Donderdag in Wageningen op de Biodiversity Research at the Crossroads- conferentie van de NERN bleek andermaal hoe groot de kloof tussen activisten van Wereld Natuur Fonds, de UNEP en wetenschappelijke ecologie is gegroeid: 25 jaar experimenteel onderzoek naar de rol van soortenrijkdom op het functioneren van ecosystemen onthult dat ‘zo veel mogelijk zeldzame soorten’- de prioriteit van natuurbeschermers met hun Rode Lijsten- voor het functioneren van ecosystemen nauwelijks van belang is bij belangrijke zaken als productiviteit, maar ook bij weerbaarheid tegen ziekten.
Dat blijkt uit de in Wageningen besproken decennia experimentele ecologie waarin proefvelden met verschillende hoeveelheden soorten aan planten werden getest op zaken als productiviteit en de mate waarin ze wel/niet vatbaar zijn voor ziektes. De bekendste proefvelden zijn in Cedar Creek en Jena, ook Wageningen blaast een nootje mee. Je zaait dan proefvelden in met 2, 4, 6, 8, 16 en 60 plantensoorten en kijkt naar de zogenaamde stoichometry: de mate waarin planten stoffen omzetten met licht als energiebron, biomassa accumuleren boven de grond. Een veel geciteerde studie is van David Tilman die in Cedar Creek na 7 jaar studies aan grassoorten concludeerde dat proefvelden met 16 soorten tot 2,7 meer biomassa boven de grond opsloegen dan de beste monocultures.
Verzadigingseffect biodiversiteit bij meer soorten
Dat soorten elkaar aanvullen is tot zekere hoogte ook logisch natuurlijk: iedere plant vult zijn eigen niche om daar op eigen wijze (het beroep) van de beschikbare zonne-energie en nutrienten gebruik te maken, náást de productieve harde groeiers waarop de landbouw drijft. Ecologie is het huishouden van de natuur, maar het huishouden van de menselijke economie werkt het zelfde: als je alleen maar boeren en toeristen hebt zoals in Friesland is het BBP – (in ecosystemen het NPP Net Primary Productivity)ook lager. De hoeveelheid economische energie die kan worden omgezet is lager dan wanneer je verschillende lagen en diensten hebt als in de Randstad: handel, diensten en productie werken cumulatief,aanvullend.
Zijn meer hoekjes bezet bij planten door meer beroepen, dan stijgt ook de mogelijkheid om meer zonne-energie om te zetten. Maar….de meeste experimenten tonen óók dat dit complementaire effect afneemt naarmate je meer soorten toevoegt. Oftewel: na een soortje of 30, 40 treedt bij toevoegen van nog meer soorten niet meer biomassagroei op boven de grond, die verzadiging kan al na een soort of zes optreden.
Er is dus wel een biodiversiteitseffect dat het functioneren van ecosystemen bepaalt, maar het gros van de studies die daarna kwamen tonen vooral hoe wel uitmaakt WELKE soorten je hebt, maar veel minder hoeveel. De zeldzaamheden spelen bij ecosysteemfuncties als productiviteit (eigenlijk heel logisch) een marginale rol. Terwijl het zeldzaam zijn van soorten in de natuur meer voorkomt, dan het algemeen zijn. Ook de studie van Cardinale et al in Nature in 2012 komt tussen de regels door tot die conclusie, én het onderzoek van bosbouwer Lourens Poorter in de tropische wouden van Peru.
De Groene Soep-hypothese in tropisch regenwoud
Poorter gaf blijk veruit de meest onderhoudende presentatie-vaardigheden te bezitten. Hij vertelde hoe het tropisch regenwoud 96 procent van de boomsoorten huisvest, een geschatte 47.000 op een landoppervlak dat slechts 7 procent bedraagt van het totaal. Je kunt wel 280 boomsoorten per hectare aantreffen, waar wij in Nederland op 40.000 vierkante kilometer slechts 52 vinden. De bomen weten hun plekje te vinden, door ieder een eigen strategie te kiezen, ze investeren energie in de ene eigenschap ten nadele van de andere om zo andere plantensoorten voorbij te streven op die plek.
Krijgen ze de kans evenveel licht tot zich te nemen, dan gaan ze allemaal harder groeien: dat doen ze het liefst, maar al ellebogend om ruimte moeten eigenschappen op de ruilmarkt: trade-offs noemen ecologen dat. Oftewel: door die verschillende eigenschappen in verschillende soorten krijg je ook productiviteit in ongeschikter plekken, wat tot een optelsom leidt.
Zeldzaam zijn de Mick Jaggers van het regenwoud, die lang gek kunnen doen en toch lang meegaan, veel soorten die in schaduw leven kiezen voor hardhouten groei, stevige langlevende bladeren: duurzaamheid, langlevendheid ten koste van snelheid. De hardlopers zijn weer doodlopers die als pioniers de grond uit schieten, maar weinig investeren in duurzaamheid van hun bladeren en droge stof.
Maar…Tilman geldt ook in de tropen: er treedt qua productiviteitsgroei ook bij de regenwoudsoorten een verzadigingseffect op voor biodiversiteit: steeds meer soorten? Dan blijft de productiviteit niet verder groeien.
Poorter zijn promovenda Madelon Lohbek vond in haar onderzoek de bevestiging van haar ‘groene soep’-hypothese bij gekapt secundair bos dat teruggroeit. Niet de hoeveelheid soorten, maar de hoeveelheid groen, biomassa bepaalt de productiviteit. Er treedt ook een verzadigings-effect op bij 40 soorten, waarbij productiviteitsgroei afvlakt. Dat is niet veel bij een aanbod van meer dan 40.000, waarvan je dus- als het op biomassaproductie en de door velen verkondigde koolstofvastlegging aankomt- de meeste soorten niet zo nodig hebt. Dat wil zeggen: zo nodig als sommige ecologen zo graag hoopten aan te tonen voor natuurbehoud.
