Het was de afgelopen week weer eens tijd voor de nieuwe KNMI scenario’s. Uitgebreider, eigen webstek, glossy folders en brochures, perspresentatie, een advisory board, ‘you name it’. Het blijkt allemaal dezelfde “gloom and doom”, dezelfde retoriek, het wordt allemaal erger en rampzaliger dan nu en … nou ja, het gebruikelijke werk.
Een vraag die dan al snel opkomt is: Hoe betrouwbaar is dat nou allemaal, en wat moeten we ermee? Want al van de “advisory board” wordt een mens niet al te gelukkig: allemaal collega’s van bevriende Nederlandse dan wel bevriende Europese meteo-instituten en zelfs een ex-KNMI’er (Holtslag). Toch een beetje WC-eend. Maar goed, laten we de focus behouden en eens naar de inhoud kijken. Dan vallen een paar dingen meteen op:
- lange lijst van veranderingen in de inmiddels 8 scenario’s
- de getallen zelf zijn vaak tot een of twee cijfers achter de komma gegeven.
En bij dat laatste begint meteen de schoen te wringen: het suggereert een nauwkeurigheid die er in werkelijkheid niet is. Er wordt weinig gesproken over de betrouwbaarheid of nauwkeurigheid van de scenario’s. Eigenlijk heel slecht: als eerstejaars student leer je al iets over significantie: ga niet eindeloos veel getallen achter de komma opschrijven als daar geen reden toe is. De ‘smoes’ dat het om scenario’s gaat, niet om voorspellingen met een zekere betrouwbaarheid, gaat niet op: ook een scenario is een voorspelling of verwachting, zij het met allerlei beperkingen. De schrijvers proberen hier onderuit te komen door iets te roepen over dat dit “mogelijke toekomstige paden” zijn, maar dan nog, met 8 scenario’s is toch onwillekeurig de vraag: welke is nou waarschijnlijker of betrouwbaarder? Zijn ze allemaal even waarschijnlijk? Zijn er nog andere scenario’s mogelijk die buiten deze scenario’s vallen? Dat soort vragen.
Helaas leiden dit soort discussies zelden tot iets bruikbaars, dus gaan we het over een andere boeg gooien.
Dat doen we door specifiek te kijken naar een van de belangrijke claims in de scenario’s: verandering van neerslag. Als je de achterliggende onderbouwing erop naslaat staat daar iets opmerkelijks: onder het kopje Extreem Weer/Hagel/Onweer wordt opgemerkt dat vorming van buien en neerslag bepaald wordt door zowel lokale omstandigheden (hogere temperatuur = meer waterdamp = potentieel meer neerslag) als grootschalige circulatiepatronen. Veranderingen in die laatste zijn echter notoir moeilijk te simuleren in klimaatmodellen, en de auteurs zijn zo aardig geweest dat dan wel op te schrijven, aangezien zelfs in dagelijkse weervoorspellingen extreme neerslag al moeilijk te berekenen is. Om vervolgens te melden dat (vrij vertaald, het is oorspronkelijk in het Engels) “vanwege gebrek aan betere kennis nemen we aan dat in eerste orde veranderingen in neerslag t.g.v. veranderingen in circulatie insignificant zijn”. Zonder enige onderbouwing. Ik herhaal dat nog een keer:
vanwege gebrek aan betere kennis nemen we aan dat in eerste orde veranderingen in neerslag t.g.v. veranderingen in circulatie insignificant zijn.
Maar ik durf te beweren dat extreme neerslag eigenlijk ALTIJD samenhangt met circulatiepatronen. Afgelopen maandag viel er in Hoogeveen, Drenthe, in 6 uur tijd meer dan 50 millimeter neerslag. Reden? Transport van onstabiele vochtige lucht op enige hoogte van elders, hoge druk boven noordelijk Europa en daarom een stagnerend circulatiepatroon, waardoor de neerslagzone kon blijven slepen boven Drenthe. En dat is meestal het geval bij extreme neerslag: een combinatie van omstandigheden die net precies juist zijn. Wat het dus per definitie zeldzaam maakt.
Echter, de scenario’s negeren dus willens en wetens en zonder onderbouwing een cruciaal aspect van extreme neerslag. Is dat geoorloofd? En wat als dat onjuist is? En hebben we aanwijzingen voor een rol van circulatiepatronen in extreme neerslag?
En dat brengt me bij een tweede aspect: kunnen we hierover iets zeggen op basis van waarnemingen?
Iets wat je niet zult lezen in dit rapport maar wat je wel elders van de KNMI website kunt halen zijn de veranderingen in neerslag(extremen) in Europa de afgelopen 100 jaar. De KNMI ECA&D site is een geweldige mogelijkheid om gegevens zelf te checken. Dus wat zien we in veranderingen in extreme neerslag in Europa?
