David achtergrond Matrix

Vertolkers van het levenslied vergasten ons graag op teksten als ‘Oh was ik maar…bij moeder thuisgebléhéven …’

Bewustzijn is een mooie eigenschap maar zadelt ons als bijwerking voortdurend op met twijfel en onzekerheid. Daarom schuift in het TV–journaal ook regelmatig een deskundige aan om de mogelijke consequenties van allerlei gebeurtenissen te voorspellen.

In mijn jeugd las ik gretig de voorspellingen van futurologen. Anno 1975 was de verwachting dat de mensheid zich in het jaar 2000 uitsluitend onledig zou houden met zang en dans: gerobotiseerde fabrieken zorgden dan voor onze materiële behoeften. De realiteit echter is, dat mijn kinderen nu hard werken, eerder meer dan minder dan ik in mijn werkende leven.

Kon een oogarts in 1970 voorspellen, dat hij in 1990 zou staan te laseren? Kortom, wij eisen wel toekomstperspectieven van deskundigen, maar een middelbare scholier kan het antwoord evengoed leveren.

Toen ik drie jaar oud was, werd de transistor uitgevonden. Op 15–jarige leeftijd kocht ik in dumpzaken transistoren om daar  radiootjes en versterkers mee te fabriceren voor vrienden en familie.

David mainframeLater werkte ik 25 jaar voor een Amerikaans computerbedrijf (CDC) en installeerde mainframes bij onder meer de universitaire rekencentra in ons land.

Tijdens die contacten werd regelmatig gefilosofeerd over de toekomst van de informatica. Wetenschappelijk onderzoek werd in die dagen opgetuigd met een opgeblazen ICT–component om de kans op subsidiëring te verhogen.

CDC lanceerde in de jaren ’70 de eerste parallelle processoren: allerlei rekenkundige bewerkingen werden gelijktijdig uitgevoerd. De verwachting was, dat er wereldwijd slechts een tiental van die machines met zo’n enorme rekenkracht nodig waren.

Begin jaren ’80 werd de eerste processor–op–een–chip geproduceerd. In het tijdschrift  ‘Scientific American’ vroeg men zich af waar de microprocessor toe zou leiden. Geen idee van de toepassingen.

Daarna tekenden zich twee richtingen af. De eerste stelde dat het ‘oude’ mainframe zou blijven als getallenkraker. Bij mainframe moet dan worden gedacht aan kasten van 2 meter hoog, die wanden vulden  en een kelder vol koelapparatuur vereisten.

De tweede richting stelde dat honderden microprocessoren samen voor minder geld veel meer rekenkracht opleveren dan het dure mainframe.  Arrays van microprocessoren, dat zou de toekomst worden! Het mainframe had afgedaan. Tegenstanders brachten daar tegenin, dat een vloot van bestelwagentjes nooit de last van een grote truck zouden kunnen vervoeren.

Inmiddels weten we wat er is gebeurd. Geen van beide denkrichting had het goed. Inderdaad bestaan de huidige supercomputers uit duizenden processoren. Ze vullen nog steeds een zaal, net als de oude mainframes.
Maar één zo’n processor is zelf een geminiaturiseerd mainframe! De rekenkracht is geëxplodeerd, het volume geïmplodeerd!

Niet voorzien is ook de ongelooflijke toename en kostendaling van geheugencapaciteit. Zodat thans de processorcapaciteit in de wereld zelfs achter loopt op de voorraden opgeslagen data van wetenschappelijke experimenten.

Nu is de vraag hoe de opwekking van energie er in de toekomst uit gaat zien.  De huidige inzet is bezuiniging en ruimteslurpende technologie.  De stemming is anti–industrieel. Als ideaal wordt gezien een bottom-up beweging waarbij huishoudens met zonnepanelen in hun eigen en zelfs de landelijke energiebehoefte gaan voorzien. De elektriciteitscentrales kunnen we vergelijken met het oude computer–mainframe. Zonnepanelen zijn dan de microprocessoren.

Wie gaat dat winnen? Opnieuw: geen van beide denk ik. Analoog aan de chips–revolutie voorspel ik een miniaturisering van de energie opwekking.

Los van de grote energiemaatschappijen zijn een aantal grassroots bedrijfjes opgekomen, die zich bezighouden met onder meer thorium gesmolten zout kernreactoren. Daarin wordt een enorme hoeveelheid energie opgewekt  op een klein oppervlak en zonder veel infrastructuur. In de toekomst ligt verdere miniaturisering voor de hand.

En als we kernfusie onder de knie krijgen dan zullen de geminiaturiseerde reactortjes hun weg naar het huishouden vinden.

Thans staat onder mijn bureau duizend maal meer rekenkracht dan de oude mainframes waarvan men er in de jaren ’70 slechts een tiental wereldwijd dacht te verkopen. De prijs is met meer dan een factor duizend gedaald.

Zullen wij in de toekomst met minder energie toe moeten? Het lijkt mij sterk. Net als bij de komst van de microprocessor (wat moet je ermee?) kunnen we ons nu afvragen wat we aanmoeten met tien keer meer energie tegen sterk gedaalde prijs. Maar het menselijk vernuft bedenkt ongetwijfeld vele leuke toepassingen.

Met een overvloed aan energie is een betere wereld te scheppen: bewerking van afval tot nieuwe grondstoffen spaart de natuur. Bebouwing die meer de lucht in gaat (nu al te zien in science fiction films als ‘Star Wars’), ondergrondse snelle transportsystemen: het laat het land aan de planten en de dieren.

Verminderde afhankelijkheid van land en natuur, kenmerk nummer één van vooruitgang, treedt verder op door  groenteteelt in torenkassen onder LED verlichting. Fabrieken voor kweekvlees maken kippen en varkens overbodig. Met meer goedkope energie kan dat allemaal.

Wel zullen er altijd wel mensen zijn die liever ‘bij moeder thuis blijven’. Die zullen in Amish–achtige enclaves hun schaarse energie uit wind en zonneschijn peuren en inkomen verwerven door een toegangsprijs te vragen aan bezoekers. Ons land heeft al een aantal openluchtmusea die een bezoek zeker waard zijn.

De eerste transistorradio’s werden aangeprezen met reclameteksten als: ‘6 transistors!’ Straks zetten onze steden zichzelf op de kaart met ‘6 thorium reactoren’ !