Eén van de hoofdargumenten van klimaatalarmisten- die het uitsterven van soorten door opwarming proclameren- is dat milieuverandering nu zo snel gaat dat de meeste soorten dit niet kunnen bijbenen. Exit mundi. Zie de theorie rond klimaatkanarie de Bonte Vliegenvanger van Christiaan Both. Op die speculatie valt nogal wat af te dingen. Eén reden is het aanpassingsvermogen van plant- en diersoorten.
In EOS schreef ik, geheel zonder hulp van de olie-industrie en de Tea Party dit voorjaar al ‘Nieuwe soorten klaar terwijl u wacht’ over contemporary evolution. Steeds vaker blijkt namelijk dat evolutie veel sneller verloopt dan gedacht, en dat ook binnen enkele generaties verandering in gedrag en zelfs op DNA-niveau plaatsvindt. Een voorbeeld dichtbij huis (op fenotypisch niveau) is dat merels in de stad anders reageren op de zang van hun bosvariant. In slechts decennia tijd.
Nu heeft ook de New York Times een aardig verhaal ‘Evolution Right under our Noses’ over de evolutie van ‘Deer Mouse’ in New York, die overleefden in groene pockets in de stad.
Wat één van de onderzoekers vond is dat deze deelpopulaties zelfs al in één hol meer genetische verschillen vertoonden dan wat je normaal gesproken in de hele Oostelijke Verenigde Staten vindt. Urbanisatiedruk is hier een factor.
White-footed mice, stranded on isolated urban islands, are evolving to adapt to urban stress. Fish in the Hudson have evolved to cope with poisons in the water. Native ants find refuge in the median strips on Broadway. And more familiar urban organisms, like bedbugs, rats and bacteria, also mutate and change in response to the pressures of the metropolis. In short, the process of evolution is responding to New York and other cities the way it has responded to countless environmental changes over the past few billion years. Life adapts.
Lees dat artikel: of het ‘goed’ is of ‘slecht’, dat laat ik graag aan de lezer over. Wat mij betreft is het gewoon de natuur.
Dit vind ik de interessantste onderwerpen, voor deze reden bekeek ik altijd regelmatig uw website, maar ook om de terechte kritiek op natuurbescherming. Kennelijk ben ik 1 van de weinigen die dit onderwerp interessant vind. Maar ik vind het overgrote deel van de reageerders hier eigenlijk net zo tenenkrommend als het type “dierenmiep” of “wildernisrukker”.
De massahysterie over uitsterven door klimaatverandering en of exoten vind ik ook overdreven. Het zullen met name organismen zijn die het al moeilijk hebben of op een eiland zitten die verandering niet aan kunnen.
Het verhaal, Stadse vlerken, over de stadshavik vond ik facinerend, dat kraaien en sperwers de havik wel beu zijn en liever in de stad vertoeven. U heeft vast al gelezen dat zoogdieren in de stad grotere hersenen hebben, maar dat was geloof ik van tijdelijke aard.
Stadsduiven en Vondelparkieten vind ik net zo interessant. Het is mij geen verassing dat juist duivachtigen, kraaiachtigen, meeuwen en parkieten het goed doen in de stad. Deze soorten zijn niet/nauwelijk afhankelijk van insecten, wat ik denk dat deels hun succes is. Deels hé, het is meestal stukken ingewikkelder.
Ik bedoel met mijn sneer dat er maar weining zijn die geinteresseert zijn in ecologie/natuur, maar andere redenen hebben om hier te komen.