Als voorafje: KNMI heeft zelf recentelijk in een wetenschappelijk artikel laten zien dat tussen 1980 en nu een aanzienlijk deel west Europa en Scandinavië, de omliggende oceaan en binnenzeeën ongeveer een graad zijn opgewarmd. Die opwarming is ongeveer twee keer het globale gemiddelde, dus dat is echt wel aanzienlijk. Die opwarming is uniform, overal ongeveer evenveel, en de suggestie is dat dat samenhangt met veranderingen in circulatie en/of het schoner worden van de lucht boven Europa (het KNMI meldt in de scenario’s dat het optreden van mist sterk is afgenomen sinds halverwege de vorige eeuw: suggestie is ook daarbij schonere lucht).
Een mooie test-case dus: het is uniform warmer geworden boven West-Europa, zijn neerslagextremen dan ook uniform veranderd? Als dat zo is, dan kan dat iets zeggen over het belang van circulatieveranderingen.
De resultaten – ik nodig iedereen uit voor zichzelf op KNMI ECA&D rond te neuzen – zijn onthutsend. Er is geen uniforme verandering in extreme neerslag. Als we bijvoorbeeld kijken naar extreme zomerneerslag tussen 1979 en 2013 dan zien we systematisch meer neerslag in Nederland, zuidelijk Scandinavië maar dan weer niet in zuidelijk Noorwegen, niet in het Verenigd Koninkrijk, niet in Duitsland en niet in Frankrijk. Bovendien zien we nogal grote regionale verschillen, met ook in het Verenigd Koninkrjk, Duitsland en Frankrijk wel degelijk plaatsen met een toename. Maar in Duitsland ook enkele plekken met een grote afname! Verder wat meer systematische afname ten zuiden van de Alpen maar ook in bijvoorbeeld Finland.
Elk seizoen ziet er echter weer anders uit. Lente lijkt droger te zijn geworden (maar niet in Scandinavie en Centraal-Europa). In de herfst is niet zoveel veranderd (maar wel in Scandinavië). In de winter lijkt het wat natter, ook in centraal Scandinavië, maar dan weer niet in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland, centraal Europa en zuidelijk Scandinavië.
Wat dit aantoont is dat extreme neerslag helemaal niet uniform verandert met een uniforme verandering in temperatuur. Er zijn grote regionale verschillen die suggereren dat er allerlei andere processen een rol moeten spelen, in plaats van alleen maar temperatuur.
Om het nog erger te maken: het is bekend dat met name neerslag last heeft van Lange Termijn Persistentie (ook wel bekend onder het Hurst-Kolmogorov fenomeen), d.w.z. dat op allerlei tijdschalen er veranderingen zijn. Er is niet een gemiddelde en varaties verschillen van periode tot periode. Er zijn drogere en nattere decades, droger en nattere centennia en drogere en nattere millennia zonder dat het duidelijk is of daar een natuurlijke of deterministische oorzaak voor is.
En dus mag de vraag gesteld worden of de scenario’s wel zinnig zijn. Zijn de modellen wel voldoend toegerust om iets betrouwbaars te zeggen over neerslagveranderingen op de schaal van een klein kikkerlandje als Nederland. Als hier wel, maar in Duitsland geen systematische verschillen in extreme zomerneerslag geweest zijn, ondanks een opwarming van een graad, wat zijn dan die KNMI scenario’s dan nog waard? Moet Enschede, Arnhem of Kerkrade wel iets doen aan zijn riolering, maar Nordhorn, Emmerich of Aken niet?
Het zijn vragen die nooit gesteld worden en waar je geen antwoord op krijgt, maar de onderbuik zegt dat je de scenario’s meteen flinke korrel zou moet nemen. Of een stevige druppel water, zo u wilt …
Keurig verhaal, ik zet m even op de tweet
Het bericht hierover op het nos journaal was nog veel tenenkrommender. Een zogenaamd weerbericht uit de toekomst met daarin een heuse tornado waarschuwing. Bangmakerij eerste klas.
Heeft het KNMI soms weer een aanzienlijk verhoogde rijkssubsidie voor een nieuwe supercomputer nodig, om haar nieuwe boute (alarmistische) klimaatbeweringen met nieuwe computermodellen en rekenkracht te kunnen staven? Arnoud Pien wist 20 jaar geleden de oorzaak al bij zijn KMI te Ukkel: Straalstromen zorgen voor chaos die de klimaatvoorspellingen en computermodellen immer hun ongelijk bewijzen. Henk Tennekes van het KNMI wist 20 jaar gelden al te melden, dat computermodellen en supercomputer slechts klimaatverwarring kunnen voorspellen.
http://www.telegraaf.nl/binnenland/20404268/__HET_GELIJK_VAN_HENK_TENNEKES__.html
Nee hoor, die is net gekocht!
(Zie pagina 11)
“= Bull X B500, The Bull X line is, according to Bull, the first European-designed, extreme scale supercomputer that can scale from teraflops to petaflops of number-crunching power.” Kunnen ze bij KNMI weer even vooruit.
