Hoewel de term zonde al lang uit de mode is, beschrijft het vrij aardig hoe het klimaatdebat zich de laatste jaren heeft ontwikkeld. Het mist zijn doel, of nauwkeuriger doelen. En dat is zonde. De term advocacy-research is al menigmaal genoemd in verband met het werk van het IPCC en de grote wetenschappelijke onderzoeksinstituten die ‘het klimaat’ als onderzoeksobject hebben. Maar deze term kan evengoed gelden voor sceptici die zich met verve hebben gestort op het debat. Hoe je het wendt of keert, er valt geld, eer en macht te behalen in deze politieke en wetenschappelijke polemiek, voor beide ‘scholen’, met dien verstande dat in de ‘CO2-hypothese’ tot op heden de meeste gelden worden gestopt.

Hoe heftig de pogingen van het onderzoeksestablishment en haar sceptici ook zijn om onafhankelijk te opereren, het wil maar niet lukken. En dat is ook niet zo vreemd. Onafhankelijkheid zoals vaak gebruikt suggereert een ‘view from nowhere’, en die bestaat nu eenmaal niet zoals Thomas Nagel dat ooit treffend stelde. Maar dat betekent nog niet dat er geen eer valt te behalen aan onafhankelijk onderzoek. Integendeel. Waarheidsvinding staat nog altijd hoog in het vaandel, en wel voor beide ‘scholen’, en dat is maar goed ook. Er is dus ‘common ground’ in het debat dat opnieuw aan de orde moet worden gesteld. Dit vraagt een nadere verklaring.

Waarheidsvinding
Sinds de jaren zestig van de 20ste eeuw ligt waarheidsbevinding in de wetenschap onder vuur. Waarheid is machtsgerelateerd, zo ging het maatschappijkritische verhaal. De groene beweging, en het bijbehorende groene denken in opkomst, was deel van die maatschappijkritiek. De wetenschap kon wel zeggen dat iets ‘veilig’ is of ‘goed voor de gezondheid’ of ‘goed voor het milieu’, maar diezelfde wetenschap werd (wordt) betaald door rechtstreeks belanghebbenden (bedrijven, overheid), en was (is) dus onbetrouwbaar.

Alles moest op de schop, de waarheidsbevinding incluis. Sterker, de waarheid bestaat niet, is relatief, en daarmee kon de maatschappij naar believen worden vormgegeven. Deze maakbaarheidgedachte, de Utopieën van de 20ste eeuw, zette de gehele wereld (veelal letterlijk) in vuur en vlam, en grote namen verbonden zich daaraan: Sartre, Chomsky, Shaw.

Echter, het groene denken heeft nu geen minderheidspositie meer, het mondiale klimaatbeleid en het bijbehorende onderzoek is daarvan hét voorbeeld, en geeft nu op het hoogste wetenschappelijke en beleidsmatige niveau sturing aan onderzoek en samenleving. Echter, en hier beginnen de problemen, dat kan zij maar op één manier doen: met behulp van waarheidsvinding. Nu wordt de wetenschap, met het IPCC als het grote voorbeeld, geacht wel uitsluitsel te geven over wat wel of niet waar is ten aanzien van klimaatkennis, een duurzame toekomst, of een groen heden. De ‘waarheid’ bestond niet meer, maar wordt nu toch weer van stal gehaald in relatie tot klimaatverandering.

Geest is uit de fles
En hier ontstaan de problemen, want de geest van het relativisme is uit de fles, nú tot grote frustratie van al die groene onderzoeksbureaus en kennisinstituten zoals het IPCC die de wereld aan de ene kant willen waarschuwen voor de klimaatapocalyps en aan de andere kant een stukje groener en duurzamer willen maken met ‘kennisonderzoek’. Dit is de contradictie die het IPCC en al die andere instituten, die zijn ontstaan als gevolg van de opkomst van het groene denken, maar niet willen of kunnen begrijpen. Wat begon als een kritische reflectie op het ‘establishment’ is establishment geworden en heeft de retoriek van de ooit bestreden maar nu onbetwistbaar geachte waarheid, zonder scrupules omarmt.

