Een korte overweging vooruitlopend op de boekpresentatie van JP van Soest volgende week in de Balie over “de twijfelbrigade”.

Andrew Lilico, economisch analist, schreef een tweetal lezenswaardige artikelen (hier en hier) rondom de recent gepubliceerde IPCC AR5 WGII en WGIII rapporten.

Kern van zijn analyse: het is niet irrationeel, het is geen onwetendheid en geen ontkenning (laat staan iets psycho-pathologisch) om klimaatbeleid dat als doel heeft de opwarming te stoppen, de zogenaamde mitigatie, te bekritiseren en te bestrijden.

Mitigatie komt kort gezegd hierop neer: enorme ongemakken, overdragen van autoriteit en controle aan wereldwijde organisatie en bureaucratieën, en kosten maken die in ieder geval op afzienbare tijd – de komende 100 jaar – niet opwegen tegen de baten.

Het is dus helemaal niet raar dat daar kritiek op komt.

De meeste mensen – zelfs in de “verlichte” westerse democratieën – geven geen prioriteit geven aan klimaatverandering en zijn niet bereid de gevraagde grote offers te brengen: ze hebben wel wat anders aan hun hoofd. Het is dus niet nodig voor het bestaan van skepsis en het uitblijven van globaal klimaatbeleid op zoek te gaan naar allerlei complot-theorieën en/of psychopathologie. Mensen leggen prioriteiten elders en voegen zich daarom niet naar de denkbeelden van de klimaatbestrijders. In de politieke arena is het al niet veel anders.

Ik denk niet dat je mensen gaat overtuigen door uit te spreken dat je ze eigenlijk onzettend dom vind.

Andy Revkin, bekend milieujournalist van de New York Times, roept al een tijdje dat enige introspectie in milieukringen geen overbodige luxe zou zin. De vraag die klimaatbestrijders zich eens zouden moeten stellen is dan ook:

Zijn jullie nou zo slim of zijn wij nou zo dom?

HB