Urgenda extatisch na glorieuze overwinning op de Nederlandse Staat…

Urgenda vonnis cr 590

Rechter het padje kwijt?
Vandaag haalde op het eerste gezicht een bizarre uitwas van ons rechtssysteem het journaal: een rechter bepaalde op aanvraag van een klein clubje activisten wat het klimaatbeleid van de Nederlandse staat moet inhouden. Zelfs de Urgenda advocaat was verbijsterd over de uitkomst: wat blijkbaar bedoeld was als een publiciteitsstunt had geresulteerd in een wereldschokkend vonnis!

De zaak loopt al lang en had Urgenda al heel wat publiciteit opgeleverd, maar geen hond nam hem serieus: een rechter kan in Nederland niet op de stoel van de regering gaan zitten. Trias Politica en zo.

Maar als je het vonnis leest, tekent zich een andere werkelijkheid af. Het Urgenda verhaal was heel goed aan te vechten, maar de Staat heeft dat grotendeels nagelaten. De paar punten die de staat wel aanvoerde waren zo zwak en beperkt geformuleerd dat de rechter in zijn vonnis elke keer weer moest opmerken dat “de partijen het er over eens zijn dat…”.

Zo kon het gebeuren dat de rechter eigenlijk voor een simpele keus stond:

Aangezien de staat en Urgenda het eens zijn over nut en noodzaak van CO2 reductie, over de kwalijke gevolgen van de Nederlandse CO2 uitstoot voor de wereld en de Nederlanders, en zelfs over de te bereiken CO2 reducties in de komende decennia, en de staat ook nog eens gesteld heeft dat die ook best betaalbaar en uitvoerbaar zijn (zie onder bij de quotes), maar de staat om vage redenen een nabije doelstelling van 2020 niet blijkt te willen nastreven, had hij weinig andere keus dan de ondergrens van de eis (25%) in de voorgenomen reducties toe te wijzen.

Dit verwoordt de rechter als volgt:

In deze zaak doet zich naar het oordeel van de rechtbank het tegendeel voor, namelijk dat op grond van tussen partijen vaststaande feiten zich de noodzaak voordoet dat de Staat verder strekkende maatregelen neemt om de tweegradendoelstelling te bereiken.

In feite is dit vergelijkbaar met een rechtszaak van een aannemer die een overeenkomst met een gemeente heeft voor de aanleg van een kilometer weg per jaar, maar per jaar maar een halve kilometer in opdracht krijgt. Terwijl de gemeente de overeenkomst bevestigt, en erbij zegt dat ze die ook nuttig vindt en er ook het geld voor heeft, maar alleen om vage redenen niet tot opdracht is overgegaan. De rechter moet dan wel oordelen dat dat gedrag van de gemeente onrechtmatig is.

There is something rotten….
Een wat zorgvuldiger lezen van de stukken roept wel erg veel vragen op. De rechter begint zich eerst als leek op te stellen:

4.3. De rechtbank ziet zich geconfronteerd met een geschil waarin lastige en veelomvattende “klimaattechnische” vragen aan de orde zijn. De rechtbank beschikt niet zelf over deskundigheid op dit terrein. Zij zal zich baseren op hetgeen partijen in dit opzicht hebben overgelegd en tussen hen vaststaat.

Vervolgens bevat niet alleen de bespreking van de standpunten (ca 25 pagina’s) één grote golf aan eenzijdig geselecteerde IPCC informatie, maar is ook het standpunt van de rechter in de tweede 25 pagina’s één grote stortvloed aan klimaatpropaganda. Daarbij valt op dat de overwegingen van de rechter allemaal haarzuiver alarmistisch geformuleerd zijn in keurige goed leesbare Jip en Janneke taal (zie onder een aantal quotes). Ik acht het uitgesloten dat deze tekst door een van de rechters is geschreven. Door wie dan wel?

Het bizarre van deze golf van klimaatpropaganda in het vonnis is dat die volkomen overbodig is, aangezien de partijen hierover niet van mening verschillen. Wat is de bedoeling van de rechter daarvan dan wél geweest?

