Kwam plots de Rode LIjst opvliegen in 2005, maar dankt neergang jaren '90 mogelijk aan succes roofvogels jaren '90

Ransuil boven mijn huis. Kwam plots de Rode Lijst opvliegen in 2005, maar is nog steeds algemener dan in jaren ’70

Het CBS bracht 2 jaar geleden het ‘goede nieuws’ dat de Rode Lijst met onder andere vogels korter was geworden in 2013 ten opzichte van de Rode Lijst 2004, de laatste in de Staatscourant gepubliceerde lijst. Soorten komen op die lijst als ze nu zeldzamer zijn dan in 1950. Dit betreft echter een vergelijking met een ‘virtuele’ Rode Lijst, die niet openbaar is en waarvoor ik via CBS bij het Ministerie van Economische Zaken toestemming moest vragen om in te zien/moet WOBBEN. Ik heb ‘m nog niet gekregen.

Die Rode Lijst wordt gebruikt om beleidsbeslissingen rond natuurbeheer te forceren en politiek te beinvloeden vandaar ook de rode alarmkleur. Maar daar is hij niet geschikt voor door gebrek aan objectiviteit en actualiteit.  De aanname dat (tijdelijke) op- en neergang van vogelsoorten ten opzichte van 1950 de actuele milieu-omstandigheden en beheerpraktijk weerspiegelen is namelijk onzin.

Als je de baseline 1950 verschuift vallen veel vogels al van de lijst af. Ook is het ‘goede nieuws’ van ‘korter worden sinds 2005’ (bij vogels 3 procent) van deze niet controleerbare virtuele Rode Lijst overdreven omdat de lijst in 2004 mogelijk nodeloos langer werd gemaakt. Zodat de natuurtoestand dramatischer leek dan hij was. Net als bij de Rode Lijst voor zoogdieren is de recent geclaimde winst dus vooral virtueel/boekhoudkundig van aard en deels oorzaak van autonome trends als klimaatveraangenaming en bosveroudering. Of van drijvers die al in de jaren ’70 op gang waren gekomen.

Dat blijkt wanneer je de Rode Lijst-gegevens in de uitgave van SOVON/Vogelbescherming uit 2005 vergelijkt met de European Atlas of Breeding Birds uit 1997 en de Vogelatlas uit 1979.  Het is beter die Atlas te gebruiken dan het jaar 1950 omdat daarvan geen telgegevens bestaan. Sovon werd pas in 1973 opgericht. Er is geen eenduidig verband tussen de lengte van de Rode Lijst van vogels en milieucondities, maar natuurclubs en overheid claimen vaak van wel.

RZ15.ransuil (3)

Losse soorttrends vaak momentopnames, en geen milieu-indicator
Positieve trends vonden al ver VOOR 2005 plaats, zijn vaak niet in verband te brengen met natuurbeleid. Daarnaast bevatte de Rode Lijst van de 78 vogels liefst 8 nieuw gevestigde broedvogels, die vaak al eerder in Nederland tot broeden kwamen. Er werden in totaal 24 vogels toegevoegd ten opzichte van 1995. Die lijst van 1995 bevatte na revisie 68 soorten.  Terwijl als ‘gevoelig’ op de Rode Lijst van 2005 aangemelde vogels in 1995 ook al in aantal afnamen, maar ondertussen nog algemeen zijn.

Vaak komen er ook soorten als ‘kwetsbaar’ op die niet of nauwelijks achteruitgingen, of zelfs  toenamen ten opzichte van de eerste betrouwbare schattingen uit 1979. De Rode Lijst-opstellers houden zich dus vaak niet aan het eigen criterium, door populaties in 2000 met het hoogtepunt tussen 1950 en 2000 te vergelijken in plaats van enkel met 1950. (toen er geen gegevens waren). Dat geeft meer garantie op negatieve resultaten, en geeft geen uiting aan het feit dat populaties van nature door alle tijdschalen van omvang veranderen.

Voorbeeld: De ransuil kwam er op te staan, die ging achteruit ten opzichte van de jaren ’80, maar er zijn nog altijd meer dan in de jaren ’70. De populatie schommelt gewoon, en lijdt mogelijk onder het succes van andere soorten als buizerds en haviken. Je kunt zo’n uil niet aanvoeren om te beweren dat die dekselse landbouw de schuldige is en we snel naar ‘natuurvriendelijke landbouw’ moeten, zoals SOVON/Vogelbescherming continue doet, met een sneer naar kunstmest en gewasbescherming. Een ander voorbeeld is de nachtegaal. Die nam sterk toe in de jaren ’80 in de duinen (Waalsdorper Vlakte bij Dodenherdenking!!), maar nam iets later weer af, en komt daarom op de Rode Lijst 2004.

