In de internationale natuurbescherming en beleid over ‘biodiversiteit’ gaat het structureel over de verliezers (Rode Lijst met bedreigde soorten), terwijl we juist van de Nedernatuur en specifiek de stadsnatuur kunnen leren: welke planten en dieren met bijzonder aanpassingsvermogen profiteren juist van mensen? En welke natuur kan met een beetje hulp ons verrassen? Dat toont ook de Big Five-stadsecologische excursie die ik afgelopen weekend met Hajo bezocht. Ook bij stadsecologie doet Darwin zijn werk, de aanpassers handhaven zich. Zo niet op eigen kracht, dan wel met visuele aantrekkingskracht of andere bijzondere eigenschappen zodat ze mensen mobiliseren hun te helpen, van orchidee tot slechtvalk.
We gingen op stadsafari door de stadsrandzone van Amsterdam Noord en het Westelijk havengebied, met stadsecoloog Fred Haaijen. Een ‘Big Five’-excursie door de urban jungle, waarbij je ringslangen, vossen, vleermuizen, haviken en vele stadse beesten kunt zien in een keur van habitats in menselijke omgeving. Met de slechtvalk op de Afvalenergiecentrale, door het personeel de ‘sletvalk’genoemd omdat het vrouwtje het met vrijwel ieder voorbijkomend mannetje doet. De roofvogel neemt stormachtig toe dankzij zijn populariteit bij het grote publiek, ieder hoog gebouw krijgt zo een nestkast en daarmee broedgelegenheid erbij. Geen hoog gebouw in Nederland is nog onbezet door deze in de jaren ’60 nog met uitsterven bedreigde roofvogel. Nu is hij algemeen, maar niet minder bijzonder als snelste roofvogel ter wereld zoals ik al liet zien in mijn voorjaarsblog over de Leeuwarder slechtvalk.
Haaijen is pupil van Martin Melchers, de stadsecoloog die goed met gebruik van lokale media de stadsnatuur bij het grote publiek brengt. Aanstekelijk en humoristisch in plaats van met de fondsenwervende klaagzangen van het groene establisment. Op zo’n manier dat het ook voor bestuurders en bedrijven aantrekkelijk is- al was het maar uit PR-oogpunt- om oog te hebben voor het leven tussen plantsoenen, havendok en flats. Natuur met enkel losers en broos vaatwerk is niet ‘cool’, de diehards en winnaars zijn dat wel. En hun werk, kan weer aanstekelijk werken voor andere regio’s, waar nog volop mogelijkheid is om met minimale middelen maximale biodiversiteit tussen baksteen en asfalt te krijgen. In plaats van de mensloze natuur te idealiseren, als ‘echte wildernis’, kan de urban jungle meer verrassing geven voor het getrainde oog. Die stadsnatuur is wild als de wilde eend, ingesteld op dynamiek.
Zeldzame orchideen in wegberm, pas op voor de hondendrollen
Neem de ‘tijdelijke natuur’op industrieterreinen. De beruchte rugstreeppad kan bouwprojecten stillegen, maar in Amsterdam leggen de stadsecologen paddenpoelen aan onder het mom van ‘tijdelijke natuur’ op braak gebied tussen de bedrijven. Zolang het duren mag in de dynamische stadsomgeving kan de natuur even haar ding doen. Ook Amsterdam Noord is dankzij de invloed van stadsecologen ver in ecologisch bermbeheer, dat minder onderhoud vraagt en met wat goede kalkrijke en voedselarme bermbodems vinden we dan zomaar moeraswespenorchissen, bijenorchissen en de rietorchis, pas wel op voor de hondendrollen bij het plantenjagen.
Zomaar langs de weg.Aan de A10 Noord ook een door de plantsoendienst opgetuigd begrazingsterrein met Soay schapen, met de typische distel- en meidoornvegetatie die na begrazing overblijft. In een druk stukje Nederland zie je vaak meer afwisseling in habitats dan in menig officieel natuurgebied. Met dank aan de menselijke verstoring. Met een wat positief ingestelde lokale overheid die meer in natuur/kwaliteit van woongebied wil investeren en wat gedreven mensen kun je met weinig middelen veel klaarspelen.
