Dick Thoenes achtergrond CrowdDick Thoenes.

Deel 1 is hier te vinden.

We kunnen ons niet voorstellen dat de aarde een steeds groeiend aantal mensen een steeds groeiende welvaart zal kunnen bieden zonder dat we ergens tegen grenzen aanlopen. We kunnen alleen absoluut niet beoordelen of we die grenzen zullen tegenkomen over 50 of over 500 jaar. We kunnen echter wel proberen een proces op gang te brengen waardoor de tijdschaal waarover de veranderingen optreden verlengd wordt en het moment waarop we die grenzen tegenkomen verder naar de toekomst wordt verschoven.

Op dit idee is het principe van ‘sustainability’ (die ik nu verder ‘duurzaamheid’ zal noemen)  gebaseerd. Als we een wereld zouden creëren waarin we niet interen op natuurlijke hulpbronnen, zou het bereiken van die grenzen voor onbepaalde tijd worden uitgesteld.

Dit is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Er is allereerst sprake van twee principiële onbekenden. De ene is het vermogen van de mensheid om een gewenste wereld te scheppen en te onderhouden. De ander is de onvoorspelbaarheid van toekomstige technologische ontwikkelingen die nodig zijn om duurzaamheid mogelijk te maken of althans te benaderen.

Om met de eerste onbekende te beginnen: Tot nu toe zijn alle ontwikkelingen in de menselijke samenleving spontaan gegroeid. Er is incidenteel geprobeerd om kleine delen van de wereld (landen) in een bepaalde richting te sturen, maar dat is eigenlijk nooit gelukt. De Franse en de Russische revoluties zijn ontegenzeggelijk van groot belang geweest, maar als geplande activiteiten hebben ze geen succes gehad. De Chinese revolutie is ontaard in een reusachtige ramp. De Cubaanse revolutie, die betrekkelijk lang heeft geduurd, is uitgelopen op een tragische mislukking. De pogingen die nu worden gedaan om met supranationale organisaties zoals de Europese Unie en de Verenigde Naties bepaalde delen van de wereld te sturen zijn al evenmin succesvol te noemen. Het succes van deze organisaties zit voornamelijk in het gestructureerde overleg tussen de deelnemende naties, maar niet in het besturen ervan. We kunnen wensen om de wereld in zijn geheel te sturen in der richting van duurzaamheid, maar er is geen enkel zicht op methoden om dit te verwezenlijken. Een bestuurbare wereld blijft voorlopig een utopie.

De andere onzekerheid is de onvoorspelbaarheid van de technologie van de toekomst. Als we terugblikken, dan zien we dat de betekenis van vrijwel geen enkele belangrijke technologische doorbraak indertijd was voorzien. Denk aan de elektriciteit, de automobiel, het vliegtuig, de telefoon, de radio, de televisie, de computer, de moderne medische technieken. Nu zijn er mensen die denken dat we alles wel zo’n beetje ontdekt en uitgevonden hebben. Dit is een grote vergissing! Ze is slechts ingegeven door het vrij bekrompen idee dat we nu wel voldoende leuke dingen bezitten. De gedachte dat er nog maar weinig nieuws te vinden is, is gemakkelijk te weerleggen. Er bestaat een groeiend aantal problemen, dat vraagt om een technologische oplossing. Verder hebben we geen idee wat er ons nog voor onvoorziene innovaties te wachten staan (een tautologie). Het zou  natuurlijk buitengewoon interessant zijn als we ons een voorstelling zouden kunnen maken van de omvang van nog onbekende wetenschappelijke gebieden, waarop nog aanzienlijke vooruitgang gemaakt zou kunnen worden, of van nieuwe technologieën die tot onvoorziene doorbraken zouden kunnen leiden. Misschien moeten we wachten op een nieuwe Jules Verne, of misschien kunnen we ook denktanks inrichten die ons hier de weg kunnen wijzen.