Toch zijn er nog steeds meer nachtegalen in NL dan in 1979. Vooral rondom Amsterdam in de buitenwijken zoals het Gein en de Bijlmer kun je nachtegalen horen zingen in struiken en jonge bosjes. Ze broeden vooral in de vegetatie die natuurbeheerders willen vernielen in de duinen met hun grote subsidiegrazers voor de ‘openheid’. Ook broeden ze veel tussen de brandnetels, een plantensoort die sterk toenam sinds 1950 dankzij eutrofiëring.

Grauwe vliegenvanger: hoogste broedsucces in menselijke omgeving, aldus Europese Vogelatlas 1997, nu op Rode Lijst dankzij NW-Europese achteruitgang in jaren '70-'80

Grauwe vliegenvanger: hoogste broedsucces in menselijke omgeving, aldus Europese Vogelatlas 1997, nu op Rode Lijst dankzij NW-Europese achteruitgang in jaren ’70-’80

Zelfs de gisteren door mij op een grafzerk in Langweer gefotografeerde grauwe vliegenvanger kwam er op te staan, een soort die volgens de Europese EBCC Atlas of European Breeding Birds (1997) sinds de jaren ’60 al in geheel Noordwest Europa achteruitging. Zoals deze atlas meldt over de mogelijke oorzaak, bij monde van Pools ornitholoog Ludwik Tomialojc:

Spotted Flycatcher broods are vulnerable to cool summer spells (Marjakangas 1982). Its claimed high repreoductive success may be confined mostly to human settlements (not replicated in natural forests pers obs) and also depends on how often second broods can be produced. It’s decline in Northwest Europe may reflect a long sequence of generally cooler summers, which bij reducing insecgt biomass may reduce energy intake rate. Wether cold breeding seasons affect population dynamics more than wintering area droughts is uncertain. (Marjakangas 1982, JH. Marchant et al 1990)The latter hypothesis is weakened because the symptoms are not shared by some neighbouring countries. Furthermore, Spotte Flycatcher European populations did not suffer uniformly as did other trans-Saharan insectivorous migrants affected by the post-1968 population crash. Apart from a suggested increasingly unfavourable breeding climate in NW Europe from the 1960s onwards, other possible (so fa unproven)adverse factors may include biocide-induced reductions or contamination of insect populations, removal of old trees through modern forestry management and general habitat detoriation (Sachslehner 1992)

RZ15.grauwe vliegenvanger

Toeschrijving van trends lijkt een zootje
De jaren ’60 en ’70 waren inderdaad kouder dan de warme jaren ’20-50, maar sinds 1988 warmde Noordwest Europa weer met een graad op. En zoals ook CBS in de Rode Lijst voor Zoogdieren toegeeft, beïnvloedde die warmte uit de jaren ’20-50 het verspreidingspatroon. De officiele ‘Rode Lijst van de Nederlandse Broedvogels’, die SOVON en Vogelbescherming uitgaven maakt daar in het sinds 1988 weer sterk opgewarmde 2005 dit van:

‘Bescherming’:

Oorzaken voor de achteruitgang van de grauwe vliegenvanger zijn niet eenvoudig aanwijsbaar (klopt RZ) De afname in agrarisch cultuurlandschap zal deels het gevolg zijn van veranderingen in het landschap, zoals het grootschalig verdwijnen van hoogstamboomgaarden (daarvoor deelde de overheid in de jaren ’60 premies uit RZ) en houtwallen (daarvoor deelt de overheid nu subsidies uit voor ‘biomassa’RZ) Waarschijnlijk is ook het voedselaanbod (insecten) verminderd. (iemand gemerkt dat er nu minder muggen zijn? RZ, geen enkele studie die dit aantoont). Herstel van kleinschalig, extensief gebruikt cultuurlandschap is gunstig voor de soort. 