De kern van de zaak
Basaal is natuurlijk de vraag of de door Urgenda geëiste CO2 reductie van 25% – 40% een verplichting van de staat is jegens Urgenda.

Welnu: de rechter acht Urgenda geschikt als eiser omdat ze volgens haar statuten een algemeen belang dient. Dan mag ze volgens de wet via de rechter opkomen voor de belangen van de Nederlanders.

Blijft staan de vraag of de belangen van de Nederlanders geschaad worden door het reduceren van 17% ipv 25% CO2 in 2020.
De rechter bevestigt dat dat niet zo is: de vermeden temperatuurstijging door de CO2 reductie is marginaal en zal geen betekenisvolle invloed hebben op het klimaat van Nederland of de wereld (zie de quotes).
Nee, het belang voor Nederland is de voortrekkersrol die we op ons genomen hebben. Wij moeten méér doen dan de anderen omdat we rijker zijn en het goede voorbeeld moeten geven.
Vreemd genoeg brengt De Staat niets in tegen deze bizarre en uiterst wankele redenering….

Tsja, dan is de zaak bekeken. Hier lag namelijk de sleutel tot de zaak. Hier had De Staat met meerdere keiharde argumenten kunnen komen om vast te stellen dat de rechter buiten zijn boekje zou gaan door te beslissen over zaken die in de politiek thuishoren.

De juiste argumentatie voor De Staat
Urgenda was natuurlijk heel eenvoudig aan te pakken geweest. Ik zal een aantal aspecten met u doornemen.

Geen consensus
Er is grote onzekerheid dat de CO2 reductie inderdaad gevaarlijke klimaatverandering veroorzaakt. Als er iemand onverdacht is en over de juiste kwalificaties beschikt om te kunnen beoordelen of er klimaatbeleid kan worden gebaseerd op de huidige stand van de klimaatwetenschap, is het topwetenschapper Steven Koonin wel, 4 jaar lang de Obama adviseur voor wetenschap, duurzaamheid en energie. Lees vooral dit blog nog even om bevestigd te krijgen dat niemand nog kan beweren dat er een consensus is in de wetenschap over AGW.

De staat had kunnen aanvoeren dat door de grote onzekerheden bij de wetenschappers, De Staat op elk moment een nieuwe politieke afweging moet kunnen maken over hoe het beleid geformuleerd en ingevuld moet worden. Maar nee, De Staat is het helemaal eens met de consensus die Urgenda aanvoert.

Wat is een doelmatige politiek?
Ook als ons een catastrofe staat te wachten bij onverminderde CO2 uitstoot, is het de vraag welke invloed het Nederlandse beleid daarop zal hebben. Iedere kenner van de energiewereld weet dat er binnen 50 jaar drie miljard mensen bijkomen die van bijna geen naar ons energiegebruik zullen gaan, in China, India en Afrika. Deze landen weigeren in ieder geval de komende decennia om hun CO2 uitstoot te reduceren: ze achten hun welzijn belangrijker dan het klimaatprobleem.
Heel Europa produceert bij ongewijzigd beleid over 30 jaar minder dan 5% van de CO2 van de wereld. Nederland een fractie van een procent.

Dan geldt de volgende redenering:
– als de opkomende landen CO2 wél als een probleem gaan zien, stellen onze reducties de noodzaak van anderen om te handelen uit, en zijn ze eenzijdig nadelig voor onze economie en onze bevolking. Goed voorbeeld doet in de internationale politiek zelden goed volgen.
–  als de opkomende landen CO2 wél als een probleem gaan zien, en we maken onze reducties voorwaardelijk van een minimaal 80% deelname van de rest van de wereld (wat ook in het Kyoto protocol was opgenomen!). Zou dat niet leiden tot een snellere wereldwijde reductie dan wanneer we het goede voorbeeld geven? Een goede onderhandelingstactiek is gangbare en effectieve internationale politiek.
– als de opkomende landen het CO2 probleem van ondergeschikt belang blijven vinden, is het Nederlandse beleid sowieso een enorme geldverspilling en slecht voor de Nederlandse bevolking.