De verdediging van die ‘groene waarheid’ is navenant en zo oud als de wereld: controle, repressie, belachelijk maken van andersdenkenden, en dergelijke. Het oude demarcatieprobleem van Popper komt weer in alle hevigheid terug, en we hebben geen oplossing voorhanden. We hebben de kunst van het onderzoek doen en het onafhankelijk beschouwen verleerd en teruggebracht tot ‘recepten voor onderzoek’, een tot mislukken gedoemde werkwijze.

En hier komt het begrip zonde, het missen van het doel, opnieuw om de hoek kijken. Wetenschap is nu blijkbaar in staat zonder twijfel ‘de waarheid’ van klimaatverandering boven tafel te krijgen. Immers, bescheidenheid kan niet meer want, zo gaat het verhaal, het voortbestaan van de planeet en de mensheid staan op het spel. Deze waarheid is dus onverbiddelijk, niet te betwistten en ontdaan van enig persoonlijk commitment.

Onderzoek naar klimaatverandering is simpel het verzamelen van feiten geworden die als onweerlegbaar worden geacht. Wetenschap is zo verworden tot scientisme, dat is de misvatting dat alleen de wetenschap fundamentele menselijke problemen en behoeften kan ontdekken, beschrijven en oplossen, met daarbij, hoe kan het ook anders, haar orthodoxie en heterodoxie en de bijbehorende verketteringen over en weer. Scientisme is religie zoals de Zweedse filosoof Mikael Stenmark helder heeft omschreven en bekritiseerd.

Hoe graag we ook zonder God willen leven, we vervangen bijna ongemerkt de ene God met een andere, in dit geval de wetenschap. En wee degene die die god tegenstreeft; zij is even onverbiddelijk en gewelddadig als ooit toegedicht aan de ‘christelijke God’. Dat heeft Michael Polanyi enkele decennia geleden al schokkend nauwkeurig benoemd in zijn Personal Knowledge (p. 279):

When the supernatural authority of laws, churches and sacred texts had waned or collapsed, man tried to avoid the emptiness of mere self-assertion by establishing over himself the authority of experience and reason. But it has now turned out that modern scientism fetters thought as cruelly as ever the churches had done.

Trieste illustratie
De recente schandalen rondom de IPCC zijn daarvan een trieste illustratie, en dus veel meer dan fouten. Waren het maar fouten; het zijn evidente pogingen de ‘waarheid’ van klimaatverandering met machtsvertoon naar de behoefte van politiek en belanghebbende onderzoekers te vormen.

Is er een uitweg uit deze impasse? Ik denk het wel, maar dan moet het besef doordringen dat de waarheid omtrent de werkelijkheid, voor zover benaderbaar, niet zomaar naar particulier behoeven maakbaar is. Het andere dan onszelf, de werkelijkheid die ons omgeeft, heeft een eigen bestaansrecht, niet door ons toegekend of simpelweg gewild. Het andere trachten te kennen met alle bijbehorende noodzakelijke methodische twijfel is een begin. Of zoals Jacob Bronowski ooit stelde:

When people believe that they have absolute knowledge with no test in reality, this is how they behave. This is what men do, when they aspire to the knowledge of gods. Science is a very human form of knowledge. We are always at the brink of the known; we always feel forward for what is to be hoped. Every judgement in science stands on the edge of error and is personal. Science is a tribute to what we can know, although we are fallible. In the end, the words were said by Oliver Cromwell: ‘I beseech you, in the bowels of Christ, think it possible you may be mistaken.’

Dr. Jaap C. Hanekamp is chemicus en is als docent scheikunde en wetenschapsfilosofie verbonden aan de Roosevelt Academy in Middelburg en onafhankelijk onderzoeker.