Rob3

Een bijdrage van Rob Lemeire.

We horen vaak dat de wetenschap 95% zeker is van de klimaatopwarming. Die 95% zekerheid slaat echter op een bijna lege doos, aangezien het niet eens gaat over een unieke of gevaarlijke opwarming. Daarom is het tijd om de wetenschappelijke processen achter de klimatologie eens onder de loep te nemen.

De broeikastheorie zou van een hoge wetenschappelijke kwaliteit zijn, met een waarschijnlijkheid van 95 % dat de aarde opwarmt door de mens en dat dit een zeer gevaarlijke tendens is. Zonder zelfs diep te moeten graven is het toch al mogelijk heel wat problemen met deze veronderstelling te vinden. Het is overigens niet nieuw dat men jongleert met hoge zekerheden over de opwarming van de aarde – dat doet men al van toen er nog geen sprake was van een duidelijke klimaatopwarming.

Van een groep klimaatwetenschappers die zichzelf op de borst klopt omwille van de eigen meest voortreffelijke wetenschappelijke methode verwacht men ook een zekere wetenschappelijke zuiverheid. Dat is in eerste instantie een interne kwestie onder medestanders, dus tussen wetenschappers en anderen die de these verdedigen, in de pers en de politiek bijvoorbeeld. Maar laten we eens punt voor punt kijken of we wel kunnen spreken over een zuivere, interne wetenschappelijke methode.

Klimaatzuiverheid
De opwarmingstheorie kunnen we natuurlijk niet los denken van het goede doel, daaraan verbonden, namelijk de wereld redden van allerlei extreme klimaatrampen. Een eerste mogelijke probleem is daarom de noble cause fallacy, de meestal onbewuste veronderstelling dat, als het doel goed is, de methode om dat doel te bereiken minder belangrijk is. Daar moet de klimaatwetenschap, indien zij zichzelf serieus neemt, zeker rekening mee houden.

Ten tweede zitten overheden en andere instellingen voortdurend te zwaaien met onderzoeksgeld met een exclusieve interesse in het verband tussen mens en klimaat. Wie dat verband dan ontkent of nuanceert snijdt in eigen vel. Wat doet de klimaatwetenschap om dit soort problemen te vermijden?

Het derde punt is de kleine gemeenschap van klimaatwetenschappers en ter zake doende wetenschappelijke tijdschriften. Voor de wetenschappelijke artikels die er geproduceerd worden is er natuurlijk het peer-review-proces op zich niet noodzakelijk een slechte werkwijze. Dat betekent echter in een kleine ons-kent-ons wereld van de klimaatwetenschappers niet noodzakelijk een waterdichte methode. In de literatuur is er al heel wat gezegd over peer-review-processen die lang niet doen wat ze beloven, en waar gezagsargumenten meer doorwegen dan rationele wetenschap. Alweer oppassen geblazen.

Bovendien kan men zelfs die peer-review in dit verband niet als een leidraad nemen, aangezien de klimaatwetenschap niet door wetenschappelijke tijdschriften maar door het IPCC wordt bepaald.

Punt vier is dat. Het IPCC is namelijk een uniek instituut dat voor geen enkele andere wetenschapsbranche bestaat, met volkomen eigen procedures. Het IPCC staat voor ‘Intergovernmental Panel on Climate Change’, waar al opvalt dat er geen referentie naar ‘wetenschap’ in staat. Wel naar politiek, internationale politiek zelfs, waarvan het imago in veel gevallen toch enigszins tekort schiet. Het IPCC is dan ook niet voor niets opgericht door de VN en wordt aanschouwd als leidinggevend wat klimaatwetenschap en klimaatbeleid betreft. Dat politieke karakter van het IPCC is uitstekend geanalyseerd in het boek ‘Le GIEC est mort : Vive la science !’ van Drieu Godefridi (ook in het Engels verschenen als ‘The IPCC: A scientific body?’).

Hun procedure om tot lijvige klimaatrapporten te komen bevat wel enkele pijnpunten, zonder op de vele details en het harde werk hierachter in te gaan. Het IPCC selecteert zelf de artikels die het publiceert – en die zijn heus niet allemaal peer-reviewed (punt vijf). En daarna schrijven ze daar een samenvatting van.