De vraag is niet welke keuze gemaakt moet worden, maar of de rechter deze afweging mag maken. Het antwoord is natuurlijk nee. Diplomatie is bij uitstek het terrein van de politiek. En dat had De Staat op moeten eisen!

Mitigatie of adaptatie
De rechter haalt het IPCC aan om daarmee een keiharde en eenzijdige keuze voor mitigatie te maken:

2.17. In het IPCC-rapport is ook vermeld dat mitigeren in de regel beter is dan adapteren:
“Over the next 20 years or so, even the most aggressive climate policy can do little to avoid warming already ‘loaded’ into the climate system. The benefits of avoided climate change will only accrue beyond that time. Over longer time frames, beyond the next few decades, mitigation investments have a greater potential to avoid climate change damage and this potential is larger than the adaptation options that can currently be envisaged (medium agreement, medium evidence).”

Buiten (en zelfs binnen) het IPCC zijn er echter vele topeconomen die aantonen dat adaptatie veel goedkoper en flexibeler is dan mitigatie, waaronder onze eigen Richard Tol, die zelfs IPCC auteur is. De case voor adaptatie is dus in ieder geval geen ridicule, en daarmee een mogelijkheid. Ook hier is het niet aan een rechter die zelf beweert niets van klimaat te weten om het regeringsbeleid tot mitigatie te beperken. Maar wederom: De Staat zwijgt als het graf en laat de rechter met deze redenering wegkomen. Terwijl het officiële Nederlandse regeringsbeleid wel degelijk zowel op adaptatie als mitigatie gebaseerd is.
Dit bezwaar was héél gemakkelijk aan te voeren geweest, en daar had de rechter zich dan geen uitspraak over kunnen permitteren.

Het totaal en bewust verzaken van de Staat om zich te verdedigen roept grote vraagtekens op.
Vorige week kreeg de zaal op een KNMI symposium over klimaatbeleid nog trots te horen uit de mond van de spreker (een I&M ambtenaar) dat Nederland internationaal nog steeds het hardst aandringt op zo hoog mogelijke eisen aan duurzame energie en CO2 reductie. “De Staat” lijkt op klimaatgebied nog steeds in handen van de klimaatgedreven VROM ambtenaren uit de tijd van Cramer, en Kamp doet daar blijkbaar niets aan.
Dan wekt de zelfvernietigende opstelling van “De Staat” in deze zaak geen verwondering….

Het effect van het vonnis
Hierover is moeilijk wat te zeggen. Een hoger beroep heeft namelijk alleen zin als de Staat bereid is om zich daarbij wél gedeeltelijk van de alarmisten te distantiëren, bijvoorbeeld met bovenstaande argumenten.
Dat zou natuurlijk een prachtige consequentie van de rechtszaak zijn! Maar dat zal Kamp (als persoonlijk diep gelovig alarmist) denk ik niet over zijn hart kunnen krijgen. Ook geeft dat gedonder met de PvdA.
De kans is dus groot dat hij een enorme extra inspanning gaat laten formuleren door zijn ambtenaren waardoor de 25% (theoretisch uiteraard) wél in 2020 gehaald wordt. Als hij maar de officiële ambitie van 25% in 2020 toont, voldoet hij aan het vonnis.

Hoe die ambitie dan moet worden ingevuld? Veel anders dan het enorm oprekken van de wind op zee subsidies kan niet op zó korte termijn. De meer “administratieve” oplossingen zoals het realiseren van goedkopere CO2 reductie in het buitenland krijgt hij niet op deze termijn voor elkaar.