De afname in bos is lastig te verklaren, omdat veel bos in Nederland ouder en juist geschikter is geworden (?? loze bewering, RZ) Ook natuurlijker bosbeheer draagt hieraan bij (….). Wellicht is de situatie in de Afrikaanser trek- en overwinteringsgebieden van doorslaggevend belang. Zo is de uitbreiding van de Sahara ongunstig voor deze soort (die is al gestopt in de jaren ’80 door 20-50 procent meer regen dan in 1980 in de Sahel RZ) ongunstig voor deze soort, omdat hij in kleine etappes trekt. Daarnaast zijn klimaateffecten mogelijk. De voorzomers in Nederland zijn koeler en nattter geworden (….in de jaren ’60-’70 RZ) waardoor het broedsucces van grauwe vliegenvangers keldert. Hoe dan ook, meer kennis over de ecologie van de grauwe vliegenvanger is gewenst (= geef Sovon meer opdrachten RZ)

RZ15.ransuil (5)

Speculeren kun je leren, bel SOVON voor nadere informatie: ‘de oorzaak van DE achteruitgang: dat is de landbouw!’
Bij de ransuil komt men beweren dat bejaging van eksters en kraaien de ransuil verjaagt. Want de havik verjaagt die eksters en kraaien uit het bos en dus zijn er al zo weinig nestjes van… Broedden die eerder dan wel in bos? Vanzelfsprekend komt er een stukje degelijke ‘intensieve’ landbouw-bashing met het advies meer veldmuizen te telen op boerenland. Dat klinkt na de veldmuizenplaag van afgelopen jaar ook als eeeh, tsja. En als er zo weinig muizen zijn, waarom nam de kerkuil dan zo sterk in aantal toe (ookal stond die nog op de Rode Lijst van 2005).

Kortom, rond de Rode Lijst 2005 wordt bij op- en neergang van vogels driftig gespeculeerd, en trends zijn zelden actueel.

Zie bijvoorbeeld de nachtzwaluw, die in de jaren ’70-’80 in heel Europa in aantal afnam, in Nederland werd een afname van 80-95 procent gemeld tot 1992, in Ierland meer dan 50 procent, de Engelsen meldden een afname van 50 procent. Zweden meldde een stabiele populatie. Sinds de jaren ’90 is er weer een sterke toename en areaaluitbreiding, dit geweldige beest komt nu zelfs op de Waddeneilanden, hij maakt het geluid als de tikkende steentjes in the Blair Witch Project.

Beheerders in Nederland haasten om zichzelf op de borst te kloppen. Maar is klimaatveraangenaming niet een meer sluitende verklaring? En omdat het klimaat verslechterde na de jaren ’50- Nederlandse zomers werden koeler, de Sahara breidde zich uit tot 1980- is dan ook een afname verklaarbaar sinds 1950. Warmere zomers betekent meer grote insecten, en er zijn ook vleermuizen die daar nu van profiteren-aldus Arco van Strien van het CBS- en daardoor van de Rode Lijst van zoogdieren afvlogen.

Wanneer je de Rode Lijst leest als jaarverslag van de natuurlobby, is hij ten opzichte van veel bedrijven transparant en vast met de beste bedoelingen gemaakt. Maar welke wetenschappelijke pretenties kun je zo ophouden? Zoals ornitholoog Rob Bijlsma mij al voorspiegelde, is men veel te gretig met het aanwijzen van allerlei oorzaken en het wijzen naar beleid. Maar zelf durft hij dat bij veel vogels niet te doen.

Oftewel, de vogelaars van SOVON houden ontzettend van vogels, en ze kunnen tellen als de beste. Maar misschien moeten ze zich daar meer toe beperken, in plaats van steeds te trommelen op de anti-landbouwtrom.

Kwam ook terecht op Rode Lijst

Kwam ook terecht op Rode Lijst, heeft last van predatie door grote bonte specht

Hier de als ‘recente vestiging’ aangemelde nieuwkomers van de Rode Lijst 2004  op een rij, die automatisch in de categorie ‘gevoelig’ kwamen. Nu is de definitie voor ‘recente vestiging’ dat ze 10 jaar op rij hier moeten broeden.Een door mij toegevoegd A’tje betekent dat de soort grootste deel van het jaar in Afrika leeft

