Konijntjes vindt het Planbureau geen biodiversiteit

Duinkonijntjes zijn volgens het Planbureau geen biodiversiteit in de duinen

Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving zouden wij in Nederland de laagste biodiversiteit van Europa hebben, 15 procent van ‘de oorspronkelijke referentie’, die in 1700 zou bestaan. In deze blog zien we dat die lage score het gevolg is van de rekenmethode en de soortselectie van het Planbureau, en niets van doen heeft met onze bestaande natuur.

Dat omlaag rekenen van de Nederlandse biodiversiteit doen ze met de Mean Species Abundance-methode die vergelijkbaar is met de Natural Capital Index (= natuurwaarde). Daarmee berekenden ze in 2002  een ‘biodiversiteit’ van 18 procent. Treurnis troef.

Natuurbalans 2009, blz 58, dit is de eerste maal dat deze bewering opduikt

Natuurbalans 2009, blz 58, dit is de eerste maal dat deze bewering opduikt, het jaar dat MSA in Ecosystems werd gepubliceerd

Kwaliteit x oppervlakte = biodiversiteit (bij PBL)
Hoe berekenen ze natuurwaarde/biodiversiteit? Door een ‘kwaliteit’ te bepalen van die natuur- het voorkomen van door Planbureau-ecologen geselecteerde soorten- ten opzichte van een gedroomde situatie. En die kwaliteit met het beschikbare oppervlak van dat habitat- als percentage van het totale Nederlandse oppervlak– te vermenigvuldigen. Eerder keek ik naar de architectuur van die index. Vandaag kijken we naar onze Europees belangrijke duinen. Als we daar niet scoren, waar dan wel?

Geen duinkonijntjes in de duinen?

Soortselectie door Planbureau van duin(…)-zoogdieren. Geen duinkonijntjes in de duinen? Geen ree, geen veldmuizen, woelmuizen? Wel een wild zwijn en edelhert waarvoor een nulstand geldt…

Die duinen – categorie Open Duin- krijgen van het Planbureau (toen RIVM/Natuurplanbureau) een kwaliteit van 55 procent en scoren daarmee het hoogste van alle habitattypen. Die kwaliteit bepalen ze door (verzonnen) indexwaardes, de mate van voorkomen van planten en dieren met elkaar te middelen, ten opzichte van een referentie. Voor oppervlakte van de duinen geldt de referentie 1950, maar voor de ‘kwaliteit’ stelt het Planbureau dat 1850 het ideale jaar is, waarin onze duinen dienen te verkeren. (blz 80 Natuurwaarde 1.0)

Dit schrijven ze:

In de referentiesituatie speelt verzuring, vermesting, verdroging, verspreiding (????RZ), verstoring versnippering en jacht geen rol.De referentiesituatie is momenteel gebaseerd op de situatie rond 1850, voor de grootschalige verdroging.

RZ15duinkonijn (1)

Niet aanwezig Edelhert drukt biodiversiteit duinen, wel aanwezig konijn mag er niet voorkomen en gemiddelde optillen
Hoe krijgt het Planbureau de kwaliteit omlaag? Door zoogdieren als het edelhert (….), het wild zwijn (…) en de lynx (….) mee te rekenen. Omdat die niet in onze duinen voorkomen,  krijgen ze een indexwaarde NUL. Terwijl die lynx en het edelhert er in 1850 ook al niet meer waren, en in de (late) Middeleeuwen ook al niet meer. Sterker nog: de Oranjes jaagden vanuit het Binnenhof in Den Haag in de 13de eeuw in de duinen (In het Valkenhuis zit nu het Ministerie van Algemene Zaken ) tot alle wild in de 17de eeuw op was. Toen verplaatste de jacht zich naar Het Loo op de Veluwe. Alle wild was daar ook in de 19de eeuw op, tot mensen als Kroller Moller (van de Hoge Veluwe) rond 1900 weer edelherten uit Hongarije, Schotland enz haalden. Om op te jagen. 