Haaijen toont hoe de natuur de mens en zijn bouwwerken ook maar gewoon als een substraat ziet om haar ding te doen. De steenmassa’s zijn voor de dieren in de stadsranden niets anders dan een rotspartij, een holte in een muur is net een kleine grot. Met wat eenvoudige aanpassingen zijn flats weer geschikt voor dwervleermuiskolonies, beestjes die per avond al snel 900 insecten wegvangen om hun hoge metabolisme op pijl te houden. De vleermuizen werpen maar 1 jong per jaar waar ze zuinig op zijn, en met de groep verdedigen ze elkaars kroost om het bij bedreiging mee te laten liften naar een veilige plek.
Waarom alleen maar de losers waarderen en niet de winnaars?
Waar de klassieke natuurbescherming onevenredige aandacht toont voor zeldzame diersoorten die ‘bedreigd’zijn, is ‘bijzondere diersoorten’misschien wel de beste focus voor nieuw natuurgenot in een door mensen gedomineerde wereld, door sommigen Antropoceen genoemd. En waar je met een enthousiaste stadsecoloog als begeleider de bijzonderheid van in mag zien, waar je uit dedain voor de ‘gewone’stadsnatuur domweg aan voorbij zou lopen. Ik lees ook net ‘The Value of Species’ van Andrew Mc Cord die deze lijn ongeveer hanteert bij het vaststellen van iets als ‘waarde’van biodiversiteit: de intellectuele interesse die niet menselijke soorten kunnen opwekken is zijn meetlat voor de ‘waarde’ van soorten.
Mijn intellectuele interesse wordt ook meer geprikkeld door soorten die zich wél aan mensen aanpassen, dan de eeuwige verliezers, Rode Lijstjes en Postcodeloterij-infuusbeestjes van de Groene 11. Waarom steeds de focus op de losers in plaats van de overlevers, die met een beetje hulp van praktisch ingestelde ecologen hun plekje weten te vinden. En wat is die obsessie van NGO’s met ‘de natuurlijkheid’, het idee dat de bijzonderheid van een gebied recht evenredig afneemt met menselijke invloed, de mythe van ‘natuur op eigen benen’. ’s Lands meest landelijk gelegen stad Amsterdam falcificeert die ideologie met haar enorme afwisseling in habitats, beesten en het bijzondere gedrag daarvan.
Nieuwe ex-zeldzaamheden worden stadsdier
Wie weet vinden we bij een volgende Big Five excursie binnenkort ook de steenmarter, die al westwaarts oprukt de Randstad in: waar het eerder een schuwe bewoner van Limburgse boerenhoeves was. Niemand weet precies wat de steenmarter plotseling op de heupen kreeg. Verrassend is het wel. Net als dat we in de stadsrandzone op stap met Haaijen een havikhorst vinden tussen Coentunnel en A10. Bedenk dat de havik in de jaren ’60 nog uiterst zeldzame schuwe bosvogel was, nu komt hij in de stadsranden in hogere dichtheden voor dan vroeger ooit in het Oosten van het land. Tijdens mijn tweewekelijkse rondje hardlopen rond de Bosbaan zag ik in 1 jaar tijd meer haviken en bosuilen dan in 6 jaar Wageningen tegen de Veluwe aan.
Bijzonderheid als maatstaf voor beschermwaardig
Neem als voorbeeld de blauwe reiger, een halve eeuw geleden nog een relatieve zeldzaamheid. Nu is het een algemene en brutale Jordanees die zijn dagschema afstemt op de opening van de friettent, het sluiten van de vismarkt en het voeren van de pinguins in Artis. Volgens een straks ritme, waarbij het dier de mogelijkheden in de stad exploiteert. Haaijer vertelt al hoe Amerikanen met camera bij het zien van de blue heron in extase raken, het is een zeldzaamheid in veel werelddelen. Omdat hij algemeen is zien mensen al snel niet hoe bijzonder dit roofdier is.
En ook hier geldt weer: niemand weet precies waardoor de reiger van moeraszeldzaamheid veranderde in stadsbeest dat de voedselklok van de stad volgt. Bijzonder is het wel, de reiger blijkt een slimme overlever. Toen ik nog voor Natuurmonumenten excursies gaf in het Naardermeer ging mijn aandacht ook vooral uit naar bijzonder gedrag, leuke weetjes, en ik weet zeker dat de kindjes die van mij de polderanaconda mochten vasthouden die ik ving- de ringslang- nooit meer zullen vergeten. De ringslang is het meest algemene reptiel van Nederland maar als 1,40 meter lange kikkerkiller niet minder bijzonder. En wat leuk dat je hem rond Amsterdam binnen één uurtje langs de IJsselmeerdijk kan vinden.
