebied. Neem bijvoorbeeld de Spaanse lynx, die nog met een kleine honderd blijft hangen in Zuidwest Spanje. Kritiek bedreigd, met 80 procent afgenomen sinds de jaren ’80, vooral ook dankzij de konijnenziektes die zijn prooibasis elimineren. Nog maar 30 jaar geleden debatteerden biologen over de vraag of je deze lynx wel een aparte soort mocht noemen, of gewoon deel van de Europese lynx. Met de ‘gewone’ lynx gaat het inmiddels weer veel beter, die komt nu ook bij ons af en toe voor.

  • Of het ‘erg’ is dat een lokale variant verdwijnt op algemenere soorten? Dat lijkt mij een moraaldiscussie, geen ecologische. De mensen die hier bij mij in Langweer FNP stemmen ontstonden ook door inteelt en genetische versmalling, maar of je die genetische verarming moet stimuleren of behouden…. De meeste endemische meisjes krijgen hier na hun 18de het figuur van een mutant ninja turtle, en de mooie meisjes trekken weg en gaan studeren om daar de menselijke fauna verder te globaliseren met hun genetische materiaal..

We zagen ook bij de kleinburgerlijke discussie over het uitzetten van korhoenders op de Hoge Veluwe. Wij zouden een uniek ‘laagland’-korhoen hebben volgens Faunabescherming, dat mocht niet vervuild raken met Zweedse korhoenders (de leghennen die Nationaal Park de Hoge Veluwe nu voert aan haviken). Als de wereld globaliseert, hoe wil je zo’n positie nog volhouden?

Globalisering, maar geen decimering
In mijn vrijwel genegeerde blog van afgelopen week ging ik in op de nieuwe studie in Science die toont dat het aantal soorten in regio’s vaak niet afneemt, maar dat er- conform de theorie van Eilandbiogeografie- sprake is van turnover. Er gaan soorten weg, en er komen soorten bij. Zo kwamen er afgelopen eeuw in Nederland meer plantensoorten bij dan er verdwenen. Globaal vindt wel een afname van soorten plaats, en dat is logisch: want soortvorming treedt op door geografische afscheiding, met als extreem voorbeeld klimaatslachtoffer de gouden pad. Hef de afscheiding op en je krijgt monotonisering.

Zo ontstaan dus ook de veel herhaalde claims over ‘massa-uitsterven’. Terwijl we er in Nederland méér soorten bij kregen. Maar omdat aan kleine regio’s verbonden specialisten en varianten verdwijnen kom je dan toch op claims als ‘1000 maal de achtergrondsnelheid’. Zie ook mijn blog over de uitgestorven gouden pad, die op één berg in Costa Rica leefde.

De andere manier om 1000 maal de achtergrondsnelheid te krijgen is door aan te nemen dat er een vaste achtergrondsnelheid bestaat in de geologische geschiedenis. Dat is ook niet zo, en daar kom ik nog op terug.