Elmar Veerman, bioloog en klimaatactivist probeert in 9 delen gaten te schieten in 'De Staat'maar kan in het biologische deel niets vinden

Ik krijg liever serieuze kritiek van geïnformeerde klimaatalarmisten, dan instemmende patriottische reacties. Daarom keek ik uit naar de reactie van mijn waarde collega Elmar Veerman, een bioloog, die nu een recensie heeft  geschreven voor VPRO’s  Noorderlicht van mijn biologische bijdrage aan ‘De Staat van het Klimaat’, met als titel ‘Zuur voor de natuur, maar de landbouw kan profiteren’.

En ik ben blij met zijn reactie.
Veerman erkent de juistheid van mijn IPCC-kritiek over bijvoorbeeld malaria, voorbarigheid bij biologische klimaatstudies, de gunstige uitwerking voor planten bij milde opwarming. Wanneer je de ‘doorn in het oog’ en ‘misleiding’, kortom ontboezemingen over mijn ethische gesteldheid weglaat geeft Veerman me grotendeels gelijk.

Laten we puntsgewijs zijn aanmerkingen doornemen over mijn kritiek op biologisch simplisme.
En dan vaststellen bij wie de bewijslast ligt, wanneer je stelt dat opwarming van 2 graden ‘zuur voor de natuur’ is. Dat rijmt wel lekker, maar bij dergelijke belangrijke zaken zijn de feiten belangrijker dan creatieve vondsten van journaille.

Veerman stelt:

Verdwijnt biodiversiteit door klimaatverandering? Volgens het IPCC zal wereldwijd 20 tot 30 procent van de soorten een verhoogd risico op uitsterven lopen, wanneer de temperatuur meer dan twee à drie graden is gestegen. Een vrij voorzichtige formulering, maar voor Zeilmaker is dit al veel te ‘alarmistisch’.’

Ik gebruik bij mijn weten het woord ‘alarmistisch’ niet.
Wel toon ik aan dat dit soort ‘voorspellingen’ volkomen zinloos zijn, biologisch betekenisloos en een slag in de lucht. Die bovendien door onderzoekers als Lee Hannah, (van het fondsenwervende bedrijf Nature Conservancy) in media als Noorderlicht werden gebruikt om te stellen: ‘klimaatverandering wordt dé belangrijkste bedreiging van soorten’.

Wat had het IPCC moeten doen?
Zij had niet alleen in de kleine lettertjes moeten aangeven dat er ‘onzekerheden’zijn, een quasi-genuanceerde dooddoener. Zeker omdat ze deze studie prominent citeren (vijftien maal in 30 pagina’s van hoofdstuk 4 werkgroep 2). Zij hadden moeten aangeven dat dit soort studies in biologisch opzicht slaan als een Schwanz op een drumstel. Dat verzuimen is verwijtbaar…

Veerman vervolgt:

‘Hij wijst erop dat dieren zowel hun gedrag als hun verblijfplaats kunnen aanpassen, en daarmee de gevolgen van klimaatverandering kunnen opvangen. Inderdaad houden onderzoekers daar vaak geen rekening mee. Bij flinke opwarming zijn het vooral koudeminnende soorten die moeten wijken. Soms zullen ze uitsterven, omdat er bijvoorbeeld geen hoger en dus kouder plekje meer is op de berg waarop ze leven. Maar in andere gevallen kunnen ze best hun leefgebied verplaatsten. Mits ze niet omringd zijn door ongeschikte gebieden, wat steeds vaker zo is. Zeilmaker ‘vergeet’ daar rekening mee te houden.’

Ik vergeet niets
Zoals Veerman het voorspiegelt lijkt het of ik een sceptische dooddoener uitkauw: ‘ze passen zich wel aan’.  Ik stel in De Staat het biosimplisme aan de kaak bij deze prominent door het IPCC en massamedia geciteerde studies. Je kunt geen voorspelling maken over de toekomst van biodiversiteit, wanneer je alle ecologie voor het gemak over boord gooit. Dan zijn de uitkomsten vooral een afspiegeling van het gebrek van je model, niet van de werkelijkheid.