  • 1. brilduiker (arctische/boreale soort, eerste vestiging was al 1985)
  • 2. grote mantelmeeuw  (uitbreiding Frans-Britse populatie, eerste vestiging 1993)
  • 3. grote zilverreiger (uitbreiding ZO-Europese populatie, eerste vestiging 1978 Flevopolder)
  • 4. (A)Kleine zilverreiger (idem, eerste vestiging 1979  Flevopolder)
  • 5. taigaboomkruiper (naaldbosbewoner aan rand van verspreidingsgebied, eerste zekere broedgeval 1976)
  • 6. oeverloper (onregelmatige zeldzame broedvogel sinds 1920 aan rand verspreiding, algemeen doortrekker)
  • 7. slechtvalk (hervestiging sinds 1990, bezet nu dankzij plaatsing nestkasten alle hoge gebouwen van NL, volgt mondiale positieve trend na populatiecrash DDT en vervolging)
  • 8. roodhalsfuut (sinds 1918 al onregelmatige broedvogel aan rand verspreiding)
Roodborstje, niet op Rode Lijst, wel heel gevoelig

Roodborstje, niet op Rode Lijst, wel heel gevoelig

In de categorie ‘gevoelig’ komen verder nieuw door afname populatie tov 1995, en steeds blijkt dat ze bij SOVON niet goed kunnen rekenen met percentages. 

  1. (A)Gele kwikstaart (Rode Lijst 2004 meldt 40-50.000 paar, afname 50-75 procent, Vogelatlas 1979 meldt 17-25.000 paar, dus forse TOEname sinds jaren ’70). Blijft grootste deel van jaar in Afrika
  2. Graspieper (Rode Lijst 2004 meldt 70-80.000 paar en claimt ‘afname >50 procent’. Vogelatlas 1979 meldt ’tenminste 100.000 paar die profiteerde van areaaluitbreiding door de inpolderingen, maar de soort was in tijd van Ot en Sien NOG algemener.
  3. (A)Grauwe vliegenvanger (Rode Lijst 2004 meldt 20-30.000 paar afname 50-75 procent, Vogelatlas 1979 meldt 25-40.000 broedparen. De Europese Atlas liet al zien dat een terugval in geheel Europa volgde op verslechterd klimaat Sahel, dat na jaren ’80 weer vochtiger werd.
  4. Huismus (Rode Lijst 2004  meldt 500.000-1 miljoen paar afname >50 procent. Vogelatlas 1979 meldt 1-2 miljoen paar. Hij werd zeldzamer in grote steden, maar is in jaren ’70 wijken platteland zeer algemeen. De Rode Lijst wijt achteruitgang echter aan ‘vermindering graanteelt, intensief biocidegebruik en verdwijnen van stoppelvelden.’ Gelul dus. In klimaatneutrale woningen is geen ruimte voor huismussen, zit alles dichtgesealed.
  5. Matkop (Rode Lijst 2004 meldt 20-30.000 paar afname 50-75 procent, Vogelatlas 1979 meldt populatie van 25.30.000 paar, dus stabiel, geen duidelijke afname)
  6. Ringmus (Rode Lijst 2004 meldt 50-150.000 paar, afname >50 procent  Vogelatlas 1979 meldt populatie van 500-750.000 paar. Achteruitgang dus groter, maar hier op Friese platteland zeer algemeen)
  7. (A)Spotvogel (Rode Lijst 2004 meldt 17-25.000 paar, ‘afname 50-75 procent’. De Vogelatlas 1979 meldt populatie van 30-45.000 paar. Verblijft 9 maanden per jaar in Afrika.
Waarom heet ik plots kwetsbaar?

Waarom heet ik plots kwetsbaar? De Langweerder Dorps-ransuil

Categorie kwetsbaar (geclaimde afname 25-50 procent) kreeg 9 nieuwkomers tov 1995, waarvan 4 Afrika-gangers