Toch kijk ik bij voorkeur ’s morgens naar de BBC voor het weer en mijd daarmee KNMI. BBC geeft ook voldoende overzicht van het weer in Nederland. Verder is vooral in de NL-regio’s bij boeren, burgers en buitenlui BuienRadar zeer populair. Kunnen ze bij de KNMI lekker klimaat-simulatie-spelletjes blijven spelen om politici in verwarring te brengen met hun suggestieve computer-model-uitkomsten en hun alarmistische klimaat-adviezen. Hadden ze bij de KNMI soms voorspeld, dat het al 16 jaar niet meer significant opwarmt in de wereld? Daar heb je dus een nieuwe Bull X B500 mumber crunsher voor nodig, niet waar?
Geef in die neerslagkaarten nu eens heersende windrichtingen, luchtvochtigheid en windmolen capaciteiten in. Kun je daar conclusies aan verbinden?
Weet je wie ook enorm last lijken te hebben Lange Termijn Persistentie?
Ik geloof alleen de statistieken die ik zelf vervalst heb.
(Winston Churchill)
Ach, dacht ik, het KNMI heeft de hele week al zijn dag niet, wat betreft voorspellen. In het algemeen hebben we over de weersverwachtingen in ons land niet zoveel te klagen. Als het verkeerd gaat, kunnen we dat ook best begrijpen, gezien de wisselvallige invloed van warme ZW winden en de generatie van polaire cyclonen aan de pool. Deze week ging het voorspellen niet zo goed. En dat valt dan samen met dit verhaal van Van Dorland. Kom nou mensen, moeten we dat nog echt serieus nemen? Honest broker komt met inhoudelijke argumenten waarom niet. Ik maak me echter ongerust over de wetenschappelijke attitude die de afdeling klimatologie van het KNMI aan de dag legt.
@ Arthur
Ach wat wil je.
Uit mijn hoofd (ik kon het nergens terugvinden):
Ze mochten geen weerman meer zijn want dat moet tegenwoordig commercieel.
En ook het wereldklimaat was volgens de politiek voor het Nederlandse clubje weermannen niet nuttig als target. Ze moesten zich (van de politiek) bezig houden met de regionale voorspellingen, als onderbouwing voor het beleid, over dijken, riolen, wegen, gebouwen, waterberging, stormschade.
Liefst gewoon toepasbaar dus, dan hebben ze een maatschappelijk nuttige functie die een overheidsbijdrage rechtvaardigt.
Ik vind dit niet bij voorbaat een dwaas standpunt.
Alleen: als men die opdracht bij een clubje had neergelegd dat door jou geleid werd, was je natuurlijk niet begonnen het AR4 te versimpelen en met lineaire vergelijkingen naar Nederland te vertalen. Dan had je eerst een team van ingenieurs en klimaatwetenschappers samengesteld met als taak het onderzoeken van de voorspelbaarheid van regionale klimaatverschijnselen. Resulterend in nogal voor de hand liggende conclusies.
En op basis van die uitkomsten had je aangegeven welke degelijke aanwijzingen er nog wél liggen die beleidsrelevant zouden kunnen zijn.
Die focus op de regio was dus wellicht toch niet zo’n goed idee, gezien de IPCC achtergrond van het KNMI.
Wie schetst mijn verbazing toen ik op zoek naar de hierboven beschreven (regionale) onvindbare missie van het KNMI wel dit nieuwe plan van Wilma Mansveld vond. Komt degelijk en goed doordacht over.
Daarin zo te zien geen woord meer over regionaal klimaat. Heeft men soms al ingezien had dat dat geen erg zinnige benadering was?
Wel veel aandacht voor de onafhankelijke rol van het KNMI, waarbij de IPCC rol er weggehaald wordt en naar het ministerie gaat.
De onafhankelijkheid wordt echter vooral tov het ministerie gewaarborgd, in een soort KNAW constructie.
Ik heb nu geen tijd om alles goed te lezen, maar daar worden wij natuurlijk niet vrolijk van. De KNAW onttrekt zich aan elke vorm van controle. Nu het KNMI dus ook . Met alle kans op gevaarlijke group think, waarmee ook KNAW (en haar instituten Rathenau, etc) ernstig besmet blijkt. Zo kan het IPCC doemdenken nog decennia voortleven in een paar instituten die aan niemand verantwoording hoeven af te leggen, ook al is inmiddels duidelijk dat de onderliggende rapporten eigenlijk helemaal geen aanleiding geven tot de door het IPCC verkondigde alarmerende boodschap.
Hier moet ik toch nog eens wat dieper induiken!
Het waarborgen van wetenschappelijke integriteit (en dus ook de onafhankelijkheid) kan alleen in universitaire kringen met als (nu slapende) waakhond de KNAW.
Onderzoek binnen niet-universitaire instituten dient universitair ingekaderd te worden.
Dan zijn instituutspublicaties goed te onderscheiden van wetenschappelijke publicaties.
Mansveld over taakstelling KNMI: “met tijdige en adequate informatie over weer, klimaat en aardbevingen”.