Kloof tussen agendagedreven conservation en serieuze ecologie
Is dat erg? Nee, dat heet wetenschap. Alhoewel: dit onderzoek werd ooit opgezet om beleidsmakers met feiten te kunnen imponeren, waar men met beweringen moest volstaan (het biologie op een bierviltje-geleuter van EO Wilson in Biodiversity 1988) Deze constateringen zijn alleen erg, wanneer je zoals activisten willen doen gaat beweren dat ‘ecosysteemdiensten’ ineen gaan storten wanneer de panda een pijntje in zijn achterste heeft, of de ijsbeer van zijn ijsschotsje glibbert. Zie ook deze bewering in de Millennium Ecosystem Assessment in 2005 van milieutak van de Verenigde Naties de UNEP
Many changes to these ecosystems, through processes of disruption,contamination, depletion, and extinction, therefore have negative impacts on cultural life and human experience.
Of Mattt Wallpole van de UNEP die in Science beweerde dat armoede in Afrika veroorzaakt wordt door achteruitgang van biodiversiteit: in plaats van andersom, dat Middeleeuwse landbouwpraktijken en gebrek aan fossiele brandstoffen verregaande ontbossing met uitholling van habitats drijven. Wat wij immers als ‘arm’zien is de natuurtoestand van mensen, die hier vroeger ook normaal was: iedereen keuterboer in plaggenhut, BBP van bijna nul. Het contrast valt op als probleem, omdat wij het niet meer zijn, alle fossiele energie benuttend die Shell en olieboeren ons aanleveren, zonne-energie door planten geaccumuleerd over miljoenen jaren in de bodem.
Er is hooguit een kloof tussen de conservation biology, gericht op zeldzaamheden, en de wetenschappelijke ecologie die kijkt wat belangrijk is voor functionerende ecosystemen. De éne heeft een sterke politieke agenda en wil indruk maken op beleidsmakers, waar de ander bij de feiten moet blijven.
Wanneer je de wetenschappelijke ecologie wilt ge/misbruiken om UNEP-beweringen cachet te geven kom je dus van een koude kermis thuis. Het blijft belangrijker om te ontdekken hoe de natuur écht werkt, dan welke ketterse gedachten beleidsmakers daarover zouden kunnen krijgen. Gelukkig, zou ik zeggen.
Het is duidelijk: biodiversiteit zal weinig of geen invloed hebben op de productie van biomassa in ecosystemen. Maar hoe zit dat met de invloed op de stabiliteit van ecosystemen? Van de paar honderd soorten fytoplankton in de Noordzee zal bijvoorbeeld de hoeveelheid biomassa per liter zeewater meestal voor meer dan 95% bepaald worden door hooguit vijf verschillende soorten fytoplankton. Maar dat zijn door de seizoenen heen wel steeds verschillende soorten fytoplankton. Hoe meer soorten fytoplankton aanwezig zijn, hoe groter de kans dat in een gegeven situatie er altijd wel een paar soorten de kans zullen krijgen de productie van biomassa op peil te houden. Dat de aanwezige honderden andere soorten daaraan op dat moment dan nauwelijks bijdragen, speelt dan voor de productiviteit geen rol. Voor de stabiliteit van dit onderdeel van het ecosysteem zal hun aanwezigheid daarentegen wel essentieel zijn.
Tja WNF…. dit is een multinational geworden, inklusief een CEO die tonnen incasseert en eigen PR afdeling, “A tale, told by an idiot, full of sound and fury, signifying nothing.”
Over NGO’s Het onderzoek naar Giro 555 (stichting SHO 800 miljoen totaal opgehaald sinds de oprichting) blijkt dat de gelden niet veelal niet daar komen waar het beste is doch bij de grootste NGO, die elkaar, blijkens het rapport, elkaar niet het licht in de ogen gunt (surprise, surprise…): https://decorrespondent.nl/2084/Giro555-haalt-miljoenen-op-maar-verdeelt-ze-verkeerd-tegen-beter-weten-in/154897468-56f97b0a
Eens te meer reden om níet aan de grote NGO’s te doneren maar aan de kleinere, gespecialiseerde isntanties zoals Artsen Zonder Grenzen (die SHO reeds in 2005 heeft verlaten…) met boots-on-the-ground.
Mijn reactie is nog steeds in moderatie??
@paul hagel, heel goed opgemerkt, dat is het verzekeringseffect. Ik wil ook uitdrukkelijk vermelden dat iedere proleet die nu concludeert ‘huhu, biodiversiteit niet belangrijk,mzonde van het geld’ aangeeft een volslagen leeghoofd te zijn die niets begreep wat ik hier schreef, en dat ik mij daar met kracht van distantieer
Ik schrijf: experimenten met planten tonen dat een verzadigingseffect optreedt qua groei in biomassaproductie tav soortenrijkdom. Punt.
Er is een limiet, en hier hadden ecologen gehoopt/verwacht minder afvlakking te zien, als argument voor de agenda van conservation…
Oftewel, biodiversiteit minder belangrijk dan gehoopt. Dat verandert niets aan de agenda om kwetsbare soorten die door menselijke nalatigheid over de kling gaan met meer achting te behandelen voor huidige en toekomstige generaties.
Wanneer je proleterige beleidsimplicaties afleidt, maak je de zelfde fout door twee agendas door elkaar te halen als sommige conservationists doen, die wetenschap verwateren om beleidsmakers te beinvloeden