dood doet leven


Ik ben een strijder voor dierengerechten, overbeterlijk carnivoor. Een goede verklaring voor die aanhoudende honger naar vlees ligt in vegetarische horrorervaringen.

In Wageningen woonde ik namelijk op een studentenkamp waar ook dierenrechtstrijder Volkert van der G. had verbleven. Droevendaal, dat is de hippievariant van wonen in het groen voor mensen met groene studies. Een bolwerk van vegetarische levenskunst, waarbij op de toegangsweg de woorden ‘seks,drugs en Droevendaal’ stonden geschreven.

Kortom, een lekker alternatief oord, waar je niet te lang moet blijven wonen om nog iets van je studie te maken. Het vrije buitenleven op Droevendaal met feesten was best door te komen. Maar in culinair opzicht voerde je een hopeloze strijd voor dierengerechten.

Russisch Roulette
In de woning, de barak met zeven medestudenten check je zo tegen de avond altijd wie kookdienst heeft. Eens in de acht dagen ben je zelf de klos en moet je kokkerellen. Het nadeel van zelf koken is het vele werk. Maar voordeel is dat je controle hebt over de afloop van het gerecht.

Het pijnpunt op Droevendaal lag juist daar wanneer je de controle uit handen moest geven: wanneer de anderen kookten. De kans op lekker eten verliep dan net als bij Russisch roulette: een gok tussen ondefinieerbaar vegetarisch herkauwvoedsel met mogelijke dood tot gevolg. Dan hadden de herbivoren in de barak kookdienst.
Of – zucht van verlichting- herkenbare hamburgers, klaargemaakt door enkele rechtschapen provinciale medebewoners en een carnivore fotografiestudent. Als er een Partij voor de Bieren had bestaan, was deze fotograaf Kamerlid geworden: hij werd succesvol modefotograaf en consument van vrouwenvlees. Net als de Tsjechen ontbeet hij met bier. Zijn vleesbehoefte nam ook Boheemse proporties aan. Hij gaf het carnivorenkamp de benodigde kritische massa.

Carnivore horror: het Odin-groentepakket
Bij vegetarische inspiratie van ‘de herbivoren’, de planteneters brak het culinaire angstzweet uit bij de vlees/alleseters. Er verschenen knolselderijsalades, of schorseneerfestijnen uit het Odin-groentepakket. Dat was een oogst van bestelbare groenten uit de natuurwinkel waar mensen in astrologie geloven en de kracht van tenenlezen. Spiritueel heet dat nu, een beetje a la Jan Paul van Soest. Je kreeg uit dit pakket een salade geserveerd, waarbij je vergeefs in een groen natuurreservaat zoekt naar die zeldzame vogel, om alleen zijn nest te vinden met wat gekookte ei-restanten.

Helemaal de klos was je wanneer net die medebewoonster kookte, die de moreel nóg juistere veganistische levensstijl aanhing. Dan was zelfs dat ei verdwenen, de strohalm waar de omnivoor (voor dummies: dat is de alleseter) zich aan vastklampt.

Stelt u zich voor, u komt moe op de bank vallen na uren vakantiewerk achter vuilniswagen, in de vleesfabriek of als stratenmaker. Honger, net als de kindjes in Afrika met een gezicht dat ‘schrijnend’lijkt: geknipt voor een world press foto. Dan zwaait met geknars de ovendeur open. Op de handen van de kok vaart een rokende veganistische notentaart naar buiten, als de Duitse slagkruiser Bismarck strijdend tegen je eetlust. Stevig? Ja dat wel, gepantserd zelfs.

De normale zwaartekrachtversnelling op aarde is 9,8 meter per seconde. Maar deze drooggestoomde notenquiche’s spotten met de natuurkunde. Zelfs een voorzichtige hap viel als een kanonskogel je maag in. Eén stuk quiche, dat op de grond viel werd later door aboriginals in Australië teruggemeld.Het meest afstotende was echter de geleiachtige substantie – een gesmolten mix van gemalen tofu en nepkaas- die het notengebeuren bijeen hield, als de oven er op 280 graden al geen bouwmateriaal van maakte.