De bureau-ecologen selecteren slechts 5 soorten zoogdieren. Het duinkonijn zit niet bij de geselecteerde duinzoogdieren, maar de lynx en het edelhert wel, de das en de boommarter. Alleen de vos kan een indexwaarde van 1 krijgen, ook al zijn er nu een veelvoud aan vossen ten opzichte van de referentie 1850. De boommarter krijgt indexwaarde 0, terwijl ze anno nu tot in de Haagse bossen worden gesignaleerd. Zo krijg je dus een natuurkwaliteit voor zoogdieren van slechts 20 procent, zijnde 4 x 0+1/5. 

Screen Shot 2015-06-26 at 08.30.53

4 zoogdieren die niet of nooit in de duinen voorkwamen, drukken de kwaliteit spectaculair omlaag

4 zoogdieren die wel/niet of nooit in de duinen voorkwamen, drukken de kwaliteit omlaag. Mijn rekenmachine komt op 57 procent, niet 55

Het duinkonijn mag niet bijdragen aan biodiversiteit
Ook al zou de grootste vossenplaag sinds de laatste ijstijd de duinen overspoelen, de indexwaarde blijft 1: dat noemen ze ‘afkappen’. Een toename boven de gedroomde referentie kan de gemiddelde kwaliteit dus NIET omhoog halen en daarmee ‘de biodiversiteit’ (= kwaliteit x oppervlakte). Maar een afname ten opzichte van die verzonnen referentie- of het niet aanwezig zijn van het door het Planbureau gewenste soort- kan het gemiddelde WEL spectaculair drukken. En soorten die wel aanwezig zijn, als woelmuizen, veldmuizen, konijnen, ree, die telt het Planbureau gewoon niet mee. Ook al zijn konijntjes hier al sinds de vroege Middeleeuwen.

Zo – door haar soortselectie en de toegekende indexwaardes- krijgt Nederland van het Planbureau dus de laagste natuurkwaliteit cadeau.  Want die zoogdieren helpen het kwaliteitscijfer spectaculair omlaag drukken. Het geeft ook niet dat voor de duinen een nulstand-beleid geldt ten aanzien van edelherten, en dat in de duinen van de Waddeneilanden nooit edelherten voorkwamen. Ze helpen het gemiddelde van onze biodiversiteit wel omlaag drukken.

Bij de vogels telt vervolgens een moerasvogel als de grote karekiet weer WEL mee als ‘duinvogel’ net als de slobeend. Omdat die er NIET voorkomen volgens het Planbureau krijgen ze een indexwaarde 0, en helpen ze het gemiddelde omlaag drukken voor vogels naar 45 procent.

 

Bron RIVM-rapport 2002 Brink et al 2002

Bron RIVM-rapport 2002 Brink et al 2002

Oppervlakte drukt de biodiversiteit
Het wordt nog veel leuker.

Want immers: de natuurwaarde (biodiversiteit) is OPPERVLAKTE x kwaliteit. Die oppervlakte is berekend als PERCENTAGE van Nederland. Was heel Nederland een groot open duin geweest, dus 100 procent open duin. Dan hadden we een ‘biodiversiteit’ gekregen van het Planbureau die nog 55 procent bedroeg. Maar omdat duinen minder dan 10 procent van Nederland’s oppervlak bedragen, kunnen ze volgens de rekenmethode van het Planbureau niet helpen onze biodiversiteit op te schroeven.

Al zouden ze het meest soortenrijke areaal ter wereld zijn. Het helpt dus ook niet wanneer er in Nederland als geheel veel meer zwijnen, edelherten, reeen voorkomen dan in 1900 of in 1800. Als het Planbureau besluit dat ze in de duinen niet voorkomen, of ze niet meetelt (zoals het ree) dan drukken ze DAAR de biodiversiteit. En daarmee drukken ze ook de gemiddelde biodivdersiteit van Nederland als totaal omlaag.

Een vrije val in biodiversiteit, tot ze met het NEM gaan rekenen en natuurareaal toevoegen

Een vrije val in biodiversiteit, tot ze met het NEM gaan rekenen en natuurareaal toevoegen

Op deze wijze is Natuurwaarde 1.0 berekend. De MSA-biodiversiteit in de wonderlijke grafiek hierboven baseert zich op Natuurwaarde 2.0 vanaf 1990. Daarin zijn indexen uit het Nederlands Ecologisch Netwerk opgenomen en nog wat kleine aanpassingen in soortkeuze en databewerking. Maar de methode is het zelfde, en de soortenlijsten en referenties grotendeels ook.