Gastblog van Edo van Uchelen , herpetoloog

Er is nog betrekkelijk weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar het effect van klimaatverandering op amfibieën en reptielen. Opvallend is dat vrijwel alle studies er van tevoren al vanuit gaan dat klimaatverandering nadelig is voor amfibieën en reptielen, met name omdat ze zich niet gemakkelijk kunnen verplaatsen.

Amfibieën en reptielen zijn koudbloedige dieren. Anders dan zoogdieren en vogels zijn ze niet in staat hun lichaamstemperatuur constant te houden. In de winter verblijven ze noodzakelijkerwijs op een vorstvrije plaats in de bodem en zijn dan inactief. De periode van activiteit is afhankelijk van het klimaat en doorgaans ontwaken ze eind maart uit de winterslaap om eind oktober weer in de bodem te verdwijnen. Amfibieën en reptielen zijn vanwege hun koudbloedige levenswijze gevoeliger voor klimaatverandering als warmbloedige dieren. Ze zijn bovendien weinig mobiel en dus extra kwetsbaar voor veranderingen in hun leefgebied omdat ze niet gemakkelijk kunnen wegtrekken.

Uit een van de weinige lange termijn studies blijkt dat klimaatverandering bij de meeste soorten geen effect heeft op de activiteitsperiode. Een kortere en/of mildere winter doet de dieren dus niet eerder ontwaken. Een langer en warmer seizoen is mogelijk gunstig voor de groei, de dieren zijn vaker en langer actief en worden dus eerder geslachtsrijp. De warmteminnende amfibieën en reptielen in ons land nemen vrijwel alle in aantal toe, waarschijnlijk mede als gevolg van een langer en warmer seizoen. Opvallend is dat het hierbij ook gaat om bedreigde soorten van de Rode Lijst als boomkikker, geelbuikvuurpad, vroedmeesterpad, gladde slang en zandhagedis.

Koudetolerante soorten als adder en levendbarende hagedis bereiken in ons land de zuidgrens van hun verspreidingsgebied. Het ligt voor de hand om aan te nemen dat deze soorten in aantal zullen afnemen als gevolg van klimaatverandering. Hier is echter geen enkele aanwijzing voor en algemeen geldt dat alle amfibieën en reptielen, inclusief de koude tolerante soorten vooral bedreigd worden door isolatie en versnippering van hun leefgebied en onvoorzichtig beheer. In grote, optimaal beheerde leefgebieden is geconstateerd dat adder en levendbarende hagedis ondanks de klimaatverandering stabiel zijn of in aantal toenemen.

Amfibieën zijn afhankelijk van een zekere dynamiek in hun leefgebied. Langdurig stabiele situaties zijn ongunstig voor deze soortgroep. Als gevolg van klimaatverandering ontstaan langere droogteperiodes en langere regenperiodes. Hierdoor neemt de dynamiek toe, hetgeen met name voor amfibieën waarschijnlijk gunstig is. Ook reptielen lijken geen hinder te ondervinden van klimaatextremen gedurende het seizoen. Juist de ‘ouderwetse’ natte en koele zomers van een zeeklimaat, zoals deze vaak optraden in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw zijn zeer nadelig voor reptielen.

Klimaatverandering is waarschijnlijk niet alleen maar gunstig voor amfibieën en reptielen. Mildere winters kunnen nadelig zijn voor overwinterende amfibieën en reptielen. Bij hogere temperaturen verbruiken ze in de winter relatief meer energie en komen in minder goede conditie de winter uit. Dit maakt ze ook kwetsbaarder voor de beruchte schimmel Batrachochytrium dendrobatides, ook wel de ‘chytrid schimmel’ genoemd. Deze zou zich als gevolg van klimaatverandering mogelijk ook gemakkelijker kunnen handhaven en verspreiden. In Nederland is echter nog geen amfibieënsterfte geconstateerd als gevolg van een infectie met de chytrid schimmel.

Edo van Uchelen (woonachtig in Vledder, Drenthe) werkt aan een reptielenatlas voor de Provincie Drenthe. Vanuit zijn kennis van reptielen spreekt hij bij voorkeur over ‘klimaatverbetering’.