  • 1. bontbekplevier (400 paar, Rode Lijst 2004 meldt ‘afname 30 procent’. Maar Vogelatlas 1979 telde 450-600 paar na kortstondige toename. De soort profiteerde in jaren ’60 en ’70 van opspuiten zand voor bouwterreinen, nam sindsdien weer licht in aantal af)
  • 2. (A) boomvalk (verdween uit Drenthe dankzij predatie door havik, zit nu in open cultuurland, dit jaar helaas geen paar meer in Langweer, mogelijk dankzij continue last van buizerds)
  • 3. kramsvogel (..vestigde zich pas in jaren ’70 in Limburg als nieuwe soort, bleef zeldzaam, algemene doortrekker)
  • 4. (A)nachtegaal (Anno 2004 nog 7000 paar, Rode Lijst meldt’ afname >25 procent’. Maar de Vogelatlas 1979 meldt 5000 broedparen, dus sterke TOEname sinds jaren ’70. Nederland ligt aan noordgrens areaal van warmteminnende nachtegaal. In jaren ’80 werd nog toename gemeld in Nederland.Gaat in heel Europa sinds 1950 achteruit. Nam in grote delen Europa na 1930 sterk toe om na 1950 weer af te nemen, was in koude 19de eeuw eerder sterk afgenomen)
  • 5. Ransuil (6000 paar in 2000, Rode Lijst meldt ‘afname >50 procent’. De Vogelatlas in 1979 meldt 4-5000 paar, de ransuil nam dus sterk toe sinds de jaren ’70)
  • 6. Slobeend (9000 paar in 2004, Rode Lijst meldt afname 25-50 procent. De Vogelatlas in 1979 schat broedbestand op 9000-12000 paar…., broedt gewoon plompverloren op boerengrasland, zelf daar nesten gevonden, stabiel gebleven dus)
  • 7. (A)Wielewaal  (4000 paar, Rode Lijst meldt afname 25-50 procent tov jaren ’60, De Vogelatlas 1979 meldt 4000-5000 territoria en schrijft ‘het is voorbarig om na vergelijking met het onderzoek in de jaren zestig tot de conclusie te komen dat de soort achteruit is gegaan’. De Duitse ornitholoog Ralf Wassmann maakt in de Europese Atlas, speciaal melding van de hoge dichtheden die de wielewaal in de nieuw aangeplante populier-bossen van Flevoland haalde die Staatsbosbeheer nu vernielt, 1,2-1,9 paar per 10 hectare, slechts overtroffen door de moerasbossen van de Donau. Volgens de Rode Lijst is  echter-de landbouw- weer de boosdoener van een achteruitgang. De Europese atlas ziet geen duidelijke trend, er zijn landen met afname en landen met toename, waarbij afname in Noord Duitsland correleert met habitatverslechtering.
  • 8. Wintertaling (2000-2500 paar in 2005, meldt afname 40 procent sinds jaren ’70. De Vogelatlas 1979 meldt 2300-3500 paar, na een eerdere mogelijke toename, en kolonisatie weidegebied, dus relatief stabiel en populatie nu mogelijk op zelfde niveau of zelfs hoger als jaren ’50. Waarom dus hier vergelijken met de populatiepiek jaren ’70, en niet met het normale ijkjaar van de Rode Lijst 1950)
  • 9. (A) zomertortel (10.000-12.000 paar, afname >85 procent, de Vogelatlas 1979 meldt 25-35.000 broedparen. Dit is de enige duif van Europa die naar Afrika trekt, en hier ligt ook een belangrijke oorzaak van de Europabrede achteruitgang in de jaren ’70-’80 ingezet. Naast geijkte verklaringen van habitatverslechtering in Europa, noemt de Europese atlas de droogtes in de Sahel als belangrijkste verklaring. De Europese Atlas meldt dat de duif ook in Roemenie afnam met 50 procent, toch geen toonbeeld van intensieve landbouw toen ik het in 2005 bezocht. De Rode Lijst 2005 beveelt echter ‘de omschakeling naar meer natuurvriendelijke landbouw’ aan als recept, en hekelt ons kunstmestgebruik. Kortom, reeds in 1995 had de grootste achteruitgang plaatsgehad, de soort had er toen op gemoeten.

Liefst 8 van die soorten komen er in 2005 op door een gunstige ontwikkeling die al VOOR 1995 inzette. Voer die af van de virtuele door het Ministerie van EZ achter gehouden Rode Lijst in 2013, en je hebt al een boekhoudkundig ‘licht herstel biodiversiteit’ met je RLI-index van liefst 9/78ste, zodat je met 69 soorten nagenoeg gelijk bent aan de 68 van 1995. Terwijl de drijvers achter het weer (tijdelijk?) opveren van vogelpopulaties al ver voor die tijd waren ingezet, en vaak het gevolg zijn van autonome (klimaat)ontwikkelingen.

Lepelaar prikt vorkje mee van klimaatverbetering en bescherming broedgebied

Lepelaar prikt vorkje mee van klimaatverbetering en bescherming broedgebied

Waarschijnlijk is in 2013 een soort als de lepelaar afgevoerd, de kerkuil kon er al langer af dankzij de Kerkuilenwerkgroep haar beschermingswerk met honderden nestkasten en zachtere winters, de nachtzwaluw zal er mogelijk (tijdelijk) af vliegen. We zullen eerst de echter lijst moeten zien, voor het trekken van harde conclusies.