Als je wilt duiden, doe dat dan op basis van data en niet op basis van bangmakerij

Als je wilt duiden, doe dat dan op basis van data ….

Terwijl het aantal bijensoorten in Nederland is toegenomen van 338 in 1998 naar 360 anno nu en het klimaat sterk is verbeterd voor bijen (net als bij libellen), trakteert De Volkskrant weer op zo’n typisch ‘zuur over natuur’-stukje ‘Het gaat slecht met de bij en wat kunnen we er aan doen‘. Daarin trekt Koos Biesmeijer van Naturalis alle registers open met ongefundeerde bangmakerij. Door ‘het verdwijnen van 50 procent van de bestuivers’ zouden wel 700 duizend doden vallen.

Biesmeijer is namelijk de marketeer van IPBES, het IPCC voor biodiversiteit dat mensen bang moet maken over de natuur wanneer ‘klimaat’ is uitgewerkt.

Zweefvliegen voor huis, bestuivers van de vlinderstruik. Je ziet meteen waarom ze zo heten

Zweefvliegen voor huis, bestuivers van de vlinderstruik (‘EXOOOT HELP BELEIDSMAKERS, UITROEIEN”)’. Je ziet meteen waarom ze zo heten, en je ziet ook meteen waarom alle biodiversiteit-ambtenaren geradbraakt en gevierendeeld dienen te worden

Daarbij weerspreekt Biesmeijer zelfs zijn eigen onderzoek en data in de Nederlandse natuur. Dat kun je bijvoorbeeld zien in zijn eigen studie in Science op 21 juli 2006.  Daarin constateert Biesmeijer  juist dat zweefvliegen (soort imitatie-bijen) in Nederland toenemen sinds 1980. In 34 procent van de 10-kilometer hokken vonden ze een toename in aantal soorten zweefvliegen, tegen een afname in 17 procent van de hokken. Zweefvliegen zijn ook bestuivers. Waar bijensoorten afnemen zijn dat specialisten van beperkt verspreide plantjes.

Screenshot voorlopige Atlas bijen 1998. Zwaartepunt soortenrijkdom ligt in het warmere Zuid Limburg

Screenshot voorlopige Atlas bijen 1998. Zwaartepunt soortenrijkdom ligt in het warmere Zuid Limburg, bijen zijn alleen actief bij hogere temperaturen. De liefhebbers van bijen kijken vooral in Zuid Limburg, en dan vooral in de ENCI-groeve en de Sint Pietersberg (171 soorten vastgesteld).

Toch citeren we in de Volkskrant dit kwaliteitsproza:

Biesmeijer schreef: het gaat inderdaad slecht met bijen en andere bestuivers zoals vlinders en zweefvliegen. 40 procent van de soorten gaat achteruit en dat kan grote gevolgen hebben voor de voedselvoorziening. Want driekwart van de voedselgewassen en 90 procent van de wilde planten zijn (voor een deel) afhankelijk van bestuiving door dieren.

Ook blijkt dat Biesmeijer maar wat zwetst over het gevaar van afnemende bestuiving, want in Science schrijft hij met collegae:

We know of no data that will allow us to assess directly whether rates of pollinator visitation or pollen deposition to flowers have shifted appreciably in Britain or the Netherlands.

2 soorten zweefvliegen op mijn vlinderstruik

2 soorten zweefvliegen op mijn vlinderstruik. Het aantal soorten zweefvliegen in NL neemt in veel regio’s toe

2 soorten bij op 1 struik: ik ken ze allebeide niet, de onderste kan ook nog zweefvlieg zijn

2 soorten bij op 1 struik: ik ken ze allebeide niet, de onderste kan ook nog zweefvlieg zijn, hoewel zijn borststuk wel stevig behaard lijkt

Nogal logisch dat goede vliegers en generalisten beter gedijen
Dat was in 2006: Het aantal bijensoorten nam af in 67 procent van de 10-kilometer hokken, tegen een toename in slechts 4 procent.  Toch zijn hier ook kanttekeningen mogelijk.

Er lijkt vooral ook sprake van een turnover van soorten, waarbij zweefvliegen (goede vliegers) profiteren en slechte vliegers, kwetsbare specialisten van micro-habitats afnemen. Dat sluit ook aan bij de studie in Science die wij citeren in ons vorig jaar gemaakte tegengif bij IPBES-gezwets ‘Biodiversiteitscrisis, Massa-uitsterven of Massahysterie’: wel turnover, geen algehele afname in soortenrijkdom in de meeste regio’s.