Voedselvluchteling
Op onze barak ontwikkelde zich zo al snel het verschijnsel van voedselvluchteling. Bij de eerste aanblik van veganistische notentaart renden de vleeseters saamhorig en met gepaste wanhoop richting AH. Er is namelijk een grens aan zelfkastijding. Erst komt das fressen, dan die moral. Met vleeseters samen op een kluitje bakten we bloederige biefstuk, terwijl huisgenoten met figuurzaag hun cursus moralistisch eten voor gevorderden afmaakten. Zo dwongen de vega’s toch respect af in hun volharding. Wij hedonistische watjes genoten ondertussen van een gezonde dosis dierenleed. Om scheurbuik te voorkomen, ging je af en toe bij de Mensa van Unitas een Griekse salade eten: een mens is omnivoor, die ook af en toe wat planten moet doden om aan zijn vitamines te komen.

Dierenrechten als opmaat dictatuur
Dierengerechten zijn wat mij betreft dus een blijver, al was het maar vanwege de vrijheid om zelf je menu samen te stellen. Je bent wat je eet als omnivoor en juist dat flexibele is iets om te koesteren in plaats van in te perken. Strijders voor dierenrechten, zijn in mijn ogen ook moreel fouter dan liefhebbers van dierengerechten. Velen van hen zijn vaak anti-Westerse zeurpieten met verwerpelijke ideeen.

Dierrechtfilosoof Peter Singer met een leerstoel aan de prestigieuze Princeton Universiteit heeft vrij fascistische ideen over hoe je met zwakkere mensen moet omgaan. Hij heft met retoriek de fundamentele scheiding op tussen mens en niet-mens: de rede, die maakt dat wij onszelf KUNNEN onderscheiden van dieren.

Uitzonderingen als mensen met hersenbeschadiging bevestigen die regel: de mens kan voor zichzelf uitspreken naar medemensen wat juist is. Het dier moet zich verlaten op mensen als spreekbuis, ‘deskundigen’om aan andere mensen uit te leggen wat goed zou zijn. Net als bij ecologisme, heft deze retorische truc het antropocentrisme dus niet op: zij verlegt de mens als centraal subject hooguit naar een elitegroep mensen die zo meer macht over anderen krijgen. Bij ‘De Natuur’zouden wetenschappers dan volmacht krijgen om te vertellen wat ‘zij’wil, bij ‘Het Dier’degenen die claimen haar wensen het beste te lezen. Ja denk daar maar eens over na.

Volgens mij gaat het bij dierenrecht dus niet over dieren, maar over mensen die andere mensen willen inperken en moraliseren. Zo’n dierdictatuur, waarbij dierenliefhebbers als een soort orakels van ‘het dier’, als heilig symbool van eigen morele juistheid dicteren wat dieren goed zouden vinden/ wat andere mensen niet meer mogen. Zo worden onze prooidieren- rund, varken en kip- allegorische predatoren, als masker van menselijke dictators. Ja, opnieuw, denk daar maar eens over na.

Maar terug van de academie naar de keuken.
Met humorloos moralisme is het bovenal slecht koken en eten. Wie ooit sprinkhanen heeft geprobeerd als moreel verantwoorde vleesvervanger weet ook wat ik bedoel. Na één knisperend stukje survival-voedsel snelde ik naar de pan met hertenbiefstukken. Daar zinkt je mes door een sappige zachtheid. Het water begint met die handeling al in je mond te lopen. Gulzig laat je je tanden zinken in die zachtheid, die haar vocht loslaat op je tong wanneer je het langzaam kauwend vermaalt: de rozemarijn-wijnsaus en vleessappen mengen zich met je eigen mondvocht. Zuiver genot.

Het dier heeft zo de meest nobele eindbestemming gevonden in haar eigen én het menselijk bestaan: jouw lichaam opbouwen en dat van je tafelgenoten die ook zichtbaar genieten en vieren dat zij deze dag mogen drinken en eten. De meest simpele vorm voor dankbaarheid aan het leven dat het beste geleefd wordt zonder wereldverbeterarij en het najagen van wind. Echt lekker eten doe je dus zonder surrogaatgeweten, en als veteraan in de strijd voor dierengerechten kan ik dat niet genoeg benadrukken.