Op naar de 200 miljard lastenverzwaring, binnen 5 jaar!
De huidige wind op zee plannen kosten 18 miljard en leveren ca 1,5% van ons totale energiegebruik. Om de extra 9% CO2 reductie te realiseren, moet er dus zeker 6x zoveel wind op zee bijkomen. Die is zeker zo duur als de huidige, want die moet veel verder in zee gerealiseerd worden. Dat komt dus op ruim €100 miljard extra, bovenop de 100 miljard van het energieakkoord nu. Dat is samen een bedrag dat bijna de helft is van onze staatsschuld, die we ook met de grootste moeite al jaren maar niet omlaag krijgen…

Deze lastenverzwaring als gevolg van het klimaatbeleid van €2000 per gezin per jaar, gedurende de hele periode van 2020 tot 2035, zal niet onder het tapijt te vegen zijn, zoals tot nu toe de kosten van het energieakkoord.

Urgenda: gefeliciteerd en bedankt!
Urgenda is er met dit vonnis in geslaagd klimaatbeleid terug te krijgen op de politieke agenda. We proberen dit al jaren met onze blogs, maar op de PVV na is elke partij Oost-Indisch doof voor onze wanhopige pogingen om eindelijk eens te gaan  kijken naar de kosten en baten van het voorgenomen klimaatbeleid, in de vorm van het Energieakkoord. Onze hartelijke dank gaat dan ook uit naar onze waarde opponenten!

Want de dramatische aanslag van €2000 per jaar op de koopkracht van de burgers, voor de helft door deze nieuwe verplichting, zal grote opschudding geven, en de partijen die ertegen zijn, zullen het vol uitspelen in de komende kamerdebatten en de eerstvolgende verkiezingen.
Met name de VVD achterban zal ziedend zijn als de partij erin meegaat. Samen met het in de ogen van de kiezers verwerpelijke fanatieke federalistische Europabeleid van de VVD-top wordt het zo wel erg gemakkelijk voor kritische partijen om de kiezers bij de VVD te gaan weglokken.
Dit moet haast wel tot een paleisrevolutie gaan leiden in de partij. Ik ga dan ook erg letten op de koers van Halbe Zijlstra op dit topic. Die zal waarschijnlijk tussen de regels door aangeven wat de VVD er op termijn mee gaat doen. Spannend!
Maar ook de SP en de PvdA mogen wel uitkijken: hun kiezers hebben het al meer dan tien jaar elk jaar slechter, en zijn het beu om telkens op te draaien voor politieke hobby’s, al zijn die nog zo links en politiek correct. De stap van SP naar PVV (en vice versa)  blijkt bij elke verkiezing bijvoorbeeld weer erg klein.
Dat belooft dus uiterst interessante verkiezingen! Tenminste als het klimaatbeleid hoog genoeg op de politieke agenda staat. En daar ziet het dank zij Urgenda wel naar uit!

Quotes uit het vonnis die het bovenstaande illustreren:
(met eronder telkens mijn commentaar)

De vraag of de Staat zijn zorgplicht schendt doordat hij onvoldoende maatregelen treft om gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen, is een rechtsvraag die niet eerder in een Nederlandse procedure is beantwoord en waarvoor de jurisprudentie ook geen op maat gesneden kader biedt.

Dit lijkt me een keiharde aanloop naar een hoger beroep!

Het antwoord op de vraag of de Staat voldoende mitigeert hangt af van vele factoren. Twee aspecten zijn daarbij vooral relevant. In de eerste plaats moet worden beoordeeld of sprake is van onrechtmatige gevaarzetting door de Staat. In de tweede plaats komt bij de beoordeling van het overheidshandelen betekenis toe aan de beleidsvrijheid van de Staat. Uit de rechtspraak inzake overheidsaansprakelijkheid volgt dat de rechter ten volle moet beoordelen of de Staat voldoende zorg (heeft) betracht, maar dat dit niet wegneemt dat de Staat zelf mag uitmaken hoe hij zijn zorgplicht ten uitvoer brengt. De aan de Staat toegekende discretionaire ruimte is echter niet onbegrensd: de zorg van de Staat mag niet onder de maat zijn. Geheel te onderscheiden zijn de hier vereiste zorgvuldigheidstoets en de beleidsvrijheid van de overheid overigens niet. Bij de invulling van de zorgplicht zal immers ook de specifieke positie van de aangesproken persoon, gelet op de bijzondere aard van zijn taak of bevoegdheid, zijn verwerkt. De zorgvuldigheidsnorm is daarop afgestemd.