Wie kijkt naar de personen die dit helse werk verrichten, ziet dat daar heel wat wetenschappers tussen zitten maar dat ultieme beslissingen door niet-wetenschappers en zelfs VN-landen worden genomen, zo komen we aan nummer zes. Dat de klimaatconsensus op peer-reviewed-wetenschap is gebaseerd is dus geen ‘inconvenient truth’ (‘ongemakkelijke waarheid’) maar een ‘convenient lie’ (‘geschikte leugen’).

Aangekomen aan ons laatste punt, punt zeven, wat ons nog meer moet interesseren is de manier waarop de wetenschap gepresenteerd wordt aan gewone mensen en politici. Daar is er geen enkele instantie die let op de juiste voorstelling van de feiten. Zolang de zaak van het klimaatalarmisme gediend wordt mag alles gezegd worden, zo lijkt het wel. In ons land suggereerde Jill Peeters [Vlaamse weervrouw] zo een verband tussen CO2 en fijn stof, maar zoiets bestaat gewoon niet (zie hiervoor het artikel ‘Amalgaam van CO2 en smog door pers’).

In de internationale media zien we een vloedgolf aan paniekerige doemberichten over het verband tussen extreem weer en de klimaatopwarming. Serieuze mainstream klimaatwetenschappers, zoals ook Luc Debontridder van het KMI (heus geen klimaatscepticus), ontkennen dat echter, en ook in de officiële IPCC-rapporten is er nergens een bewijs dat extreem weer de laatste tijd toeneemt. Misschien worden de serieuze klimaatwetenschappers van het IPCC dan toch niet zo goed in onze media gehoord? Dat is dan toch twijfelachtig, aangezien Jean-Pascal Van Ypersele, de tot voor kort vice-voorzitter van het IPCC, toch wel af en toe in onze pers verschijnt en daar nooit over klaagde. Hij fulmineert liever tegen klimaatsceptici, die hij ooit zelfs voor de rechter wil dagen (zo toch in De Morgen van 4 november 2006).

De vraag is dus of de klimaatzuiverheid binnen de klimaatconsensus een zuivere wetenschappelijke methode voorstaat, of eerder een klimaatideologie. De zeven opgesomde punten doen eerder dat tweede vermoeden.

Consensus toen
Hier zijn dus zeven moties van wantrouwen, maar er is toch die befaamde hoge waarschijnlijkheid dat de opwarmingstheorie klopt? Als dat zo is, van waar komt die waarschijnlijkheid echter?

Het klimaatverbond tussen politici en klimaatalarmistische wetenschappers boekte zijn eerste overwinning op 23 juni 1988, toen James Hansen in het Amerikaans Congres zijn these over de opwarming van de aarde kwam vertellen. Hij benoemde toen al op een zeer alarmistische toon een zogenaamde consensus: het zou al 99% wetenschappelijk zeker zijn dat de opwarming door de mens reëel was – zo rapporteerde de New York Times.

De pers slikte dit verhaal als zoete koek, gesterkt door de toevallig aanwezige hittegolf in combinatie met een slecht functionerende airco en een opvallend zweterige Hansen. De wereldwijde temperatuur was toen echter nog maar net iets hoger dan die in 1940 (zie figuur 1, verder in deze tekst), of toch als we geen rekening houden met de grote onzekerheid verbonden aan de temperatuurmetingen. Onder meer het hitte-eilandeffect, de lokale opwarming gekoppeld aan beton, zorgt voor grote fouten op de temperatuurmetingen. Hierdoor was het zelfs maar onzeker dat het überhaupt om een record ging, aangezien de meeste weerinstallaties net rond stedelijke gebieden zijn geplaatst – met extra veel beton. In de jaren 1980 kon men dus enkel nog gissen en theoretiseren over een mogelijke rol van CO2 bij een veel te prille opwarming.

Toch staan diezelfde personen aan de wieg van het IPCC. Ze hebben steeds meer gehoor gekregen en medestanders gevonden door de combinatie van hun alarmisme gebaseerd op een vermeende consensus. Lees het artikel van de New York Times maar na, de gelijkenis met de huidige toon in de pers is treffend. Een dergelijke aangehouden strategie van vermenging tussen politiek, journalistiek en wetenschap, gebaseerd op een zogenaamde hoge zekerheid, blijkt uiteindelijk zeer succesvol.