Ook dus aardbevingen op de nieuwe Bull X B500 modelleren. Wanneer is de volgende aardbeving KNMI? :=)
Dat weten ze zelf ook, zie pag 5 van het 2012 jaarverslag (link van Theo):
Wetenschappelijke onafhankelijkheid is voor het KNMI een thema omdat het publiceren door KNMI’ers van op wetenschappelijke kennis gebaseerde conclusies zich moeizaam verhoudt met de ministeriële verantwoordelijkheid. De minister is immers volgens ons Staatsrecht politiek verantwoordelijk voor alles wat haar ambtenaren doen of laten.
Aan de andere kant vraagt het wetenschapsproces dat je als wetenschapper zaken publiceert, waarna andere wetenschappers jouw stellingen ondersteunen, dan wel falsificeren. Vooral in het klimaatdebat is gebleken dat beide zaken moeizaam naast elkaar kunnen bestaan.
Het voornemen is dan ook om via de wet te regelen dat ‘de minister ten aanzien van het KNMI afziet van het geven van aanwijzingen met betrekking tot het doen van onderzoek en het rapporteren en publiek maken van de resultaten van dit onderzoek’. Op deze wijze wordt de ministeriële verantwoordelijkheid beperkt en de wetenschappelijke onafhankelijkheid van de KNMI-onderzoekers gewaarborgd.
@ Dolf
Dat zei ik ook al: ze krijgen meer onafhankelijkheid, vooral t.o.v. het ministerie.. Daar heb ik zelf ook al voor gepleit in mijn blog
http://climategate.nl/2011/07/18/de-onpartijdigheid-van-het-knmi/.
Maar we hebben gezien aan de KNAW dat dit de weg baant voor het afdrijven van het hele instituut zonder dat iemand dat kan corrigeren. Het is erg moeilijk om een corrigerend mechanisme te bedenken zonder de wetenschappelijke onafhankelijkheid aan te tasten.
Uiteindelijk kom je dan toch op de pers uit. En we hebben aan de klimaatdiscussie gezien hoe kritisch die is, de laatste decennia…
@Theo Het is inderdaad heel moeilijk een corrigerend mechanisme te bedenken (zie ook mijn eerstvolgende blog). Uiteindelijk zal zo’n ‘mechanisme’ altijd betaald moeten worden en dan is er dus ook een afhankelijkheid.. En ja, ‘de pers’, maar die moet ook weer betaald worden, en bedient meer en meer zijn ‘klanten van een bepaalde kleur’ in plaats van goede kritische (onderzoeks-)journalistiek te brengen. Toch zou daar wel een markt voor moeten zijn, zou je denken.. Wel te hopen anders heeft de democratie echt een probleem, en een semi-pro deo activiteit als climategate.nl kan ook niet eeuwig duren (=niet duurzaam :))
Modellen zijn leuk, meer niet dan een mogelijke indicatie. Ze zijn altijd een versimpeling van de werkelijkheid en het resultaat van veronderstelde relaties. Relaties die we niet kennen, maar die wel de uitkomst bepalen. De arrogantie van veel econometristen is dat ze denken als je de modellen maar ingewikkeld genoeg maakt en voor een leek onbegrijpelijk, de betrouwbaarheid toeneemt. Het CBS doet hetzelfde. En de MSM nemen dit soort “onderbouwde” onzin maar wat graag over en onze roverheid bouwt er zelfs beleid op.
Het geloof in de waarde van (complexe) rekenmodellen (en statistische bewerkingen!) was waaraan ik dacht wat betreft twijfel aan de wetenschappelijke attitude van de klimaat modelleurs. In de discussie stuit ik daar vrijwel dagelijks op. Wanneer ik een nieuw conceptueel model (of idee) van iemand over de werking van processen in de atmosfeer aan een AGW protagonist voorleg, is het antwoord vrijwel steeds, dat is al in onze General Circulation Models (GCM) verwerkt. En beter. Dat is dan voor iemand die het complexe rekenmodel niet kan doorzien, moeilijk te controleren. Zo schieten we niet op en wordt elk nieuw idee in de kiem gesmoord om tot een uitleg te komen wat er mogelijk aan de huidige complexe computerprogramma’s mankeert.
Waar het hier technische/wetenschappelijk om gaat is dat je je bij enig rekenmodel altijd moet blijven afvragen wat er nu werkelijk achter een wiskundige vergelijking schuil gaat. Dat geldt zelfs voor het gebruik van de simpele gaswet pv=RT, maar meer nog voor de complexe niet lineaire partiële differentiaal vergelijkingen (die de atmosferische processen beschrijven) die nu eenmaal niet op het eerste gezicht zijn te doorzien en waarvoor je een computer nodig hebt om de oplossing van de vergelijkingen te simuleren. Dat blijft simuleren. Elke ontwerper van industriële processen beseft dat wel degelijk, zeker als het om opschaling van laboratorium experimenten naar technische toepassingen gaat. Vandaar de veel gehoorde opmerking, er zitten te weinig ingenieurs onder de klimaatmodelleurs.