Als hij rood was en zoet smaakt, dan was het vast een aardbij: ik ken de soort niet

Als hij rood was en zoet smaakt, dan was het vast een aardbij: ik ken de soort niet

Voor data van voor het jaar 2000 kunnen we terecht in de ‘voorlopige atlas van Nederlandse bijen‘. Politieke vervuiling van wetenschap was toen nog niet de norm.  Die onderzoekers gebruiken de zelfde (gefragmenteerde en gebrekkige) gegevens als Biesmeijer.

Met begrazing blijft er buiten heide geen bloem bloeien

Met begrazing blijft er buiten heide geen bloem bloeien

Die noemen 338 bijensoorten in Nederland, waarvan 244 een functie hebben als bestuiver. De soortenrijkste groep bestaat uit zandbijen met 72 soorten, die geen noemenswaardige rol spelen bij bestuiving van commerciële gewassen. De daarop volgende soortrijkste groep van wespbijen van 43 soorten is een parasitair levende bij die geen enkele rol speelt bij bestuiving.

Die zijn onderdeel van de groep van 94 ‘koekoeksbijen’, dat zijn broedparasieten die geen bestuivingsrol spelen. Volgens Koos Biesmeijer zijn er nu 360 soorten bijen. Dat zijn er dus 22 soorten meer, waarschijnlijk omdat er nu ook meer op wordt gelet. Op Nederlandse schaal zou dat betekenen dat het aantal soorten dus de bijen-diversiteit- is TOEgenomen, ook al daalt in voorheen soortenrijke regio’s het aantal soorten sterk.

 

30 procent van alle waarnemingen komt van 5 waarnemers

30 procent van alle waarnemingen komt van 5 waarnemers

Het is logisch dat de flora verandert wanneer je een kleinschalig agrarisch land met 3 miljoen inwoners (Nederland in 1900) volbouwt tot een land met 17 miljoen inwoners met gifgroene steriele biljardlakens. En dat die bijen daarop reageren. De soorten die verdwijnen of afnamen als de Texelse zandbij zijn vooral specialisten die zijn gebonden aan 1 of enkele waardplantjes. En soorten die slechts kleine afstanden kunnen vliegen. Voor bestuiving van economisch waardevolle gewassen spelen slecht vliegende specialisten geen enkele rol.

Generalisten die toenemen zijn belangrijkste voor bestuiving, niet de soorten die toch al zeldzaam waren
Er is verder geen verband tussen afname in wat zandbijtjes en andere specialisten en gewasbestuiving. Dat toonde David Kleijn op het congres van de NIOO in Lunteren in 2014. Hij liet zien dat 78 procent van alle bestuivingen door slechts een kleine groep generalisten wordt ingenomen, 5 procent van alle soorten.

En een dikke hommel, stoer beest

En een dikke hommel, stoer beest

Kortom: het gezwets over economische schade door het verdwijnen van de Texelse zandbij (die toch al zelden werd gezien) is niet meer dan dat: biodiversie-bangmakerij: precies de reden dat ik met Marcel Crok ‘Biodiversiteitscrisis’ maakte.

Op het congres over biodiversiteit in Wageningen in november 2014 werd Kleijn verteld vanuit het publiek dat hij die data maar niet moest publiceren, omdat beleidsmakers anders maar op verkeerde gedachten zouden komen. Bij mijn weten is het nog steeds niet gepubliceerd.

Honingbij is sociaal demografisch fenomeen
In werkelijkheid wordt er mondiaal niet of nauwelijks gekeken naar bijen. Behalve de hongingbij, de vliegende honing-melkkoe. En daar gaat het nu prima mee, zo meldde Wageningen UR nog. Voor zover er te weinig honingbijen zijn is dat vooral een sociaal-demografisch fenomeen. De populatie bijenhouders vergrijst, die aan hun mobieltje vastgeklonken ‘jongeren’ interesseren zich nergens voor, tenzij je het op Facebook zet en het sociale status geeft.

Daarom schreef ik in 2010 voor Het Parool al over de broodnodige bijenjongeren: het nieuwe bloed dat de Imkerpopulatie kan verrijken. Wilde bijen hebben voor economisch interessante gewassen nooit een rol van betekenis gespeeld.

Een Apidae met geel achterwerk, welke soort is dit?

Een Apidae met geel achterwerk, welke soort is dit?

Links zweefvlieg, rechts een bij

Links zweefvlieg, rechts een bij

Handjevol waarnemers
Nederland en Engeland zijn de best gemonitorde bijenlanden, en die zijn ook het hardste veranderd in afgelopen eeuw. Zelfs in ‘het best gemonitorde’ land, Nederland kijkt maar een handjevol mensen systematisch naar bijen. De Voorlopige Atlas is gebaseerd op 94 duizend waarnemingen, waarbij 5 waarnemers 30 duizend daarvan voor rekening nemen, dus meer dan 30 procent. We zien vele witte plekken op de kaart.

