De grafiek met het Mirakel van Dijksma in september 2013

De grafiek op het Compendium voor de Leefomgeving met het Mirakel van Dijksma in september 2013, plots herstel na 1990, waar in 2010 nog achteruitgang na 1990 plaatsvond

In deze vrij technische blog, een update over ons onderzoek naar de wetenschappelijke onderbouwing van ons natuurbeleid: Marcel en ik beginnen nu de ’15 procent biodiversiteit over’-bewering van het Planbureau voor de Leefomgeving te doorgronden. Zij stellen bij de grafiek dat hun MSA-rekenmethode (Mean Species Abundance) die uitkomst geeft, een manier van rekenen met biodiversiteit die het PBL ontwikkelde, die ‘wildernis’ als ideaalbeeld van natuur gebruikt met ‘100 procent’ kwaliteit. Een methode die alleen wordt gebruikt door het PBL in het door mensen gemaakte Nederland. En waarvoor – ter validatie van het computermodel- maar 3 studies uit de jaren ’90 in Nederland zijn gedaan- over vogels die van de leg raken van een snelweg. Dat blijkt hier uit mijn blog

Voor Nederland 3 studies van Reijnen uit 1996 en 1994 die Globio valideren en MSA-biodiversiteit, over verstoring door nabijheid van wegen

Voor Nederland 3 studies van Reijnen uit 1996 en 1994 die Globio valideren en MSA-biodiversiteit, over verstoring door nabijheid van wegen

In 2010 na 1990 nog achteruitgang, na Natuurpact plots ‘herstel mede door natuurontwikkelling’
Wij concentreren ons op bovenstaande grafiek waarbij na het aantreden van Sharon Dijksma en haar Natuurpact in 2013 plots de door het Planbureau gefabriceerde vrije val in biodiversiteit ophoudt in 1990, ‘mede door natuurontwikkeling’. Terwijl de zelfde auteurs die de rekenmethode voor MSA verzonnen, in 2010 nog schreven dat na 1990 de achteruitgang door ging. We citeren het WOT-rapport over Natuurwaarde 2.0, blz 17:

Voor alle ecosystemen ligt de kwaliteit in 1994 op een beduidend lager niveau dan in de referentiesituatie (meest overeenkomend met de situatie in 1950), en zijn veranderingen nadien moeilijk zichtbaar wanneer niet wordt ingezoomd op de laatste periode. Inzoomen laat zien dat de afname die voor 1990 heeft plaatsgevonden dóórgaat.

Wanneer je de Excel-data bij de grafiek download, zie je voor Nederland in 1990 een MSA-waarde van 0,14, en in 2010 nogmaals: 0,14

Bij de grafiek wekt het Planbureau de suggestie dat je met hun MSA-methode daadwerkelijke trends in habitats en soorten kunt weergeven. Dat was ook wat Rob Alkemade en Arjen van Hinsberg ons opspelden toen wij ze gingen bevragen. En de zinsnede ‘gegevens voor het agrarische gebied’ suggereert dat ook. Maar dat is niet zo, want MSA en Natuurwaarde zitten anders in elkaar.

Maar….Dat is niet zo, Pinokkio.
We werden dus een klein beetje het bos in gestuurd door het PBL. Daarom verzochten we Keimpe Wieringa nu om alle data en de berekeningswijze van die 15 procent (0,14 dus) voor Nederland. Anders word je weer met algemeenheden het bos in gestuurd en ben je weer weken verder, waar we nu ook al weken moeten wachten.

MSA staat los van trends in daadwerkelijk bestaande soorten in Nederland. Soort- en habitattrends berekenen ze met hun Natuurwaarde 1.0 en Natuurwaarde 2.0, die ik hier besprak. Die rekenmethodes zijn ook zo geconstrueerd, dat ze automatisch een rampzalige en onbevredigende uitkomst geven, zoals ik al toonde. Dat gebeurt dankzij

  1. hun soortselectie (geen algemene soorten meerekenen, alleen zeldzame soorten/ waar het slecht mee gaat of soorten die er al eeuwen niet meer zijn),
  2. de gekozen ideale referentie,
  3. het statistisch afkappen van positieve trends
  4. en de zwaarte van negatieve indexcijfers bij rekenkundig middelen.
  5. En last but not least: doordat  ze ‘kwaliteit’ met areaal vermenigvuldigen ALS PERCENTAGE van het oppervlak van Nederland, komt per habitat automatisch een lage natuurwaarde uit de bus. Want als niet heel Nederland uit duinen bestaat, vermenigvuldig je de ‘kwaliteit’ van duinen met het areaal duinen, dat niet meer dan 10 procent (x 0,1) kan bedragen. En dan zinkt je ‘biodiversiteit’-bijdrage met een factor 10 naar beneden, ookal bulken onze duinen van de soorten.