Dit principiële argument heeft de staat uit handen gegeven door te bevestigen dat die zorgplicht van toepassing was (Bold TW)

Vast staat echter dat de Staat het in zijn macht heeft om controle uit te oefenen over het collectieve Nederlandse emissieniveau (en dat hij deze controle ook werkelijk uitoefent). Zijn handelen (of nalaten) staat derhalve in zodanig verband met de Nederlandse emissie, dat van hem met het oog op de veiligheidsbelangen van derden (burgers), waaronder Urgenda, een hoge mate van zorgvuldigheid moet worden gevergd.

Als je dat veilgheidsaspect volmondig toegeeft, hang je dus.

De Staat heeft evenmin concrete gegevens verstrekt waaruit zou kunnen blijken dat de reductieroute van 25-40% in 2020 tot onevenredig hoge kosten zou leiden, of in vergelijking met de langzamere reductieroute om andere redenen niet kosteneffectief zou zijn. Integendeel: de Staat heeft op de zitting van 14 april 2015 bevestigd dat het ook nu voor Nederland nog mogelijk is om alsnog in 2020 aan de EU-doelstelling van 30% te voldoen, wanneer de voorwaarde daartoe binnenkort in vervulling zou gaan. Op grond hiervan concludeert de rechtbank dat er uit kostenoverwegingen geen belemmering van betekenis is om een strengere reductiedoelstelling aan te houden.

Dit is toch gewoon te bizar voor woorden. Welke zelotische ambtenaar kan dit zomaar namens De Staat en dus mede namens mij in een rechtszaak beweren?

De Staat heeft hierbij mede verwezen naar nieuwe technologieën zoals CO2-afvang en -opslag. Voor zover de Staat heeft willen betogen dat te verwachten valt dat in de toekomst door CO2-afvang en -opslag alsnog in hoog tempo tot CO2-reductie kan worden gekomen, acht de rechtbank dit standpunt onvoldoende toegelicht. Urgenda heeft, zonder voldoende tegenspraak van de Staat, betoogd dat voor zover dergelijke technieken al in voldoende mate beschikbaar zijn (de CO2-afvang en -opslag verkeren nog in de experimentele fase), het niet aannemelijk is dat technieken van deze aard op korte termijn en dus tijdig kunnen worden toegepast.

De Staat heeft alle argumenten van Urgenda dus gewoon bevestigd, en alleen aangevoerd dat het efficiënter is om die inderdaad nodige reductie pas later uit te voeren met behulp van CCS.

Opvallend dat de rechter nu opeens heel kritisch wordt en twijfels krijgt aan wat er beweerd wordt. Van enige kritische opstelling blijkt niets in de overige 50 pagina’s van het vonnis. Maar inderdaad, CCS is het meest dwaze onderdeel van de duurzame droomwereld en mag er nooit komen. Te gek voor woorden dat de Staat zich daaraan ophangt (….)

Ook kan de Staat het nemen van voorzorgsmaatregelen niet uitstellen op de enkele grond dat nog geen wetenschappelijke zekerheid bestaat over het precieze effect ervan. Een kosten-batenafweging is hier wel toegestaan. Tot slot zal de Staat zich moeten laten leiden door het beginsel dat voorkómen beter is dan genezen.

In het laatste zinnetje laat  de schrijver zich even gaan, en heeft de rechter dat niet in de gaten gehad. Want dit is een oordeel dat de rechter nooit kan vellen over politiek beleid. Die beslissing is aan de regering. Zoals in de zin ervoor nog netjes wordt gesteld.
Overigens zie ik die kosten-baten analyse nergens. Daarvoor kun je bij Björn Lomborg en Richard Tol terecht, maar die worden niet door De Staat als bron opgevoerd.

