Hoeveel natuur is er 'over'? In 2001 zou er 18 procent over zijn

Landbouw en stad hebben NUL biodiversiteit volgens PBL-ecologen. In 2001 zou er dan 18 procent over zijn volgens Alkemade en Hinsberg, in 2009 is er 15 procent over met een andere methode

Het Planbureau claimt dat Nederland de laagste biodiversiteit van Europa heeft, ’15 procent van DE oorspronkelijke’ biodiversiteit. Dat is gek is omdat bijvoorbeeld Leidse biologen in het Cahier Biodiversiteit tegelijk stellen dat Nederland een relatief soortenrijke delta is (blz 4). In mijn zoektocht hoe PBL onze biodiversiteit op papier zo laag krijgt, stuiten we op het volgende wonder van dataselectie: het Planbureau rekent geen bomen en struiken mee als biodiversiteit. Het staat in het WOT-rapport 2010, onder andere op bladzijde 40 en 91.

Die bomen kunnen zijn  aangeplant, en bij de MSA-methode van het PBL is iets geen biodiversiteit meer als het door een mens is veroorzaakt, tenzij het dat wel is omdat de soort een ‘doelsoort’ heet. We lezen over de selectie van planten:

De soortenset zoals gebruikt in de NVK2 en opgesteld door FLORON (Groen en Van der Meijden, 1997) en aangescherpt in Ten Brink et al. (2002);

FLORON heeft in 1997 voor elke combinatie van natuurtype en fgr enkele tientallenkarakteristieke soorten benoemd. Uitgaande van de selectiecriteria uit Ten Brink et al. (2002) zijn karakteristieke soorten genoemd die:

  1. niet al te zeldzaam zijn binnen het natuurtype. In principe is uitgegaan van soorten die in tenminste 30-100 grids voorkomen binnen de referentiesituatie of de actuele situatie. Uitzonderingen zijn alleen gemaakt voor combinaties met een geringe ruimtelijke verspreiding (heuvelland, duinen);
  2. niet al te algemeen zijn (bijna overal voorkomen). Voor het agrarisch gebied zijn ook wat algemenere soorten benoemd.;
  3. niet zijn aangeplant (b.v. bomen);
  4. goed herkenbaar zijn

Screen-Shot-2015-06-18-at-09.34.52De 15%-claim hierboven duikt voor het eerst op in de Natuurbalans 2009. September 2013 na het Natuurpact van Sharon Dijksma zou er plots ‘herstel’ optreden sinds 1990 ‘mede door natuurontwikkeling.’ De biodiversiteit buigt zich naar beleidswensen. Ook al gebruikt het PBL geen andere data dan er in 2009 al beschikbaar waren via het Netwerk Ecologische Monitoring.

Het 'herstel'/afremmen achteruitgang treedt  hier op VOOR 2000, plots in september 2013

Het ‘herstel’/afremmen achteruitgang treedt hier op VOOR 2000, plots in september 2013

Zoals ik eerder uitlegde gaat het hier om de Mean Species Abundance (MSA)-methode, verwant aan de in 2001 door het Planbureau gebruikte Natural Capital Index (NCI). Die MSA-biodiversiteit is door het PBL bedacht, en wordt alleen in Nederland gebruikt. Die MSA rekent met een oppervlakte waar nog natuur zou zijn, en vermenigvuldigt dat met een ‘kwaliteit’ die in de natuur aanwezig zou zijn. Kwaliteit ten opzichte van het jaar 1950, maar soms ook 1900, 1700, 1825: wat ook maar van pas komt.

Hamvraag is dus hoe ze die ‘kwaliteit’ berekenen, die krijgen ze flink omlaag, en zoals je boven ziet: in stad en op agrarische grond zou NUL biodiversiteit zijn.

  • We hebben nu dus weer een ander aspect gevonden: bomen tellen niet mee.
  • Daarnaast moet het slecht met een soort gaan, om op ‘kwaliteit’ te scoren en mee te tellen. Het handboek Natuurdoeltypen van Bal et al 2001 selecteert soorten als ‘belangrijk’ wanneer deze zeldzaam zijn, ten opzichte van een verzonnen referentie. Want zodra iets achteruit gaat komt het op de radar van de natuurbeleidsmakers van het Ministerie, en het PBL selecteert soorten als ze ‘beleidsrelevant’ zijn.
  • Dus wanneer je succesvol bent als soort- je komt overal veel voor- mag je bij het Planbureau OOK niet meetellen als biodiversiteit, (tenzij dat wel mag, zie hieronder).
  • Rode Lijst-soorten bij vogels zijn weer WEL allemaal doelsoorten van beleid. Terwijl velen achteruitgingen voor ‘veranderingen in de landbouw’.