Over de politieke onafhankelijkheid van instellingen als KNMI, en vele andere zoals bijvoorbeeld RIVM.
Ook dat is een kwestie van wetenschappelijke attitude. Natuurlijk is het zo dat hoe onafhankelijk ze op papier ook worden gemaakt, ze blijven afhankelijk van overheidsfinancieringsstromen. Werkend voor een algemeen maatschappelijk belang, kan je ook niet anders willen. Liever geen farmaceutische industrie die betaalde opdrachten aan RIVM gaat geven. Voor een organisatie als TNO is sinds haar oprichting in 1932 al bij wet vastgelegd dat zij onafhankelijk is. Maar toch, wat bewerking van onderwerpen van ‘staatszorg’ betreft, bleef ze gedeeltelijk afhankelijk van overheidsfinanciering. Vijftien jaar lang heb ik als TNO bestuurder moeten worstelen om van zes ministeries toch wetenschappelijk onafhankelijk te blijven. Ik denk dat me dat redelijk is gelukt, wat me niet direct populair heeft gemaakt bij menige ambtenaar. En ook wel wat ‘subsidie’ heeft gekost. Kwestie van attitude zoals van de protestanten in de 16de eeuw: ‘liever dood dan paaps”. En in de handhaving van de wetenschappelijke onafhankelijkheid van TNO ben ik van 1979 tot 1994 ook altijd geholpen door penvoerende ministers O&W en hun DG’s. (met name Deetman en Van Spiegel bij ernstige conflicten met EZ en Sociale Zaken). Je zou mogen willen dat er bij OCW nog steeds een paar ambtenaren zitten die hun minister er op wijzen dat handhaving van wetenschappelijke onafhankelijkheid bij enig instituut, ook vallend onder enig ander ministerie, een cultureel belang is.
Theo vroeg me, wat zou je doen als je het bij het KNMI voor het zeggen zou hebben. Wat zou mijn antwoord nog voor betekenis kunnen hebben? Ik heb het nergens meer voor het zeggen.
De vraag wil ik wel principieel beantwoorden met 30 jaar ervaring met beoordeling van de prestaties van wetenschappelijke instituten en soms gevolgd door hun sanering, zelfs opheffing.
Een algemeen management principe, in welke organisatie dan ook, is: bij reorganisatie, de trap wordt van boven af aan schoongeveegd.
Ik wil graag voorop stellen, ik heb respect voor prestaties van veel KNMI onderzoekers. Met wie ook vruchtbaar kan worden gediscussieerd.
Twijfel rijst echter over de kwaliteit van de berichtgeving van de afdeling Klimatologie die door de directie autoritair wordt gepresenteerd.
Als er kritiek op die presentatie wordt gegeven, dan verwacht ik van de minister dat hij dit autoritaire element doorziet. Dat vergt echter ‘scientific literacy’ met name wat betreft de beoordeling van modellen.
That the public understanding of science, or scientific literacy, is in a lamentable state is an old story. (A.B. Arons 1983)
A.B. Arons . ‘Achieving wider scientific litaracy’. Daedalus 112(2) 1983, 91-122. See also ‘Marks of Scientific Literacy’ in Teaching Introductionary Physics (New York: John Wiley and Sons 1997), 345-6 http://people.westminstercollege.edu/faculty/pconwell/teaching/mark_of_sci_literacy.pdf
Mijn gevoelen is dat niet alleen aan politici gebrek aan wetenschappelijke geletterdheid kan worden verweten, maar ook aan de bestuurders van wetenschappelijke instellingen, PBL, Rathenau, universiteiten.
Zou er niet een beweging op gang kunnen worden gebracht om de kwaliteit van de topbestuurders te toetsen aan de kwaliteit van hun antwoorden op de drie essentiële Arons vragen?
How do we know?
Why do we believe?
What is the evidence for?
En om als gevolg daarvan de trap van boven schoon te vegen.
Misschien kan je nog aangeven waarom je twijfel hebt aan de kwaliteit van de berichtgeving van de afdeling Klimatologie. Dat heb je er niet bij vermeldt.
Nogmaals,
Ik denk dat de bazen van instellingen als Universiteiten, KNAW, KNMI, PBL, Rarhenau ter persoonlijke verantwoording moeten kunnen worden geroepen voor de wijze waarop zij pretentieuze wetenschappelijke visies naar buiten brengen.
Zelfs als er in het parlement geen sterveling zit die op voldoende wetenschappelijke geletterdheid aanspraak kan maken, zou hij/zij de kwaliteit van de antwoorden op de Arons vragen moeten kunnen beoordelen.
Tsja. Zelfs met een klimatologisch overzicht lukt het al niet (of juist wel..). Het voorlopige overzicht van mei (of betreft het een verwachting, nu immers al 4 dagen van te voren!)http://www.knmi.nl/klimatologie/maand_en_seizoensoverzichten/maand/mei14.html
rept over een gemiddelde temperatuur die zal uitkomen op ca. 13.5 ºC. Met een afwijking van +0.4 ºC volgens KNMI-classificatie die ik even niet exact bij de hand heb daarmee goed voor “vrij warm” (..) in de kop van het overzicht.