Naar een duurzame wereld
Wat we wel kunnen, is proberen na te gaan wat zo’n duurzame wereld in feite betekent. Wat zijn de kenmerken van zo’n wereld, met name in kwantitatieve zin? Als we dat kunnen aangeven, kunnen we doelstellingen ontwikkelen waarop we ons kunnen richten. Of we die kunnen verwezenlijken is natuurlijk een andere zaak.
We kunnen nu reeds inzien dat er voor het bereiken van werkelijke duurzaamheid gelijktijdig moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1. Geen verdere groei van de wereldbevolking.
2. Vergaande beperking van milieubelasting, zodat deze volledig wordt opgevangen door natuurlijke reinigingsprocessen.
3. Voldoende winbare energie beschikbaar in bruikbare vorm.
4. In behoeften aan materialen wordt volledig voorzien door:

e. Afscheiding uit afval en hergebruik.
f. Delfstoffen (doch niet meer delfstoffen verbruiken dan er aan voorraden wordt ontdekt).

5. Voldoende landbouwgrond om de mensheid te voeden.
6. Overal en altijd voldoende zuiver water.

Het is a priori duidelijk dat we zelfs in een bestuurbare wereld het eerste doel niet door sturing kunnen realiseren. We kunnen slechts hopen dat door mentaliteitsveranderingen op wereldschaal een beperking van de bevolkingsgroei binnen korte tijd gaat optreden. Het verleden stemt ons niet optimistisch. In Nederland was er tot 1970 geen enkele matiging van bevolkingsgroei waar te nemen. De bevolking groeide toen ongeveer net zo snel als nu in de ontwikkelingslanden. Het bevolkingsoverschot in Nederland was ongeveer vijfmaal hoger dan in de rest van West Europa. Mogen we verwachten dat de ontwikkelingslanden in 2030 verder zijn dan Nederland in 1970?

Als de huidige groei van de wereldbevolking (die nu gedaald is van 1,7 tot 1,4 % per jaar) onverminderd zou doorgaan, zou de bevolking in 2100 tot boven de 24 miljard zijn gestegen. Er doen zich echter toch ontwikkelingen voor waardoor de groei blijkt af te nemen. In een VN-rapport wordt de verwachting uitgesproken dat het bevolkingsaantal in 2100 zal zijn gestegen tot ongeveer 12 miljard (middenvariant), dat zou een verdubbeling in 100 jaar betekenen. Andere prognoses noemen een maximum bevolkingsaantal van ongeveer 10 miljard. We weten inmiddels dat de belangrijkste maatregel om de bevolkingsgroei te beperken moet worden gezocht in goed onderwijs, met name voor meisjes.

De doelstellingen 2–6 zijn in principe met technische middelen te bereiken, maar de moeilijkheidsgraad van het verwezenlijken van de verschillende doelstellingen loopt sterk uiteen. Bij de huidige stand van de technologie lijken de doelstellingen 2, 5 en 6 in principe realiseerbaar. Ze zullen alleen erg veel inspanning, veel energie en veel geld kosten. Voor het verwezenlijken van doelstelling 3 (energie) zijn nog veel technische ontwikkelingen nodig, en waarschijnlijk zelfs geheel nieuwe doorbraken. De benodigde kosten zijn nog niet te schatten. Met de huidige stand van de wetenschap lijkt doelstelling 4 (materialen) nog niet haalbaar. Hiervoor zijn technologische doorbraken nodig die nu nog niet zijn te voorzien.

Het is belangrijk om in te zien dat het verwezenlijken van alle hierboven genoemde doelstellingen 2–6 veel geld en veel energie kost en dat ze daarom in principe onderling strijdig zijn. We zullen de beschikbare middelen dus steeds op een bepaalde manier moeten verdelen. Laten we eens aannemen dat we ooit een keer het juiste optimum in deze verdeling hebben gevonden. Als we daarna dan meer geld zouden uitgeven aan één van de doelstellingen, bijv. aan het milieu, dan zal dit het bereiken van werkelijke duurzaamheid in de weg staan. Anders gezegd: we hebben niet alleen in toenemende mate te maken met schaarste aan energie, schoon water, materialen enz., maar ook met schaarste aan geld. Het streven naar duurzaamheid vereist altijd een voortdurende economische optimalisatie. Zuinigheid is dus een noodzakelijke voorwaarde voor het kunnen bereiken van duurzaamheid.