Klimaatstudies doen alsof temperatuur de belangrijkste maat van voorkomen is van plant en diersoorten.
Waar ze nú, of voor de Industriële Revolutie zaten, dat is het ‘optimum’…..Dat is zowel een grove versmalling van het fenomeen klimaat tot temperatuur alleen, als van de biologische werkelijkheid met een reeks niet onderbouwde aannames (wat is een optimum?). En hoe kun je grootschalige veranderingen in landgebruik negeren in je studie, die gelijktijdig optraden in je ijkingsperiode?

De onbenoemde aanname is hier, dat soorten daar leven ‘waar het precies koud genoeg is’. Uit die grove versimpeling volgt dan de misvatting dat je soorten laat ‘vluchten’ naar ‘koude streken’ zodra het warmer wordt. Dat fenomeen ‘warmtevluchteling’ is biologisch onzinnig. De uitkomsten van deze studies geven dus vooral de mate van foutief denken aan die in het model verpakt zit.

De meeste soorten zijn niet zozeer ‘koudeminnend’ als wel koudetolerant
Beter aangepast op lagere temperaturen dan andere soorten. Zij hebben dan concurrentievoordeel. Wanneer het warmer wordt, verliezen sommige soorten dat concurrentievoordeel. Dan schuiven grenzen langzaam op, al verloopt dat schuiven steeds anders dan simpelweg naar het noorden zoals deze klimaatstudies voorspiegelen.

En bij 2 graden gemiddelde mondiale temperatuurstijging al? Uiteindelijk telt voor planten en dieren geen gemiddelde wereldtemperatuur maar lokale omstandigheden, die met veel meer factoren samenhangen. Om een extreem voorbeeld te nemen in eigen land, dat ik ook in het boek behandel. ‘Koude’ soorten als berendruif, komen 10 graden warmer dan na de ijstijd nog steeds in Nederland voor.

Effecten van beheer..
..
blijken van 1950 tot 2000 belangrijker voor het voorkomen van planten dan temperatuur. Soorten die zich beter handhaven bij lagere temperaturen nemen zelfs toe, zoals in hellingbossen in Limburg. 

Spotvogel spot met klimaatsimplisme
 Men claimt dat de spotvogel ‘klimaatvluchteling’zou zijn die wanhopig geworden door 0,8 graden gemiddelde wereldtemperatuurstijging naar Noorwegen ‘vlucht’, of moet het de 1,4 graden in NL zijn (vooral dankzij veranderde stroming). 
Maar klimaatalarmerenden verzuimen het vermelden van een biologisch mechanisme. Zijn zuidelijker broeder, de orpheusspotvogel zou hem dan weg moeten concurreren, maar dat beestje is nog maar nauwelijks in Brabant gesignaleerd. Het beestje leeft overigens het grootste deel van zijn leven in tropisch Afrika. Daar is het precies koud genoeg.

Veerman stelt verder 

‘Bomen kunnen niet vluchten. Voor planten, en met name bomen, zijn de directe gevaren nog groter. Zij kunnen niet vluchten voor hitte, droogte of vernatting. Dieren die sterk afhankelijk zijn van één of enkele plantensoorten, kunnen dus ook niet vluchten voor klimaatverandering. Dat vermeldt het boek niet.
Al met al kun je stellen dat het voorbarig is om klimaatverandering voor te stellen als bedreiging nummer één voor de biodiversiteit. Maar een stelling als ‘Voor veel soorten is opwarming zelfs gunstig’ (p. 207) kan de lezer zand in de ogen strooien. Uitbreiding van de ene soort gaat meestal ten koste van een of meer andere soorten.
Over planten schrijft Zeilmaker nog meer. Bij een verhoogde CO2-concentratie verbruiken ze minder water en groeien ze harder, en dat ziet hij als gunstig voor de natuur. Discutabel, want niet elke soort zal hier evenveel van profiteren. Doorgaans vind je de meeste biodiversiteit juist in schrale gebieden, niet op overbemeste grond. Hij gaat hier totaal aan voorbij.’