Consensus vandaag
Maar hoe zit het met die waarschijnlijkheid vandaag? Heeft die wetenschapper indertijd misschien goed gegokt?
Het IPCC zegt  in zijn vijfde rapport:

“Het is hoogst waarschijnlijk (>95%) dat de menselijke invloed op het klimaat verantwoordelijk is voor meer dan de helft van de temperatuurstijging op de Aarde tussen 1951 en 2010.”

Stel dat het IPCC hier gelijk heeft, is dat nog geen reden om te panikeren. De mens is misschien maar 51% verantwoordelijk voor de opwarming van de aarde. En verder zegt het citaat helemaal niet dat deze opwarming uniek of gevaarlijk zou zijn.

De 95% waarschijnlijkheid waarmee het IPCC zijn tegenstanders zo vaak wil neersabelen is dus misleidend, gezien de nogal zwakke uitspraak waaraan de hoge zekerheid is gekoppeld. Dat is ook de kern van een kritiek van wetenschapsjournalist Marcel Crok. Men kan zelfs vlot klimaatscepticus zijn en geloven in de bovenstaande uitspraak van het IPCC. Een recent onderzoek gaf echter aan dat maar 43% van de klimaatwetenschappers dit onderschrijft.

Hier klopt dus iets niet. De geschiedenis van de wetenschappen toont aan dat er wel meer dwalingen zijn geweest, zeker als politiek een rol speelde – bijvoorbeeld bij de eugenetica. Dat maakt een dergelijk verhaal over consensus zeer verdacht. Inderdaad, verhalen over klimaatsceptici die moeten vrezen voor hun job zijn legio – en over wetenschappers die enorme subsidies en erkenning binnenrijven zolang ze zich aan de goede kant van het klimaatdebat situeren idem dito. Spreken over een hoge wetenschappelijke waarschijnlijkheid is in dit licht onfatsoenlijk en intimiderend voor het eerlijke debat.

Temperatuursverloop versus modellen
Maar ook als we inhoudelijk kijken, gebruik makende van de ruwe gegevens van het IPCC zelf, vallen de gaten in het verhaal op. Het wereldwijde klimaat is een aartscomplexe kwestie vol met grillige wetmatigheden. De IPCC-wetenschap zoekt de eenvoudige verbanden: meer broeikasgassen, dus meer temperatuur. Dit kan kloppen, maar het zou ons eerder moeten verwonderen.

Rob 1

Figuur 1: Globale gemiddelde temperatuuranomalie gecombineerd over land en oceanen (bron: IPCC report 2014, Summary For Policy Makers, p. 3)

Neem nu het temperatuursverloop van de twintigste eeuw, met een eerste temperatuurstijging tot aan de tweede wereldoorlog, dan een tussentijdse temperatuurdaling en hierna een tweede, ongeveer even grote, temperatuurstijging sinds de jaren 1970 (zie figuur 1), eindigend rond 2002. De temperatuurdaling wordt door het IPCC verklaard door vervuilde lucht die toen zwaar toenam maar ondertussen terug gedaald is – een verklaring waar men vragen bij kan stellen, maar soit, het is er één. Die eerste temperatuurstijging kan echter onmogelijk aan CO2 of vervuiling worden toegeschreven, voor de tweede wereldoorlog was de wereldwijde economische ontwikkeling en dus ook CO2 nog maar een fractie van die van nu (zie figuur 2). Stel nu, het klopt dat vanaf de jaren 70 de broeikasgassen op hun eentje verantwoordelijk waren voor de temperatuurstijging. Dan bestaat er een totaal andere, nog ongekende oorzaak die voor een ongeveer even grote stijging in de eerste helft van de vorige eeuw zorgde. Men bewijst zo eenvoudig dat er minstens even grote natuurlijke krachten in het spel zijn als menselijk CO2.

Rob 2

Figuur 2: Globale menselijke CO2-uitstoot (bron: IPCC report 2014, Summary For Policy Makers, p. 3)

Dan blijkt nog dat er verdacht weinig opwarming in de 21° eeuw op te tekenen valt (zie figuur 1), net op een moment dat de CO2-uitstoot het hoogste is aller tijden (zie figuur 2). IPCC–aanhangers verklaren dit onder meer met het argument dat de oceanen zijn opgewarmd in plaats van de atmosfeer, maar geen enkel model heeft deze oceaanopwarming voorspeld.