- Het enige onderscheidend vermogen van een zeldzaamheid is dat je hem bijna nooit ziet. En een beest dat steeds wil uitsterven is moet wel oninteressant en onhandig zijn, want anders kwam hij wel meer voor. Ook op ecosysteemniveau hebben zeldzaamheden niet of nauwelijks invloed, het zijn de algemene en dominante soorten met die het doen.
De ‘gestuurde storm’.(zie hierboven)
Een bos bij de A10 Noord richting Zaandam moest gekapt, omdat vonken oversloegen van de hoogspanningsmasten. Met wat goede ideen van de stadsecologen is hier een nieuw habitat gemaakt dat een platgewaaide bosvlakte simuleert: de gestuurde storm. Waarbij de gekapte bomen in stapels voor nieuwe ecologische gradienten zorgen. Ideaal ook voor ringslangen, amfibieen. Stadsdeel Noord heeft nu ook een kilometers lang bijenlint met bloemen aangelegd. De 21ste eeuwse natuur kan niet zonder onze hulp, waar menselijke ruimtedruk hoe dan ook groot zal blijven.
De mens neemt ook in Amsterdam vaak groene leefruimte, er verdwijnen habitats onder bebouwing: je zag dat al in de Bijlmeermeer waar bosjes voor de nachtegaal verdwenen toen de Bijlmerflats omgingen en plaats maakten voor meer woningbouw. Ik werd ook net gemaild door een vrouw die meldt dat voor een bouwproject in Noord onnodig vele lindebomen gekapt gaan worden. De stadsecoloog moet de vinger aan de pols blijven houden, dat papieren voornemens én eisen volgens de Flora en Faunawet ook door de gemeente zelf worden nageleefd.
Met wat simpele ingrepen of compensatiemaatregelen hoef je daar niet krampachtig bij te zijn. Je kunt elders weer nieuwe natuur maken, en zorgen dat de biodiversiteit liefst netto toeneemt, en de écht bijzondere plekken zoveel mogelijk sparen. Zolang je maar bij ieder project met simpele en goedkope maatregelen een beetje habitatverbetering toepast. Het zou een keurmerk bij bedrijven kunnen worden, waarbij een havenbedrijf op het dak een kolonie visdiefjes faciliteert, een hoog bankgebouw gaat weer voor een slechtvalkenkast en de plaatselijke autoboer installeert een vleermuisvriendelijke rand. En waar iedereen tegen elkaar opbiedt om maar het meest biodiverse bedrijfspark te krijgen, zo groen verrassend dat het personeel er bijna op vakantie zou willen.
Het is een manier om natuurbescherming niet langer de hoeven associeren met dierkundige losers en eeuwig verlies voorzien van gironummer. Daar word je enkel neerslachtig van. Natuur is prikkeling van de zintuigen. Stadsnatuurbescherming helpt in de eerste plaats de menselijke stadsbewoners: omdat een natuurrijkere stad meer onze intellectuele interesse kan prikkelen. En daar wordt het leven een stukje leuker van. Ook voor kinderen die vooral in stedelijke omgeving opgroeien, en nu onder hun neus de ijsvogel kunnen vinden, de orchideen en polderanacondas.
ik heb de tekst voor de vernadering niet gelezen maar de schitterende foto’s van de natuur hebben mijn gemoed significant doen opwekken
Rypke bedankt!
Ik weet vanuit mijn werk dat er veel natuur te vinden is in en rondom de stad, dat valt niet te ontkennen. Maar het is zo heerlijk om dat te kunnen beleven omringt door stilte, zonder alsmaar mensen tegen te komen en vooral, dat je niet hoeft op te passen dat je in de hondenpoep staat te stampen.
Hondenpoep ben ik met je eens. Stilte is betrekkelijk. Een autoweg ruist net zo mooi als een bergbeek. Mensen snateren net als een troep eenden. Maar alles op zijn tijd en dus is stilte ook iets om te ervaren. Dat kan ook nog wel in Nederland. Vooral midden in de nacht. Doe eens een nachtexcursie. En anders vlieg je met donderend geraas naar Innsbruck en trek je het gebergte in. :-)
om de liggende foto’s helemaal te kunnen zien kun je er op klikken, en dan zie je de hele compositie. Dat is wat irritant in dit wordpressformat, ik besteed altijd aandacht aan de inkadering bij het maken van de foto’s.