André Bijkerk achtergrond soort olifantAndré Bijkerk (links) en Dick Mol voor een levensgrote replica van een mastodon (Anancus avernensis) gemaakt door Remie Bakker in Rotterdam.

Deze week verscheen er een nieuwe studie over het uitsterven van de mammoet en natuurlijk door ‘global warming’ van die tijd. Ik wilde het daar even over hebben, maar misschien eerst een kleine inleiding.

Net voordat deze eeuw begon was er een spraakmakende documentaire op Discovery channel, “Raising the mammoth.” Het deed relaas van de uitgraving van een groot blok permafrost in het noordelijkste puntje van Siberia, waarin een mammoet zou zitten. De Jarkov mammoet. Er waren enige dingen die mij zeer opvielen. Het was een Nederlander, Dick Mol, ja diezelfde, internationaal vermaard als ‘Sir Mammoth’, die de wetenschappelijke leiding had van die expeditie, er werden resten van waterplanten gevonden aan dat blok ijs en het geheel werd gedateerd zo’n twintig duizend jaar geleden.

Terwijl echter iedereen overging tot de orde van de dag, knaagde er bij mij vragen. Waterplanten? Bijna op de Noordpool?? Tijdens de laatste ijstijd (‘Last Glacial Maximum’)??? Vreemd genoeg schenen anderen dit volstrekt normaal te vinden. Toen besloot ik om dat raadsel op te lossen. Dat is nog niet gelukt maar inmiddels is mijn niveau van onzekerheid -18 jaar later- astronomisch gestegen mede door de vele discussies met Dick Mol. Ondanks die vele vragen, is één ding wel zeker, de paleo–klimatologie zit er gewoon naast. Ook in deze nieuwe studie.

Cooper et al bepleiten dat de vele klimaat schommelingen aan het einde van de ijstijden de oorzaak waren van het uitsterven van de mammoet en zijn kornuiten. Deze conclusie is gebaseerd op een grootscheeps onderzoek naar dateringen van fossielen en de vergelijking daarvan met klimaat indicatoren in de ijskernen van de Groenlandse ijskap. Het ironische is dat ik het daarmee eens ben maar ook weer niet. Cooper et al bedoelen temperatuurschommelingen, maar dat moet zijn vochtigheidsschommelingen.

We hebben een zeer gedetailleerd onderzoek gedaan naar juist het uitsterven van de mammoet in Siberië en vonden zeer afwijkende condities van de gebruikelijke temperatuurreconstructies. Een belangrijke rol speelt een zeer controversiële periode, het ‘Younger Dryas’. Dit is het laatste tijdvak van de ijstijd waarvan (abusievelijk) wordt aangenomen dat het zeer koud was. Niet in Siberië echter (en vele andere plaatsen) waar vele grote grazers (paarden, oerossen en ja ook mammoeten) in grote hoeveelheden voorkwamen op een droge steppe, die dus productief genoeg was om de begrazing te kunnen weerstaan en gras groeit nu eenmaal niet in de winter.

Dat alles veranderde kort na het einde van het ‘Younger Dryas’ toen de hemelsluizen plotseling werden geopend en de steppe veranderde in moerasbossen. En daar houden steppedieren niet zo erg van. De mammoet hield het dan ook voor gezien. Temperatuur heeft daarmee niet veel te maken. ‘Non Calor Sed Umor’: google dat maar eens. Cooper et al storen zich echter niet aan dat soort ongemakkelijke waarheden.

Het is duidelijk dat alles nog lang niet duidelijk is maar het was niet de temperatuur die de mammoet liet uitsterven in Siberië, hetgeen dus ook nog steeds de vraagtekens niet verwijdert bij alle andere megafauna-extincties aan het einde van het Pleistoceen. Ook de conclusies van Cooper et al geven geen onderbouwing aan de vermeende klimaatramp die ons te wachten zou staan.