Mijn eigen 5-kilometerhok is ook wit. Ik ben dus de eerste in minstens een halve eeuw die gisteren eens ging tellen hoeveel soorten zweefvliegen en bijen er op de vlinderstruiken landden (8 in totaal)

Screen Shot 2016-07-19 at 08.01.43

In de ‘voorlopige atlas’ schrijven ze dat VOOR 1980 meer werd gekeken dan NA 1980.  Recent in de Levende Natuur lieten ze bijvoorbeeld wat scholieren van Van Hall in Leeuwarden wat incidentele waarnemingen doen. In het gros van Nederland kijkt niemand op systematische wijze naar verspreiding en soortenaantallen van bijen en zweefvliegen. De mensen die dat wel doen, concentreren zich bovendien in favoriete bijenplekjes in Zuid Limburg.

Handjevol waarnemers van wisselende kwaliteit

Handjevol waarnemers van wisselende kwaliteit. Of ‘vroeger’ alles beter was blijft gissen, al waren er toen meer micro-habitats en geen insecticiden

De kans dat Biesmeijer zijn boude uitspraken  met goede data onderbouwt van de zelfde kwaliteit zonder allerlei statistische trucs is dus nihil.Vroeger waren data belangrijk voor wetenschap. Nu Biesmeijer met het IPBES mensen bang moet maken over biodiversiteit- als backup voor wanneer de klimaatangst niet meer werkt- lijkt die ouderwetse wijze van wetenschap een beetje achterhaald. Biesmeijer toonde al eerder geen interesse in mijn ontmaskering van het Planbureau voor de Leefomgeving haar wetenschappelijke fraude rond biodiversiteit.

Een offensief tegen de tegeltuin voor de onderhoudsarme hersenpan! Hier een dagpauwoog en Atalanta met aanvliegende bij op vlinderstruik

Een offensief tegen de tegeltuin voor de onderhoudsarme hersenpan! Hier een dagpauwoog en Atalanta met aanvliegende bij op vlinderstruik

Natuurorganisaties slecht voor floristische diversiteit
Ecologen zijn meestal meer activist dan wetenschappers: ze zijn kritisch op wat niet in hun straatje past. Maar geven alle milieu-alarmisme vrije doorgang vanuit de gedachte dat bangmakerij ‘het hogere doel’ zou dienen. Terwijl dat ‘hogere doel’ politieke repressie is van Agenda 21, nu 2030 Agenda van de Verenigde Nazi’s met hun hyperglobalisering. Daar hebben ze een blinde vlek voor.

Alarmisme levert ze meer onderzoeksgeld en subsidies op. Terwijl een offensief tegen de tegeltuin voor de onderhoudsarme hersenpan ook best kan zonder bangmakerij. En er gebeurt al zoveel moois, zie ook de wegbermen langs snelwegen. We zien nu overal kaasjeskruid, kamille, boerenwormkruid.

Anjers in onbegraasde natuurterrein van Edo van Uchelen. Die kom je in overbegraasde natuurterreintjes niet tegen

Anjers in onbegraasde natuurterrein van Edo van Uchelen. Die kom je in overbegraasde natuurterreintjes niet tegen

Dus waarom steeds zo zuur over de natuur?
Zuur kun je zijn over de wijze waarop de overheid met haar klimaatbeleid (miljardensubsidies om bos bij te stoken in kolencentrales) en natuurorganisaties met hun grote grazers de bloemrijke natuur vernielen. Laat Biesmeijer liever kritisch zijn op de overheid en natuurclubs. Zo is (schapen)begrazing funest voor bloemplanten in natuurgebied. Er is eerder een verband tussen de grote grazernij van natuurclubs en de afname in planten die voor specialistische bijen interessant zijn.

Wij zouden het zeer aanmoedigen wanneer Biesmeijer de natuur minder politiek zou benaderen, en niet slechts de sympathieën van zijn sociale kring verdedigde. Maar even kritisch naar eigen kring kon kijken als naar de schrijver van deze blog.

Als bijen Friese droge worst of bier zouden maken in zo’n bijenkorf zou ik ze ook houden. Maar ik eet geen zoet spul. Die wilde bloementuin doe je puur voor de lol. Ik tel na een kwartier kijken nu 12 soorten bijen en zweefvliegen en 4 soorten vlinders. Biodiversiteit zonder een cent subsidie en zonder bangmakerij.