Zo kregen we in 2002 van het Planbureau een ‘biodiversiteit’ kado, die nog 17,6 procent zou bedragen ten opzichte van het door het Planbureau verzonnen ideaalbeeld. En kunnen ze stellen dat andere rekenmethodes dan MSA ook vergelijkbare uitkomsten geven

Door de verwarring die het Planbureau schetst bij haar grafiek, was mijn eerdere hypothese: die 17,6 en die 15 zijn de zelfde waarde. En dan heeft het PBL de berekening met Natuurwaarde in de zelfde grafiek gezet met MSA. Maar dat is dus niet zo, wanneer we afgaan op de Excel-cijfers. Dus zoomen we in op de manier waarop MSA werkt, in relatie tot Nederland. Wat hebben ze van Nederland gemeten, om voor ons een overgebleven biodiversiteit te berekenen van 14 procent, 0,14?

Biodiversiteit-strafkortingen door ander landgebruik

Biodiversiteit-strafkortingen door ander landgebruik dan ‘wildernis’: Alkemade et al Ecosystems 2009

MSA bedoeld om milieubeleid 1 op 1 te verbinden aan natuurbeleid
MSA rekent, ik herhaal, NIET met concrete soortgegevens in Nederland. Het PBL wekt op het Compendium de suggestie alsof dat wel het geval is. Maar MSA is een computermodel-berekening (GLOBIO), een indicator van menselijke ruimte- en milieudruk die veronderstelt, dat alle invloed die mensen hebben per definitie slecht is voor het niet- menselijke leven en leidt tot ‘biodiversiteitsverlies’. MSA lijkt ontworpen om een eenduidige relatie tussen milieubeleid en natuurbeleid te maken, alsof alle soorten het zelfde reageren op stikstof, klimaat en alle stokpaardjes van de milieu-bureaucratie die het Planbureau jaarlijks 30 miljoen euro uitkeert om haar van werk te voorzien. Het Planbureau is nu ook betrokken bij het IPBES, het IPCC voor biodiversiteit.

Alkemade cs bepalen waardes van biodiversiteit-verlies uit een database van wetenschappelijke studies over de relatie milieudruk/landgebruik en biodiversiteit. Studies die een indicatie geven, wat er met de aanwezige soortdiversiteit gebeurt als je een stuk regenwoud omzet in een bosplantage of landbouwgrond. Dat is een legitieme manier, je kunt op basis van een review van studies ook een indicatie geven hoe snel ecosystemen weer herstellen (hoeveel jaar het duurt gemiddeld)zoals in Rapid Recovery in Damaged Ecosystems in Plos 2009.

Maar bij MSA bestaat herstel niet, eens verdwenen is altijd verdwenen. Omzetting van wildernis in landbouwgrond krijgt van het Planbureau automatisch 90 procent biodiversiteitsverlies, en dan is de kous af. Waarom? Nou ja eh, daarom. Zo staan hier dan alle MSA-waardes voorgerekend per verandering in landgebruik.

MSA staat los van daadwerkelijk voorkomende soorten
Het gekke aan MSA-biodiversiteit, is dat het ‘biodiversiteit’ definieert los van het daadwerkelijk aantal aanwezige soorten. Niet de AANwezigheid van soorten krijgt punten, maar AFwezigheid van 1 soort, Homo sapiens krijgt maximale bonus. Zie hier voor het overzicht. Zo kan een kaal stuk rots of een levenloze ijsvlakte bij MSA liefst 100 procent biodiversiteit krijgen, OMDAT er geen mensen leven. Stel dat je een levenloze woestijn omzet in landbouwgrond met MEER biodiversiteit, dan krijg je dus MINDER MSA-biodiversiteit.

Het van biodiversiteit bulkende Amsterdam waarover stadsecologen als Martin Melchers de lof zingen, en waar ik in 1 jaar joggen door het A’damse bos meer haviken en bosuilen zag dan 6 jaar Veluwe bij Wageningen? Dat krijgt een karige 5 procent biodiversiteit ten opzichte van het ideaal van het Planbureau: een mensloze wereld. Waarom? ‘Expert opinion’, aldus Robert Alkemade in Ecosystems, oftewel de eigen natte vinger. Omdat ze bij bebouwd oppervlak- dus ook groene buitenwijken- uitgaan van het drukke en volle stadscentrum, waar alleen mus, feboduif en stadsreiger, husmuis en huiskat zich handhaven naast vele insecten. Maar die insecten, daar rekent de naturocratie niet mee.

Ook al broedt zelfs op de Zuidas de voorheen zeldzame slechtvalk, en is Amsterdam de meest landelijk gelegen stad van Nederland. En drukte de slechtvalk door zijn schitterende afwezigheid in Natuurwaarde 1.0 nog de kwaliteit van habitat in gemiddelde indexwaardes. En leeft volgens Gerard Jagers van Alterra wel 50 procent van de Nederlandse insectensoorten ook in de stad, die bebouwing gewoon zien als een kale rots.

