Door Tjeu Lemmens.

Resultaten van wetenschappelijk onderzoek worden vaak zwaar vertekend aan het grote publiek gepresenteerd. Dat is ook het geval met een recent klimaatonderzoek gepubliceerd in Nature. Conclusies in het begeleidende persbericht volgen niet uit het onderzoek maar liggen in lijn met de geldende opvattingen.

Enkele jaren geleden stelde toenmalig Eurocommissaris voor Klimaat en aanjager van de Green Deal, Frans Timmermans:

“Iedereen die begint over de kosten van het aanpakken van de klimaatcrisis zou ook moeten nadenken over de kosten van het niet aanpakken.”

Een groep Duitse onderzoekers van het Instituut voor Klimaateffectonderzoek (PIK), gevestigd in Potsdam, heeft zich gestort op dit kostenvraagstuk en heeft antwoorden weten te vinden. Zo stelt een PIK-persbericht van 17 april 2024:

‘Klimaatverandering veroorzaakt $ 38 biljoen aan schade per jaar’, en ‘Deze schade is zes keer groter dan de kosten om de opwarming van de aarde tot twee graden te beperken.’

Deze kosten betreffen het drastisch verminderen van de door de mens veroorzaakte CO2-uitstoot, het versterken van dijken om overstromingen door extreme regenval en zeespiegelstijging te voorkomen en het beperken van schade door stormen en andere natuurrampen. Het persbericht werd ook gepubliceerd op de website van ScienceDaily, die voor journalisten een belangrijke bron is van wetenschappelijke nieuwtjes om door te spelen naar lezers en kijkers. Aanleiding tot het persbericht was de publicatie van de Potsdamse klimaatstudie in het gerenommeerde wetenschappelijk tijdschrift Nature.

Analyse van het betreffende Nature-artikel, getiteld The economic commitment of climate change, leert dat het persbericht een behoorlijk geflatteerd beeld van de onderzoeksuitkomsten schetst, klaarblijkelijk om te bevestigen dat de klimaatcatastrofes die mensheid en planeet bedreigen, onafwendbaar zijn wanneer geen drastische maatregelen worden getroffen. De onderzoekers beseffen dat het een hachelijke onderneming is om vanuit meetgegevens uit het recente verleden en computermodellen een blik in de verre toekomst te werpen. De beperkingen van het onderzoek blijven echter buiten beeld in het persbericht.

IPCC-scenario’s als basis

Een eerste beperking is dat alleen wordt gekeken naar veranderingen in temperatuur en neerslag, niet naar stormen en andere weersextremen. Waarnemingen uit de periode 1979-2019, gedaan over heel de wereld, zijn uit de archieven gehaald en in een uniform jasje gestoken. Voor de financiële gegevens werden 1.660 administratieve regio’s geselecteerd, zoals staten in de VS, deelstaten in Duitsland en provincies. Dus lang niet alle landen zijn in het onderzoek meegenomen.

Dat is een tweede, maar gebruikelijke beperking. Tussen temperatuur- en neerslagwaarnemingen en variërende, regionale inkomens kan per jaar en per regio het verband worden berekend. Vervolgens kunnen uit toekomstige neerslag- en temperatuurcijfers, prognoses van het toekomstige inkomen voor de 1.660 regio’s worden berekend en met een wiskundige techniek voor alle landen van de wereld worden bepaald. Deze klimaatcijfers die tot ver in de toekomst reiken zijn natuurlijk onbekend, men kan immers niet afreizen naar de toekomst om daar metingen te verrichten. Om het onderzoek toch te kunnen uitvoeren, maakten de Potsdamse onderzoekers gebruik van getallen uit IPCC-scenario’s die op basis van modellen zijn berekend. Daarmee wordt een uiterst glibberig pad betreden. Dat erkennen de onderzoekers ruiterlijk, maar hierover is in het persbericht niets terug te vinden. Daarin wordt alleen gesteld dat de klimaatsimulaties van het IPCC state-of-the-art zijn en dat “gedetailleerde prognoses in tijd en ruimte gegeven konden worden, terwijl de grote onzekerheden die gepaard gaan met langetermijnprognoses verminderden”.

Onzekerheden

Maar daarmee gaat het persbericht volledig voorbij aan een derde beperking die inherent is aan elk wetenschappelijk onderzoek en dat is dat de complexiteit van de werkelijkheid gereduceerd wordt tot behapbare proporties. De uitkomsten van de berekeningen, die binnen de sterk gereduceerde en in computermodellen gevangen werkelijkheid worden uitgevoerd, zijn behept met aanzienlijke foutmarges – onzekerheden – ondanks het gebruik van strikte, exact ogende rekenregels.