Echter, 13.2 of 13.3 ºC is waarschijnlijker – we gaan het zien. Dat vind ik voor een overzicht een forse afwijking. Saillant detail is bovendien dat het precies het verschil maakt: de afwijking is waarschijnlijk niet groter dan 0.2 ºC. In dat geval zou de titel moeten luiden: “vrijwel normaal” (..) . Natuurlijk, het betreft een voorlopig overzicht en zal wel gecorrigeerd worden. Maar juist dat voorlopige overzicht wordt de media in geslingerd en haalt de headlines; die correctie en het definitieve overzicht misschien als bijzin op de spreekwoordelijke pagina 17..
@ Fietser
Ik meen dat in het bovenstaande honest broker er al uitvoerig op is ingegaan waarom de publieke berichtgeving vanuit KNMI klimatologie van twijfelachtige wetenschappelijke kwaliteit is. Deze sterk suggereert dat men meent de wijsheid in pacht te hebben. Gedurende de laatste 10 jaar is veelvuldig door sceptici in detail en inhoudelijk ingegaan op wat jaarlijks in het voorjaar in de ‘glossy’ rapporten ‘De staat van het klimaat’ werd gepresenteerd. Zonder dat daarop een weerwoord werd gegeven. Ik wil één zo’n voorbeeld wel weer uit archief ophalen maar het beslaat vele pagina’s.
Het probleem is meer algemener. Wat PR afdelingen van onderzoekinstellingen momenteel naar buiten brengen is geen wetenschapsvoorlichting maar een marketing activiteit.
Arthur, de berichtgeving van het KNMI sluit aan bij de conclusies van het IPCC. Of bedoel je eigenlijk te zeggen dat de bevindingen van het IPCC onwetenschappelijk zijn? Als je het dan hebt over het ‘van bovenaf schoonvegen’ dan zou je je moeten richten op de bevindingen van het IPCC, lijkt me. En dat wordt dan een hele zware dobber, want die bevindingen worden door ieder wetenschappelijk instituut ter wereld onderschreven. “Arthur Rorsch tegen de wetenschappelijke wereld”. Veel succes daarmee. Next please. ;)
Niet zo uit de hoogte Joris. Dat past je niet. Arthur is niet alleen. Sterker nog, ga even lezen :
http://en.wikipedia.org/wiki/List_of_scientists_opposing_the_mainstream_scientific_assessment_of_global_warming
Ah het bekende lijstje met wichelroedeloper Nils Morner en creationist Roy Spencer. Fantastische ‘wetenschappers’ stuk voor stuk. :)
WTF is Joris? Parodist van slechte kritiek?
Er is een merkwaardige situatie onstaan nu waarnemingen de uitkomsten van modellen niet bevestigen.
Men kan toch onmogelijk verwachten dat het gewone volk (waaronder politici) prognoses, verwachtingen of voorspellingen die betrekking hebben over 50 of 100 jaar serieus nemen?
Het is aan deskundigen/wetenschappers om dat duidelijk te maken.
Dat doet het KNMI niet en het is voor de hand liggend dat het ontbreken van lijnverantwoordelijkheid daarvoor de reden is.
Het gaat te ver om wetenschappers onder ede te laten verklaren dat er zich een ramp gaat voltrekken, maar enige persoonlijke verantwoordelijkheid is toch wel gewenst gezien de maatschappelijke implicaties.
“Het is aan deskundigen/wetenschappers om dat duidelijk te maken.”
Men doet zijn/haar best. Toch blijkt dat het moeilijk is om een boodschap over te brengen als er websites zijn die de boodschapper voortdurend betichten van propaganda, leugens, bedrog, fouten, etc. etc. Helaas we leven in een media-wereld. Wie de media beheerst, beheerst de mening van het volk, zeker over zaken die tamelijk abstract zijn zoals de dreiging die uitgaat van voortdurend stijgende co2 emissies. Wetenschappers krijgen slechts beperkt toegang tot het oor van de bevolking.
Joris, je hebt best een beetje gelijk dat het verzet tegen de AGW propaganda van wetenschappelijke instituties, zoals academies, lijkt op een Don Quichot-achtig vechten tegen (gesubsidieerde) windmolens.
Waar het echter mij om gaat is dat deze instituties vooral adviserend ten aanzien van overheidsinstanties optreden. En deze advieslichamen dragen geen resultaatverantwoordelijkheid in een lijnorganisatie. Daar zit mijns inziens het belangrijkste knelpunt in het hedendaagse wetenschapsbeleid en management. Beleidsfunctionarissen beroepen zich al te vaak, bij gebrek aan eigen wetenschappelijke geletterdheid al te gemakkelijk op vrijblijvend expertadvies. Lees het volgende eens door:
A.B. Arons . ‘Achieving wider scientific litaracy’. Daedalus 112(2) 1983, 91-122. See also ‘Marks of Scientific Literacy’ in Teaching Introductionary Physics (New York: John Wiley and Sons 1997), 345-6 http://people.westminstercollege.edu/faculty/pconwell/teaching/mark_of_sci_literacy.pdf
Denk je dat op grond van de ‘marks’ dat van een Mörner en Spencer de wetenschappelijke geletterdheid minder zou zijn dan van enige aanhanger van het AGW protagonisme?