Maar kom, we laten we onze modellen bij het Planbureau niet verpesten door de realiteit.

Globio gebruikt een zogenaamde Species Area Relationship (SAR) met z-waarde 0,25 als ik me niet vergis om milieudruk en oppervlakte te vertalen naar (theoretisch) soortverlies

Globio gebruikt een zogenaamde Species Area Relationship (SAR)  om veranderd landgebruik te vertalen naar (theoretisch) soortverlies. Dus leefgebied moet qua oppervlak beslist 1/3de van Nederland zijn, wil 100 procent van de daar potentieel levende soorten er ook daadwerkelijk nog leven

Met 1 druk op ESCAPE is heel Drenthe van 90 procent biodiversiteit verlost
Het Globiomodel dat MSA-biodiversiteit berekent is bijzonder grof. Het rekent met gridcellen van 50 maal 50 kilometer (2500 vierkante kilometer). Dat is een oppervlakte van 11 maal Amsterdam, 2 maal de provincie Utrecht, ongeveer het oppervlak van de provincie Drenthe. Hoewel Drenthe onze natuurprovincie is, landbouwgrond is het dominante landgebruik. Dus krijgt Drenthe van de MSA direct strafkorting van 90 procent, en kan alleen de verminderde stikstofgift sinds 1990 nog enige soelaas bieden voor het biologisch uitgeklede Drenthe.  Met 1 druk op Escape op de computer van PBl-ecoloog Rob Alkemade is het Nationaal Park Drents -Friese Wold al haar plant en diersoorten kwijt, ook al zitten ze er allemaal nog.

Het meest lullige aan MSA is nu het volgende. Het Globio-model beweert zich op meer dan 300 peer reviewed wetenschappelijke studies te baseren. Maar voor de Nederlandse situatie zijn maar 3 studies op genomen van Reijnen et al in 1996, over hoe weidevogels van de leg raken in de buurt van een snelweg. Dus op basis van 3 studies over de Nederlandse natuur, doet het PBL dus conclusies over onze gehele biodiversiteit van 1900 tot 2010. Door gissingen over milieudruk uit studies van het tropisch regenwoud tot de toendra naar MSA-waardes te vertalen, en die als pindakaas over Nederland uit te smeren in gridcellen ter grootte van Drenthe.

Reijnen specialiseerde zich in de invloed die menselijke verstoring door verkeer en recreatie zou hebben op het voorkomen van vogels. Ze hebben een rekenmodel ontwikkeld, Larch, waar ze tot de komma nauwkeurig beweren het aantal boomklevers te kunnen berekenen dat wel/niet aanwezig is bij toenemende recreatie. Je kunt dat- zoals ik- erg grappig vinden, maar bureau-ecologen nemen zichzelf hier bloedserieus.

Ik wil u deze passage uit een Milieu Effect Rapportage niet onthouden, zo grappig vond ik hem:

hahahahahahahahahaha

hahahahahahahahahaha. In de computernatuur van het PBL/Alterra kun je tot tienden van procenten nauwkeurig de boomklevers peilen

De volgende stap is nog: doorgronden hoe zij met LARCH de indexen berekenen in Natuurwaarde 1.0 en 2.0. Want die indexen drukken de biodiversiteit OOK omlaag, omdat ze een ‘ideaal’ habitat voor een soort veronderstellen waarin zij het maximale aantal broedparen zouden kunnen afleiden. En dan vervolgens dat ideaal vergelijken met het nu, dat vrijwel altijd slechter is. Of wanneer het nu beter is dan vroeger, dan kappen ze de index van Larch af op 100 procent, 1. En zo kan TOENAME van soorten een veel minder positief gevolg hebben voor je gemiddelde ‘kwaliteit’, dan een afname dat doet of de afwezigheid van een soort.

Is hier dus sprake van kwade wil, zoals ik eerder suggereerde?  De woorden ‘bedrog’ en ‘fraude’ kwamen uit mijn toetsenbord. Het is natuurlijk bedrog, het verhullen dat de bio-keizer van het PBL geen kleren aan heeft. Maar niet uit kwade wil. Alkemade cs zijn allen brave huisvaders, die normaal functioneren in de maatschappij. Zo werken bureau-ecologen gewoon in dienst van een overheid die het onmogelijke vraagt.  Een veilige conclusie is wel: MSA heeft geen raakvlak met de echt bestaande natuur. Want waar MSA-biodiversiteit kelderde nam afgelopen eeuw het aantal plantensoorten toe en ook het aantal vogelsoorten, en ook de abundantie van veel soorten.

En een veilig antwoord dat het PBL ons altijd zal blijven geven. ‘Nou onze modellen zijn nog niet perfect maar….’