Rob3

Figuur 3: Globale temperatuur, metingen versus modellen

De broeikastheorie is sterk gebaseerd op verschillende modellen met verschillende scenario’s – elk van deze scenario’s komt overeen met een gekleurd lijntje (zie figuur 3). Blijkt nu dat de huidige temperatuurevolutie het beste aansluit bij de meest goedaardige IPCC-scenario’s, waar het de mens sterk lukt om broeikasgassen in te perken. In realiteit stoten we meer uit dan ooit, zo wisten we al, het reële temperatuursverloop geeft aan dat al die extra CO2 in de lucht weinig invloed heeft. Misschien is het te vroeg om de conclusie helemaal hard te maken, in ieder geval is twijfel alweer meer dan gerechtvaardigd: modellen hebben enkel waarde als er een overeenkomst is met de realiteit.

Opmerkelijk is nog dat het IPCC geen dergelijke grafiek geeft. Blijkbaar is het IPCC niet geïnteresseerd in de harde vergelijking tussen werkelijke temperatuur en de modellen.

Rob4

Figuur 4: Globale gemiddelde zeespiegelstijging (bron: IPCC report 2014, Summary For Policy Makers, p. 3)

Een laatste dessert over die befaamde pagina 3 van de samenvatting van de lijvige, wetenschappelijke klimaatrapporten van het IPCC, zie figuur 4: er is blijkbaar ook al niet echt een probleem met de globale gemiddelde zeespiegel. Het gaat om 20 cm zeespiegelstijging over een eeuw, waarbij er recent geen enkele versnelling van de stijging te zien valt. Al die alarmistische berichtgevingen over wegzinkende eilanden en de kustlijn van België die aan Brussel zou komen te liggen, grote hordes eilandvluchtelingen, moeten we dus ook al met een korreltje zout nemen. (Bovendien is de hoogtelijn van een eiland in de tijd variabel, waarbij een zeespiegelstijging het eiland ook doet stijgen – alsof het eiland enigszins drijft in het water.)

Besluit
We zagen dus dat de hoge waarschijnlijkheid van de broeikastheorie omwille van verschillende redenen betwist kan worden. Wetenschappers, al beïnvloed door een overtuiging de wereld te helpen redden, zijn afhankelijk van onderzoeksgeld. Daar wordt kwistig mee gesmeten als het om verbanden tussen klimaat en de mens gaat. In het peer-review-proces is machtsmisbruik overigens niet denkbeeldig wegens de ons-kent-ons-mentaliteit die in de (relatief kleine) wereld van de klimaatwetenschap heerst – net zoals in bepaalde andere wetenschappelijke (sub)specialismen trouwens (waar het al meermaals is aangetoond).

Daarnaast zijn de wetenschappelijke teksten waarover iedereen spreekt afhankelijk van het IPCC, een unieke en eerder een gepolitiseerde instelling, waar rapporten op een betwistbare manier worden geproduceerd. En alsof dit niet genoeg is, worden onze media bedolven onder de onwetenschappelijke artikels die het nog heel wat extremer stellen dan in de rapporten van het IPCC – waarbij het IPCC hen bovendien helemaal niet ter orde roept.

Het resultaat kunnen we gemakkelijk aanschouwen op de derde pagina van de lijvige IPCC-rapporten: hun uitleg deugt niet. ‘The science is settled’ wordt dus niet omwille van de klimaatwetenschap bepaald en is hier een politieke uitspraak. Hier is zelfs sprake van bluf, in de hoop dat niemand dat doorziet. De werkelijkheid is heel anders: er is vandaag geen duidelijke evolutie naar meer extreem weer, vele klimaatdoden of grote milieurampen. Dat wil niet zeggen dat dit in de toekomst zo blijft, maar het bewijs daarvoor is veel te dun om als basis te dienen voor een prioritair en peperduur klimaatbeleid.

Rob Lemeire, kernredacteur ‘De Bron’ en ingenieur. Hij was ooit een radicale ecologist, het leven bracht hem andere inzichten.

Bron hier.