Dan stuiten we echter weer op een logisch probleem.
De ecologische logica bij de berekening van kwaliteit is op zijn minst verwarrend. Landbouw leidt bij de MSA-methode van het PBL normaal gesproken per definitie tot 90 procent biodiversiteitverlies, bij de NCI telt het hele agrarisch gebied niet mee. NUL biodiversiteit, dus vergeet al die weidevogels die er in 2001 nog waren. Dat- die cultivering- is de reden dat er ook in 1900 nog maar 40 procent biodiversiteit over zou zijn. Echter, neem akkervogels als de ortolaan en grauwe gors, waar het PBL ook mee komt aanzetten. Die deden het DANKZIJ de landbouw van toen goed (rogge-akkers), maar toen drukte landbouw de kwaliteits-score. Nu doen die akkervogels het slecht, dankzij de landbouw van nu met mais. En nu drukken beide vogels de kwaliteitsscore door hun negatieve trend ten opzichte van 1950.

 

Bij het PBL bestaan deze jonge buizerds niet en deze boom ook niet, want aangeplant.....

Bij het PBL bestaan deze jonge buizerds niet en deze boom ook niet, want de populier is aangeplant…..

Hoe berekenen ze dat 18 procent over is met de NCI?
In het rapport Ten Brink et al 2001– waar Hinsberg cs in het WOT-rapport steeds naar verwijzen- deden Alkemade en Hinsberg met de Natural Capital Index (NCI) een vergelijkbare gooi naar hoe groot DE biodiversiteit zou zijn. Daar gebruiken ze dus de zelfde soortselectie als bij de MSA in 2009.

En het zelfde rekensommetje: Oppervlakte x kwaliteit= biodiversiteit. Toen kwamen ze op 18 procent, dus met de NCI 3 procent hoger dan met de MSA. Zie de afbeelding bovenaan de post, die een idee geeft hoe ze het berekenen.

Er zou nog 40 procent natuuroppervlak over zijn, want landbouw en stad nemen de rest van het oppervlak in. En die hebben bij Alkemade, Hinsberg cs per definitie geen biodiversiteit, ookal zit mijn tuin vol vogels, vlinders, bloemen en planten. De jonge buizerds bovenin de populier bestaan ook niet bij Alkemade en Hinsberg, ook al zette ik ze zondag nog op de foto. De ‘kwaliteit’ van die resterende 40 procent oppervlakte- berekend met een wonderlijke potpourri van trends van soorten waarmee het slecht gaat- zou nog 44 procent zijn. Gemiddeld genomen althans. Gek genoeg heten onze houtakkers (bos) in de NCI-methode wel ‘natuur’, terwijl agrarische natuur waar de overheid per jaar 30 miljoen euro in investeerde GEEN natuur heet.

  • Vermenigvuldig 0,4 met 0,44 en dat is 17,6. Ze ronden het dan nog wel af naar boven, en komen dan op……18 procent.
Natuurmonumenten gaat te pas en te onpas aan de haal met '15 procent over', zoals in het ambitiedocument 2011-2015

Natuurmonumenten gaat te pas en te onpas aan de haal met ’15 procent over’ uit de MSA-methode, zoals in het ambitiedocument 2011-2015. Ook Johan van de Gronden is dol op de Malta-mantra om met zijn WNF een voet tussen de deur te krijgen

15 procent, alleen Malta doet het slechter!!!
Nu moeten we nog 3 procent er af snoepen, om op de MSA-biodiversiteit te komen van 15 procent. Dat dramatische getal dat Wereld Natuur Fonds, Natuurmonumenten en de Taskforce Biodiversiteit overal papegaaiden. Deze clubs beweren dat zij op basis van feiten willen discussieren….Dus ze citeren de uitkomst van een indicator die LANDBOUWGROND niet meerekent, terwijl Natuurmonumenten vele duizenden hectares landbouwgrond in bezit heeft als ‘natuur’ , en dit aan boeren herverpacht voor 8 miljoen euro pachtinkomsten per jaar.

Zie hier nog het citaat uit het Cahier Biodiversiteit, waaruit blijkt dat er nogal wat verschillende biodiversiteiten bestaan.

Volgens Leidse biologen valt het bij ons nogal mee....

Volgens Leidse biologen valt het bij ons nogal mee….

We kunnen alvast wel de vraag stellen: in een land met de rijkste natuurclubs ter wereld, waar het zo slecht zou gaan met ‘DE’ biodiversiteit…wat zegt dat over de effectiviteit van die natuurclubs, als ondanks 700 miljoen euro subsidie naar Natuurmonumenten sinds 2000 het zo slecht gaat, en alleen Malta het slechter doet?

Omdat ze zo ineffectief zijn..volgens hun eigen uitspraken althans...

..Het zijn arrogante leugenachtige lieden, kom bij de club van blije ex-leden