Je reactie stemt mij verdrietig. Wellicht ben je niet eerder zelf met het fenomeen resultaatverantwoordelijkheid geconfronteerd. Dat weegt zwaar in een lijnorganisatie. Ter nadere toelichting, niet noodzakelijk zo zwaar volgens hedendaagse management opvattingen, dat bij het uitblijven van verwacht resultaat de verantwoordelijke manager onmiddellijk ontslag wordt aangezegd. Men erkent, vergissen is menselijk. Maar dan dient wel een logische argumentatie te volgen, waarom de resultaatverantwoordelijke zich heeft vergist.
Enige bereidheid van managers in de AGW lijnorganisaties om te erkennen dat de resultaten van hun beleid tot dusver niet aan de verwachtingen voldoen, lijkt vooralsnog niet aanwezig. Zij vegen zaken onder het vloerkleed en dat is onvergeeflijk in hedendaagse (zakelijke) management opvattingen.
Denk je heus dat mensen als Mörner en Spencer binnen hun lijnorganisaties nooit resultaatverantwoordelijkheid hebben afgelegd? Ze kunnen zich best wel eens hebben vergist, maar ze hebben zich op grond van de resultaten van hun onderzoek grosso modo weten te handhaven
Arthur, ik acht mezelf goed op de hoogte van het werk van Morner en Spencer en de wetenschappelijke kritiek daarop. Dankzij het internet en een technische wetenschappelijke opleiding kan ik dat best aardig volgen, al zeg ik het zelf. Ook kan ik invoelen dat de materie het bevattingsvermogen van minder- of anders opgeleiden waaschijnlijk ver overstijgt.
Daarnaast beschouw ik de wetenschappelijke methode en de vruchten van wetenschappelijk onderzoek als de belangrijkste reden om te geloven in voortdurende progressie en verheffing van de mensheid in weerwil van de dreiging die uitgaat van het groeiende vermogen dat de mensheid heeft om aan zijn leefomgeving blijvende schade toe te richten.
Wanneer partijen om wat voor reden dan ook twijfel zaaien die totaal en voortdurend ongefundeerd blijkt te zijn – zoals Morner en Spencer hun leven lang plachten te doen inzake de klimaatwetenschap – dan beschouw ik dat als ondermijning van de wetenschappelijke methode en de vruchten van de wetenschap. En dus als ondermijning van de vooruitzichten van de mensheid in een complexe wereld. Tot die mensheid behoren uiteindelijk ook mijn kinderen, dus vandaar dat ik ervoor kies om niet minzaam toe te kijken wanneer de wetenschap wordt ondermijnt door mensen als Morner en Spencer, maar mijn mening af en toe kenbaar te maken. Een mening die overigens gewoon in lijn is met die van alle wetenschappelijke instituten ter wereld en dus verder niet ter discussie zou moeten staan op deze plek. Wie het oneens is met de IPCC of het KNMI staat het vrij om daarover wetenschappelijk te publiceren. Wie dat niet doet maar slechts feitenvrij roeptoetert ondermijnt de samenleving, in mijn beleving.
Voor de volledigheid, en zoals ik al vaak heb geschreven hier, ik ben het goeddeels eens met de diverse kritiek van de diverse auteurs op deze site ten aanzien van wat doorgaat als klimaatbeleid. Bijvoorbeeld: ik acht de doorontwikkeling en implementatie van kernenergie van het grootste belang en totdat dat gebeurt kan er van wezenlijk klimaatbeleid geen sprake zijn in mijn beleving. Waar ik het vrijwel volledig mee oneens ben op deze site is de twijfel die voortdurend wordt gezaaid over de klimaatwetenschap en de vruchten van de klimaatwetenschap.
Het betitelen van Spencer als creationist is dus het resultaat van je technisch wetenschappelijke opleiding?
Spencer is een creationist. Wist je dat niet? Dat is hier zelfs nog besproken op deze website.
http://climategate.nl/2013/07/22/ben-ik-onthutst-dat-dr-roy-spencer-een-creationist-is/
Basis van klimaatwetenschap is de gerede twijfel over de politieke dogma’s die de mainstream IPCC “wetenschap” overheersen. En het wereld-klimaat kan niet worden beheerst, ook niet door geld over de balk te smijten aan fake klimaat”maatregelen”, is volstrekte politiek utopie, Joris! Je geloof in het IPCC is onverwoestbaar, dat maakt het bespottelijk hier op deze IPCC-kritische blogsite.