De Staat heeft betoogd dat toewijzing van de vordering van Urgenda, die is gericht op een verhoogde reductie van de broeikasgasuitstoot in Nederland, op mondiaal niveau beschouwd niet doeltreffend is, omdat een dergelijke doelstelling zou leiden tot een zeer geringe, zo niet verwaarloosbare, vermindering van de wereldwijde broeikasgasuitstoot. Het al dan niet behalen van de tweegradendoelstelling komt immers vooral aan op de reductiedoelstelling van andere landen met een hoge emissie. Meer specifiek beroept de Staat zich op het gegeven dat het aandeel van Nederland in de wereldwijde uitstoot op dit moment slechts 0,5% bedraagt. Als zou worden voldaan aan de door Urgenda gevorderde reductiedoelstelling van 25-40%, leidt dit volgens de Staat tot een extra reductie van 23,75 à 49,32 Mt CO2-eq (tot 2020), en dat is slechts 0,04-0,09% van de wereldwijde emissie. Op basis van de gedachte dat extra reductie de wereldwijde uitstoot nauwelijks beïnvloedt betoogt de Staat dat Urgenda geen belang heeft bij toewijzing van extra reductie zoals gevorderd.

Het wordt zelfs netjes door de rechter (die niets van klimaat weet..) voorgerekend: maximaal 0,001 x de temperatuurstijging van 3 graden komt door Nederland, dat is dus 0,003 graden. Was te gebruiken geweest als De Staat zich op haar monopolie op diplomatie had beroepen. Maar de extreem slappe formulering van De Staat maakt dat de rechter er niks mee kan:

Dit argument slaagt niet. Het staat vast dat de klimaatverandering een mondiaal probleem is en een mondiale verantwoordelijkheid vraagt. Uit het UNEP-rapport volgt dat op grond van de reductietoezeggingen in Cancun in 2030 een kloof zal ontstaan tussen de gewenste (met het oog op het behalen van de tweegradendoelstelling) CO2-uitstoot en de werkelijke uitstoot van 14-17 Gt CO2. Dit houdt in dat er wereldwijd meer reductiemaatregelen moeten worden getroffen. Het noopt alle landen, ook Nederland, tot het zoveel als mogelijk doorvoeren van reductiemaatregelen. Dat de omvang van de Nederlandse uitstoot in vergelijking met andere landen gering is, doet niet af aan de verplichting om met het oog op de door de Staat te betrachten zorg voorzorgsmaatregelen te treffen. Vast staat immers dat elke antropogene broeikasgasemissie, hoe gering ook, bijdraagt aan een verhoging van het CO2-niveau in de atmosfeer en dus aan een gevaarlijke klimaatverandering. De reductie van de emissie betreft daarmee zowel een gezamenlijke als een individuele verantwoordelijkheid van de partijen bij het VN Klimaatverdrag. Nu de emissiereductie van Nederland wordt bepaald door de Staat, kan hij zich niet van mogelijke aansprakelijkheid ontdoen met de stelling dat zijn bijdrage gering is, zoals mutatis mutandis ook is geoordeeld in het zogeheten Kalimijnenarrest (HR 23 september 1988, NJ 1989, 743). De daarin gegeven regels gelden, naar analogie, ook voor de verplichting tot het treffen van voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van de verwezenlijking van een gevaar zoals in deze zaak aan de orde is. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat de enkele omstandigheid dat de Nederlandse uitstoot een gering aandeel betreft in de wereldwijde uitstoot, niet van invloed is op de door de Staat te betrachten zorgvuldigheid jegens derden. Ook hier neemt de rechtbank in aanmerking dat Nederland, met de andere Annex I-landen, juist met het oog op een billijke verdeling het voortouw heeft genomen bij het treffen van mitigatiemaatregelen en zich in dat opzicht tot een meer dan evenredige bijdrage aan de reductie heeft verplicht. Daar komt nog bij dat buiten discussie is dat de Nederlandse emissies per capita tot de hoogste van de wereld behoren.

