Zowel het Planbureau voor de Leefomgeving als Natuurmonumenten claimden steeds ten onrechte dat opdwarrelend slib in het Markermeer de oorzaak zou zijn van de achteruitgang van visetende vogels sinds de jaren ’90. Die bewering stond aan de basis van Natura 2000-hersteldoelen: troebelheid door slib verlaagt de voedselbeschikbaarheid. Voor het project Marker Wadden van Natuurmonumenten claimde nu dat zij dat slibprobleem zouden oplossen door dit te gebruiken voor het opspuiten van oeverzones. Zo zouden ook Natura 2000-doelen worden gehaald voor visetende vogels en duikeenden. Dat argument gaf de doorslag/bestuurlijk excuus voor DG Milieu Chris Kuijpers (ook PvdA?) om Natuurmonumenten 15 miljoen euro Rijksgeld toe te stoppen, waar het Ministerie van EZ ook nog 15 miljoen duiten in het Marker Wadden-zakje deed, plus de Postcodeloterij (13,5 miljoen euro) . Nota bene in een publicatie op hun eigen website in het themanummer Markermeer-IJmeer van Landschap 2014 schrijft 1 van de onderzoeksleiders Ruurd Noordhuis van Deltares dat die vooronderstellingen vals waren, en dat dit reeds voor lancering van ‘de Marker Wadden’ bekend was
In het Markermeer-IJmeer werd slib beschouwd als een extra oorzaak van veranderingen. In de jaren 80 beperkte opgewerveld slib via gebrek aan licht de hoeveelheid fytoplankton. Begin jaren 90 is het doorzicht in het Markermeer-IJmeer afgenomen. Er was echter geen sprake van toename van slib (zwevend stof) op dat moment (Noordhuis, 2010). Onderzoek bleek nodig om de oorzaken te achterhalen en zo oplossingen in beeld te brengen.
Het hier reeds regelmatig besproken onderzoek Autonome Neergaande Trend (maart 2014 uitgegeven, 4 jaar onderzoek, reeds 2 jaar eerder op Climategate.nl de tussenresultaten van Dick Sarpe besproken) bevestigde wat ook de vissers al jaren stelden, en wat ook voor onze kustzone geldt. De de-trofiering van het water-minder fosfaat- verlaagde de draagkracht van het water meer dan de troebelheid door slib deed. Ergo: je kunt dus slib opspuiten wat je wilt en dat zelfs ‘Wadden’ noemen, dat verandert niets aan de voedselarmoede voor duikeenden. Waarbij de schelpenbiomassa overigens al licht herstelt dankzij de opkomst van een nieuwe exoot, de quaggamossel die de plaats inneemt van de exoot driehoeksmossel, ook op het menu van duikeenden. Daarnaast: wie ‘achteruitgang’ van visetende vogels als de fuut claimt, moet niet vergeten dat dit ten opzichte van topjaren ’80 was, toen de fosfaat ook piekte. Nog steeds is de fuut anno 2015 een factor 2 algemener dan hij in de jaren ’70 was.
Ook de benaming ‘Wadden’ is vals, want wadden zijn getijdengebieden en in het Markermeer is NUL getij. Het zal vast door een PR-strateeg zijn bedacht onder het motto ‘waarheid is wat de Partij (in dit geval de PvdA) vraagt’….
- Een journalist zou Natuurmonumenten eens kunnen vragen: wat doen jullie met deze nieuwe gegevens, en wat betekent dit voor het ten onrechte verkegen Rijksgeld van 30 miljoen euro waar jullie zelfs het dubbele aan belastinggeld vragen om van start te kunnen met de kleinste variant van Marker Wadden (1000 hectare)?
Ik zou hier toch wel graag eens een reactie van Natuurmonumenten willen. Ze lezen ons wel…
Gebeurt niet. Ze kijken wel uit. Ze leggen hun hoofd op het hakblok alhier :-) .
Ach Rypke, NM loopt ook op gekregen geld. Who cares
Het wordt steeds duidelijker dat groene subsidieclubs veel beter zijn in subsidie verkrijgen/netwerken, dan in ecologie. Om met Mark Rutte te spreken: de onderste steen moet boven!
Ik denk overigens niet dat je de rol van fosfaat in de kust zo makkelijk kunt vergelijken met die in het zoete water; d.w.z. ondiepe zoete wateren. Het essentiële verschil hier zijn de macrofyten: ondergedoken wortelende waterplanten.
In onze kustzone is er geen ‘hard substraat’ maar vooral ‘bewegend zand’ zoals je vaak hebt beschreven. Daardoor is er weinig structuur (zoals koralen of algenvelden of zeegrasvelden zoals in Bretagne) en heeft onze kustzone vooral ‘pelagische’ (open water) voedselwebs die beginnen met plantaardig plankton. Meer fosfaat betekent hier inderdaad meer fytoplankton (hoewel in het mariene milieu soms stikstof beperkend kan zijn) en dat levert meer dierlijk plankton en uiteindelijk meer vis. In diepe zoetwatersystemen, meren die te diep zijn voor wortelende waterplanten, is het voedselweb ook voornamelijk pelagisch en heeft fosfaat ook een ‘bemestende’ en produktie-vergrotende rol.
Maar het unieke van Nederland is dat er veel ondiepe zoete wateren zijn, zoals de Veluwe randmeren, en daar heeft fosfaat een andere uitwerking. Dit komt door de ecologische rol van macrofyten. Die brengen structuur waardoor het ecosysteem verandert/verrijkt. Waterplanten bieden schuil- en paaiplaatsen voor andere soorten vis, bieden substraat voor epifyten, etc.; een rijker/meer gevarieerd ecosysteem. De macrofyten halen hun nutrienten, zoals fosfaat, uit de bodem en zolang de waterlaag relatief voedselarm is kunnen ze de concurrentie met fytoplankton aan. Wanneer nu de waterlaag wordt verrijkt met fosfaat dan gaat (snel groeiend) fytoplankton domineren, de waterlaag wordt troebel, neemt licht weg voor macrofyten die verdwijnen. Het systeem verarmt omdat structuur wegvalt.
Dit mechanisme werkt overigens ook in tuinvijvers waar de combinatie van slib (bodem-wroetende goudvissen) en fytoplankton (verrijking waterlaag door vissen voeren bijvoorbeeld) ondergedoken waterplanten geen kans geven; dat levert een groene soep vijver op, maar daar blog ik nog wel eens over.