Je blijft klimaatbeleid verwarren met klimaatwetenschap. Zo komen we niet verder.
Ik verwar geheel niets., Joris, “Klimaatwetenschap” wordt thans gedomineerd door het gepolitiseerde klimaatbeleid van de overheid. Vanuit gepolitiseerd klimaatbeleid worden rijkssubsidies voor “klimaatwetenschap” verstrekt door de overheid. Je kan zelfs Rijkssubsidie krijgen voor sociaal-psychologisch hersenonderzoek naar mensen die vooral kritisch zijn op de politieke onafhankelijkheid bij het IPCC bij haar 7-jaarlijkse klimaatrapporten aan de VN. De primaire taakstelling door de VN aan het IPCC is het Kyoto-CO2-reductie-verdrag te justificeren, dat is een fundamenteel onwetenschappelijk taakstelling. Ook climategate.nl zijn ca. 150 kritische artikelen hierover te lezen. Begin eens te lezen!
Het bekritiseren van de IPCC is prima en gebeurt al decennia zeer intensief.
Maar het stellen dat het IPCC corrupt is, en het gebruiking van die stelling als argument in een discussie lijkt me zinloos.
Wat heeft dat met de klimaatdiscussie te maken? Met jouw “technisch wetenschappelijke opleiding” moet het toch mogelijk zijn met betere, zeg maar technisch wetenschappelijke, argumenten aan te komen over wat hij zegt?
Misschien kun je even kijken hierboven hoe we op dit onderwerp kwamen?
Overigens is Spencer’s werk al vaak genoeg behandeld, ook op climategate. Hij heeft nuttig werk gedaan inzake de ontwikkeling van satellietmeetinrichtingen ten behoeve van de ontwikkeling van de klimaatwetenschap. Maar de bewuste meetreeksen die hij vervolgens ging publiceren (die volgens hem geen opwarming lieten zien) rammelde aan alle kanten en moesten door andere wetenschappers worden geïdentificeerd en gecorrigeerd over een periode van jaren. Spencer stelde zich voortdurend afwijzend op over deze correcties maar gaf uiteindelijk toe. Van zijn (jarenlange) geroeptoeter dat de satelietwaarnemingen geen opwarming toonden bleef niets over nadat alle benodigde correcties uiteindelijk (ondanks voortdurende ontkenning en tegenwerking van Spencer) waren doorgevoerd. Spencer heeft de wetenschap een dienst bewezen door satelietmeetinstrumenten te ontwikkelen, maar hij heeft vervolgens voor jarenlang oponthoud en verwarring gezorgd door stug te blijven volhouden dat er geen correcties op de metingen nodig waren en dat er geen opwarming zou zijn.
Zie voor nadere info over de bizarre rol van Spencer in het klimaatdebat bijvoorbeeld:
http://www.washingtonpost.com/blogs/capital-weather-gang/post/the-satellite-temperature-record-questioning-shaky-claims-after-33-years/2011/12/20/gIQAd8KE7O_blog.html
Het echte zeer zit bij het IPCC, haar dubieuze onafhankelijke taakstelling, haar bureaucratische onderzoeksmethode, haar dwarsheid van kritiek uit eigen en andere geledingen, haar alarmistisch politiek selectieve en te stellige samenvatting, die ook nog in AR5 opvallend verwijderd staat van haar eigen gepubliceerde data-analyses (C&L). Frappant is ,dat naast de IPCC (door diverse IPCC-critici geclaimde) onbetrouwbare surface temperatuurmetingen blijkbaar ook de low-orbital satellietmetingen blijkbaar niet genoeg betrouwbaar zijn (Dessler 2011). Koren op wiens molen is dat?
Onderzoek en publicatie (en ook de verzamelde werken daarvan) moet plaats vinden in de academische omgeving.
Publicaties van overheidsgeliëerde instellingen horen thuis in de prullenbak.
Zo simpel is dat.
Met een academische opleiding ben je nog geen wetenschapper.
Het KNMI-rapport stelt:
“Nederland krijgt steeds vaker te maken met extreme regenbuien. Daarbij neemt de kans op hagel en onweer fors toe.”
Dat is nogal stellig en in mijn onschuld nam ik aan dat die stelligheid voortkwam uit interpretatie van verleden waarnemingen.
Voor waarnemingen in De Bilt vanaf 1951 gaat dat beslist niet op.
De gemiddelde hoeveelheid neerslag is in de tweede 30-jarige periode weliswaar met 53mm (van 779 naar 832) per jaar toegenomen ten opzichte van de eerste 30-jarige periode, maar de gemiddelde neerslagduur per jaar is toegenomen met 75 uur (van 589 naar 664).
Het debiet is in de tweede 30-jarige periode zelfs afgenomen (van 1,32 naar 1,25 mm/h)
Het resultaat: het regent langer, maar niet heftiger (in De Bilt).
Het rapport lijkt zich te baseren op de uitkomsten van computermodellen en niet op die van waarnemingen (voor zover De Bilt representatief is voor het weer/klimaat in Nederland).