We zullen deze doelstellingen in het navolgende stuk voor stuk kort bespreken.

Milieuzorg
Ten onrechte worden milieuzorg en duurzaamheid vaak als synoniemen of althans als verwante begrippen gezien. Wel is voor het bereiken van werkelijke duurzaamheid een effectieve milieuzorg op wereldschaal noodzakelijk, maar omgekeerd is het niet zo dat milieuzorg automatisch bijdraagt aan duurzaamheid. Veel belangrijke milieuproblemen zijn plaatselijk, dat wil zeggen dat er binnen een bepaald gebied hinder wordt ondervonden. De effecten zijn echter dikwijls van geen belang voor een veel groter gebied, laat staan voor de gehele wereld. De oplossing van deze milieuproblemen draagt dan ook nauwelijks bij aan de toestand in de wereld en dus evenmin aan duurzaamheid. De meeste vormen van luchtverontreiniging vallen in deze categorie.

Sinds 1988 wordt een dreigende wereldwijde klimaatverandering gezien als milieuprobleem nummer één, en daarmee als duurzaamheidsprobleem nummer één. Dit is om verschillende redenen onjuist.

In de eerste plaats kunnen we het wereldklimaat over een aantal jaren niet voorspellen. In de tweede plaats kunnen we het waarschijnlijk niet beïnvloeden, in welke zin dan ook. We kunnen alleen plaatselijke klimaten beïnvloeden. Op wereldschaal zijn allerlei regelende mechanismen werkzaam die vooralsnog menselijke effecten overtreffen.

Het IPCC heeft verwachtingen uitgesproken over toekomstige klimaatveranderingen, die veroorzaakt zouden worden door de CO2, die door de mensheid in de atmosfeer wordt gebracht bij het verbranden van fossiele brandstoffen. Dat zich zo’n extra ‘broeikaseffect’ zou kunnen voordoen is in principe mogelijk. Alleen is het effect in kwantitatieve zin waarschijnlijk veel kleiner dan door het IPCC wordt verwacht. De uitspraken van het IPCC zijn gebaseerd op de volgende twijfelachtige overwegingen:

  • De voorlopige, doch aanvechtbare, conclusie dat de aarde als geheel gedurende de laatste decennia reeds merkbaar is opgewarmd.
  • De hypothese dat de kooldioxide-uitstoot van menselijke oorsprong tot een belangrijke temperatuurstijging zal leiden.
  • De veronderstelling dat deze temperatuurstijging tot allerlei rampen zou leiden, zoals meer overstromingen en allerlei soorten noodweer.

Hoewel de meeste wetenschappers – inclusief de klimaatsceptici – aannemen dat er een stijging van de gemiddelde temperatuur op aarde is opgetreden, vallen daar toch wel enige kritische kanttekeningen bij te plaatsen.  E.e.a. hangt er vanaf waar men begint te tellen en hoe betrouwbaar men de meting van de T–stijging vindt. De belangrijkste temperatuurstijging deed zich voor vóór 1940, maar deze kan niet veroorzaakt zijn door CO2-uitstoot, want die was toen nog heel klein. Toch nemen de alarmisten die stijging graag mee in hun betogen. Toen de CO2–uitstoot sterk begon toe te nemen, is de gemiddelde T eerst 0,2 graden gedaald (1940–1979), toen 0,4 graden gestegen (1979–1998) en daarna ongeveer constant gebleven. Gedurende de tijd van sterke CO2- toename (1940–nu) is de temperatuur dus ongeveer 0,2 graad gestegen.

Is dit getal significant? Het is bijzonder moeilijk (eigenlijk onmogelijk) om  een wereldgemiddelde temperatuur van de atmosfeer te bepalen op enkele tienden van een graad nauwkeurig. Bovendien fluctueert de berekende gemiddelde temperatuur van jaar tot jaar 0,1–0,5 graden. Die T–stijging van 0,2 graad is dus niet significant. Ze is in elk geval veel kleiner dan op basis van de broeikasthypothese werd verwacht.