Wanneer het persbericht stelt dat “de economische schade van 38 biljoen dollar, een wereldwijd jaarlijks inkomensverlies van 19% betekent”, lijken dat exacte getallen waaraan niet te tornen valt. Maar het is onvermijdelijk dat het opstellen van wiskundige modellen om een doorkijkje naar de toekomst te creëren, gedeeltelijk berust op nattevingerwerk en daarmee met grote onzekerheden gepaard gaat. Wetenschappers die zulke modellen opstellen beseffen dit maar al te goed.

In dit onderzoek komt dit onder andere tot uiting in grafieken waarin ontwikkelingen van de economische schade voor de komende 75 jaar zijn uitgezet. De onzekerheidsmarges in de grafieken zijn gigantisch en worden groter naarmate de prognoses verder in de toekomst liggen. Deze marges zijn berekend door telkens kleine veranderingen in de invoergetallen aan te brengen en de computermodellen opnieuw door te rekenen, onder kenners bekend als Monte-Carlosimulatie.

Let wel: deze term kan bij de onbevangen lezer de indruk wekken dat het om puur gokken gaat, maar dat is niet het geval. De veranderingen zijn gebaseerd op kennis over de natuurlijke variabiliteit van de invoergetallen, en de spreiding in de uitkomsten is een maat voor de onzekerheid. Naar het grote publiek worden de onzekerheden in de modellen en uitkomsten haast nooit gecommuniceerd, alleen gemiddelden of soortgelijke parameters.

De onzekerheid in de genoemde $ 38 biljoen is dusdanig dat de werkelijke waarde ergens tussen $ 19 en 58 biljoen ligt. Waarbij bedacht moet worden dat het om modelberekeningen gaat die slechts een schatting geven. De spreiding kan veel groter zijn.

Optische vertekeningen

Persberichten van onderzoeksinstituten worden niet door onderzoekers zelf geschreven, maar door de communicatieafdelingen waar het personeel getraind is om een opgedirkte versie van de onderzoeksmethoden en conclusies te presenteren. Onzekerheden worden daarbij weggemoffeld in ronkende teksten. Communicatiemedewerkers deinzen zelfs niet terug om onderzoekers grimmige teksten in de mond te leggen zoals:

“Onze CO2-uitstoot moet onmiddellijk drastisch verminderen anders zullen de economische verliezen in de tweede helft van de eeuw nog groter worden”, en: “Doorgaan op de weg die we nu bewandelen, zal catastrofale gevolgen hebben. De temperatuur van de planeet kan alleen worden gestabiliseerd als we stoppen met het verbranden van olie, gas en kolen.”

Daarover gaat het onderzoek helemaal niet en zo’n conclusie kan niet worden getrokken en is dus volledig uit de lucht gegrepen. Het wordt echter wel gemeld.

Zulke doemscenario’s passen naadloos in het aanjagen van angst voor de catastrofale gevolgen van menselijke CO2-uitstoot. Het onderzoek werd gefinancierd door de Volkswagen Stichting, een particuliere organisatie voor de financiering van onderzoek, en door de Duitse maatschappij voor internationale samenwerking, een BV die diensten levert voor duurzame ontwikkeling.

Steeds vaker bepalen pr-professionals, voorlichters en managers van universiteiten en andere onderzoeksinstituten hoe de resultaten van wetenschappelijk onderzoek in de openbaarheid worden gebracht, niet zelden in samenspraak met de bedrijven en instanties die het onderzoek deels hebben gefinancierd. Het optisch vertekenen van onderzoeksresultaten door ze te kneden en masseren tot ze passen in het geldende discours, grenst aan bedrog en is zeer kwalijk, want het is voor alarmisten, belanghebbende megabedrijven, politici en media munitie voor zwaar geschut waarbij de grootste vuurkracht aangewend wordt voor het aanjagen van angst bij een onwetend en goedgelovig publiek.

Sommigen trekken hieruit de grofmazige conclusie dat de wetenschap als zodanig failliet zou zijn. Dat is een gevaarlijke misvatting, die zwaar onrecht doet aan de vele miljoenen, wereldwijd werkzame onderzoekers die integer en professioneel hun werk doen volgens de hoogste wetenschappelijke standaarden.

De wetenschap kan niet failliet zijn, omdat de wetenschap niet bestaat. Wat wel bestaat zijn duizenden wetenschappelijke disciplines, elk met hun eigen onderzoeksmethodieken en kwaliteitsstandaarden. Wat wel bestaat zijn onderzoeksinstituten waar managers, die veelal niet wetenschappelijk geschoold zijn, de scepter zwaaien, managers voor wie tijd en geld de voornaamste parameters in hun spreadsheets vormen en voor wie waarheidsgetrouwe communicatie over de resultaten van wetenschappelijk onderzoek naar politici en het grote publiek, ondergeschikt is aan cashflow.

***

Bron Gezond Verstand nummer 95 hier.

***