Hier wordt de cruciale link gelegd tussen het Nederlandse beleid en het wereldwijde klimaatprobleem.
Het kan natuurlijk niet zo zijn dat een rechter zonder enig verstand van klimaatwetenschap of diplomatie bepaalt wat de meest effectieve manier is om andere landen te beïnvloeden en daarom aan de staat oplegt hoe hij zijn internationale politiek inricht.  Al helemaal niet omdat hij een schuldgevoel lijkt te hebben over de relatief hoge CO2 uitstoot van Nederland (dat overigens heel andere oorzaken heeft dan gesuggereerd wordt).
Maar als De Staat zich achter bovenstaande redenering opstelt, en het daarover met de eiser eens is, mag de rechter het gewoon als gegeven aannemen. Dan is het opeens niet meer zijn keuze.

De rechtbank volgt de Staat ook niet in zijn stelling dat bij beperking van de emissie in Nederland, andere Europese landen dit zullen compenseren, en dat daardoor de uitstoot van broeikasgassen in de EU als geheel niet zal dalen. Het verschijnsel waarop de Staat doelt en dat op diverse niveaus kan optreden (tussen landen, maar ook tussen provincies, regio’s of op wereldschaal) en verschillende oorzaken kan hebben, wordt ook wel aangeduid als het “waterbedeffect” of “koolstoflekkage”. In AR5/2013 zijn onderzoeksresultaten uit 2012 beschreven, die laten zien dat met een gemiddeld percentage van 12% koolstofverlies rekening moet worden gehouden. In het begeleidende document bij de in 2.66 genoemde mededeling van de Europese Commissie van 22 januari 2014 (“samenvatting van de effectbeoordeling”) staat dat er voor het optreden van koolstoflekkage “voorlopig nog geen aanwijzingen” zijn. Gelet daarop valt niet vol te houden dat een extra reductie-inspanning van de Staat zonder substantiële betekenis zal zijn.

Hier blijkt dat de schrijver wel alles van klimaat weet, maar weinig kaas gegeten heeft van energie, en ook niet de moeite genomen heeft om zich er even in te verdiepen. Het Centraal Planbureau en de universiteit van Groningen hebben meerdere malen gesteld dat door het ETS al onze CO2 reductie door wind en zon, die superschone en efficiënte gas- en kolencentrales wegdrukken en honderden euro’s per ton kosten, vrolijk door vuile Oost-Europese centrales worden opgekocht voor 5 euro per ton, en met veel échte luchtverontreiniging de lucht in worden geblazen. Er is door ons peperdure klimaatbeleid geen netto CO2 reductie, wel een toename van de luchtvervuiling. Dat is het Waterbed effect.

Daarnaast vlucht een deel van de zware industrie Europa uit door de hoge energieprijzen. Dat is de “koolstoflekkage” die geschat wordt op 12%. En dat heeft niets met “het waterbedeffect” te maken.
Nou vraag ik me af hoe een gemiddelde Nederlander een welvaartsverlies (bovenop het koopkrachtverlies van €2000 per jaar) van 12% zou beoordelen. Maar het daadwerkelijk vluchten is maar een deel van het probleem: de zware industrie stopt gewoon met investeren en zit de race verder wel uit met de afgeschreven apparatuur. Dat holt de economie van Europa op termijn volledig uit.  De rechter (die niets van energie en klimaat weet, en zo te zien ook niets van economie…) bagatelliseert hier zo maar eventjes een enorm gevaarlijk verschijnsel. En ook nog eens in de volledig verkeerde context.

Causaal verband
4.90. Uit hetgeen hiervoor, in het bijzonder in 4.79, is overwogen volgt reeds dat een voldoende causaal verband kan worden aangenomen tussen de Nederlandse broeikasgasuitstoot, de mondiale klimaatverandering en de effecten daarvan (nu en in de toekomst) op het Nederlandse leefklimaat. Dat de Nederlandse broeikasgasuitstoot op dit moment op wereldniveau bezien gering is, doet er niet aan af dat deze uitstoot mede de klimaatverandering veroorzaakt. Ook in dit opzicht neemt de rechtbank in aanmerking dat de Nederlandse broeikasgasuitstoot aan de klimaatverandering heeft bijgedragen en naar zijn aard ook zal bijdragen.