Dat de mensheid bijdraagt aan een sterke stijging van het CO2–gehalte van de atmosfeer is aannemelijk, maar niet zeker. In elk geval wordt een belangrijk deel (minstens de helft) van de menselijke uitstoot door de planten of de oceanen opgenomen, en deze opname is stijgende. We weten nu dat opname van de totale CO2-uitstoot (menselijke en natuurlijke) 97,5% is.

Dat het gestegen CO2–gehalte niet heeft geleid tot een aanmerkelijke temperatuurstijging komt waarschijnlijk door de thermostaatwerking veroorzaakt door de verdamping van water in combinatie met de wolkenvorming. Deze processen doen zich over de hele wereld voor met sterk verschillende locale effecten. Het is niet aangetoond dat de zeespiegelstijging is toegenomen, en het is niet zeker dat dit zal gebeuren. Alles bijeengenomen lijkt er op korte tot middellange termijn geen reden tot ongerustheid.

De bezorgdheid over een mogelijke klimaatverandering heeft geleid tot de intentie om te bezuinigen op het gebruik van fossiele brandstoffen in de ontwikkelde landen. Dit is op zichzelf natuurlijk belangrijk, mits de daaraan verbonden kosten zichzelf terugbetalen. Zuiniger omspringen met schaarse stoffen is een van de noodzakelijke voorwaarden voor het streven naar duurzaamheid. Het lijkt echter dat mogelijke bezuinigingen niet zullen leiden tot een wezenlijke beperking van het extra broeikaseffect.

Het is overigens wel denkbaar dat wanneer het verbruik van fossiele brandstoffen zou stijgen tot een veelvoud van het huidige, er op de langere duur toch weer een extra broeikaseffect merkbaar zal worden. Dit zou zich kunnen voordoen als de ontwikkelingslanden een zelfde welvaartsniveau zouden bereiken als het Westen nu heeft. Echter, het versterkte broeikaseffect heeft een maximum van 1-2 graden, ook bij veel hogere CO2–uitstoot. Immers, nu wordt ongeveer 90% van het absorbeerbare IR reeds geabsorbeerd. Dit kan nooit meer dan 100% worden. Er kan dus niet veel meer extra broeikaseffect bij komen. Ik vermoed dat dit overeenkomt met ongeveer 1 graad.

Welke milieuproblemen zijn wel acuut? Ik denk dat de vervuiling van de oceanen in feite milieuprobleem nummer één is. Het gaat dan allereerst om verontreinigingen die met de rivieren naar de zee worden gevoerd en die niet in de zee voldoende snel onschadelijk worden gemaakt. Daarbij wordt gewoonlijk gedacht aan bepaalde chloorkoolwaterstoffen en bepaalde oplosbare metaalcomplexen (zoals dimethylkwik). Zware metalen in ionische vorm worden als regel neergeslagen en zakken naar de bodem.

Er bestaan voldoende technieken om industrieën zo te bedrijven, dat geen noemenswaardige hoeveelheden schadelijke stoffen in het water komen. Dit vraagt in bepaalde gevallen om uitgebreide en dure zuiveringsinstallaties. De technologieën zijn bekend, dit is voornamelijk een kwestie van geld.

Veel moeilijker is het bestrijden van verontreinigingen afkomstig van diffuse bronnen, met name van stoffen die door de individuele mens in het milieu worden gebracht. Hoewel een effectieve oplossing nog niet in zicht is, moet deze toch met conventionele technieken kunnen worden verwezenlijkt.

Samenvattend kunnen we zeggen dat bestrijding van de huidige en toekomstige milieubelasting voornamelijk een kwestie is van geld en energie. Principiële problemen, zoals die zich voordoen bij de thema’s die in de volgende aflevering aan de orde komen, doen zich hier voorlopig niet voor. Een ernstig broeikasprobleem zal zich ook op lange termijn niet kunnen voordoen.

 

Wordt vervolgd.