 

Laten we persoonlijke ontboezemingen over ‘zand in de ogen strooien’ weg, wat blijft dan staan?
Vluchten voor klimaatverandering, is zoals ik al aangaf een denkfout die samenhangt met de constructie van klimaatenvelopstudies en de algoritmes die men gebruikt. Soorten ‘vluchten’ niet voor een milde temperatuurstijging van 2 graden. Voor zover verschuivingen optreden, verloopt dit niet beslist simplistisch via zuid-noordgradienten tot de temperatuurstijging soorten dooddrukt tegen hun verspreidingsgrens.

Wel breiden ze zich uit bij opwarming, wat door onderlinge concurrentie kan leiden dat de ene soort aan de zuidgrens de ander over langere termijn zal verdringen.  Uitbreiding van de ene soort gaat ten koste van andere soorten, dat begrijpt Veerman als bioloog ook best.

Maar dat gebeurt ook al zonder milde temperatuurstijging, en of dat tot verhoogd uitsterfrisico leidt? Klimaatstudies zouden zinvol zijn, wanneer zij het verschil konden aangeven. Dat doen ze niet, omdat ze alle biologie overboord gooien. (het voornaamste kritiekpunt)

Het is een feit dat meer CO2 vegetatie droogtebestendiger maakt: Klimaatbestendig zou je zeggen. Met meer CO2 kan de natuur beter tegen een stootje, zoals studies laten zien die het fertilisatie-effect meerekenen bij de Amazone. Maar dat feit, CO2-fertilisatie heeft niets te maken met die schrale gronden van Elmar.
Veerman verwart CO2-bemesting, met stikstofbemesting en andere mineralen. (hij denkt waarschijnlijk aan schrale blauwgraslandjes, die door bodemuitputting ontstonden, en sommige delen van de Amazone die door nutrientengebrek soortenrijk zouden zijn).

Beter lezen Elmar
Of moet je gewoon, tot je spijt, toegeven dat er ten aanzien van de natuur veel minder aanleiding is zure boodschappen, dan je zou willen, en via Babylonische spraakverwarring je punt maken?

Laat ik mij niet verleiden tot allerlei persoonlijke ontboezemingen. Claims als ‘zuur voor de natuur’ zijn kortom slecht onderbouwde opinies/speculaties, geen feiten. De Staat van het Klimaat geeft feiten, die voor velen onwelgevallig zijn maar daarom nog best waar kunnen zijn. De bewijslast zou dan ook moeten liggen bij mensen die boude claims maken zonder bewijs, maar het klimaatdebat is zo ontspoord dat Veerman die bewijslast omdraait.

Veerman maakt zich terecht zorgen..
..
over het feit dat mensen steeds meer ruimte opeisen, die migratiemogelijkheden van minder mobiele soorten belemmeren, zoals wanneer ze hun gebied willen uitbreiden bij verdere opwarming (die vooralsnog de laatste 10 jaar al niet meer plaatsvindt).

Naar nodeloze habitatvernietiging zou de primaire aandacht van natuurbeschermers moeten gaan, niet naar non-issues als een milde hypothetische aan CO2-gekoppelde temperatuurstijging die netto voor meer soorten gunstig is dan nadelig, en waar je geen enkele invloed op kan uitoefenen. 

Samengevat
De overdreven nadruk op klimaatverandering als bedreiging werkt misleidend, en zuigt intellectuele energie en fondsen weg bij zinvolle natuurbescherming.

Het is mij daarom volkomen duister waarom clubs als Vogelbescherming de vernietiging van vogelhabitat met windparken aanmoedigen, om het klimaat te redden. En het is mij al helemaal duister waarom intelligente mensen als Veerman zich voor dat karretje laten spannen.

Voor de rest adviseer ik: lees gewoon de Staat van het Klimaat, en zie dat het boek zelf een verhelderend licht werpt op haar commentaren.