Hier komt ie weer terug, zij het iets anders geformuleerd.  Onze bijdrage is gering, maar volgens de rechter toch genoeg om een causaal verband te geven. Dat is blijkbaar juridisch verplicht.

4.95 De rechtbank stelt hierbij voorop dat het Nederlandse recht geen volledige scheiding van de staatsmachten, in dit geval tussen de uitvoerende macht en de rechtsprekende macht, kent. De verdeling van bevoegdheden over deze organen (en de wetgevende macht) strekt veeleer tot het bereiken van een evenwicht tussen deze staatsmachten. Daarbij heeft niet de ene macht in algemene zin en in alle gevallen het primaat boven de andere. Wel heeft elke staatsmacht haar eigen opdracht en verantwoordelijkheden. De rechter biedt rechtsbescherming en beslecht rechtsgeschillen. Hij moet dit ook doen als het van hem wordt gevraagd. Het is een wezenlijk kenmerk van de rechtsstaat dat ook het handelen van (zelfstandig democratisch gelegitimeerde en gecontroleerde) politieke organen, zoals de regering en de volksvertegenwoordiging, kan – en soms zelfs moet – worden beoordeeld door de van deze organen onafhankelijke rechter. Dit betreft dan een rechtmatigheidsoordeel. De rechter treedt daarbij niet in het politieke domein, met de daarbij behorende afwegingen en keuzen. Hij moet zich, los van iedere politieke agenda, beperken tot zijn domein, de toepassing van het recht. Afhankelijk van de kwesties en vorderingen die hem worden voorgelegd, zal zijn toets meer of minder terughoudend zijn. Grote terughoudendheid of zelfs abstinentie is vereist als het gaat om beleidsmatige afwegingen van uiteenlopende belangen die de inrichting of de ordening van de samenleving betreffen. De rechter moet zich ervan bewust zijn dat hij slechts een rol speelt in een rechtsgeschil tussen twee of meer partijen. Overheden, zoals de Staat (met organen zoals de regering en de Staten-Generaal), moeten daarentegen een algemene afweging maken, met inachtneming van mogelijk veel meer posities en belangen.

Hier wordt de rol van de rechter heel duidelijk afgebakend: hij mag zich niet met politieke afwegingen bemoeien! Alleen omdat de staat op alle punten Urgenda gelijk geeft, kan de rechter dat deze keer wel.

4.96. Uit dit kenmerkende verschil tussen deze staatsmachten volgt nog niet rechtstreeks een antwoord op de vraag hoe de rechter behoort te beslissen als hij bevindt dat toewijzing van een vordering in een geschil tussen twee partijen aanzienlijke gevolgen heeft voor derden, die buiten de procedure staan. Een beslissing tussen twee private partijen heeft op zichzelf geen gevolgen voor de positie van derden, zodat de positie van derden dan in beginsel buiten beschouwing kan blijven. Een vordering die strekt tot een bevel zoals hier aan de orde is, in een zaak tegen de centrale overheid, kan echter wel degelijk directe of indirecte gevolgen hebben voor derden. Dit noopt de rechter tot terughoudendheid bij het toewijzen van dergelijke vorderingen, en dit temeer als hij de omvang en de betekenis van die gevolgen niet goed kan overzien.

Duidelijker kan de rechter het moeilijk zeggen. Hij weet niets van klimaat en energie, en zou zich er dus ook nooit over uit mogen spreken. Maar Urgenda heeft stapels alarmistische informatie ingeleverd, waar De Staat geen enkel bezwaar tegen gemaakt heeft, die de rechter dus als vaststaand mag (en zelfs moet) moet accepteren.

Als De Staat zich had willen verdedigen, had ze daartoe meer dan genoeg handvatten ter beschikking. We moeten constateren dat De Staat expres de zaak verloren heeft. Dit kan heel interessante politieke gevolgen krijgen!
We houden u op de hoogte…