Vandaag nog 1 hoofdstukje te gaan voor de deadline bij de uitgever, van het boek van de Bende van Barneveld. Wij – een collectief wetenschapsjournalisten- zetten daarin de toon voor de nieuwe milieubeweging en de oude kan sterven, bij het vuilnis, opgeruimd staat netjes, de brand er in. Bij een nieuwe organisatie voor vogelbescherming vragen wij niet langer aandacht voor procedurebeestjes en girodieren aan het infuus van de subsidie, de fondsenwervende steuntrekkers van Schuldcomplex BV.
Maar voor succesdieren van natuurbescherming, die het redden wanneer mensen het water maar niet vergiftigen met persistente (= niet afbreekbare) wondermiddelen en dieren bij bosjes afknallen. Zoals HET dier dat mooi is van lelijkheid: De Aalscholver.
Bij het Woudagemaal hier in Lemmer hebben ze een slaapplaats in de elzen en wilgen, die sneeuwwit zijn van de schijt alsof ze besneeuwd zijn. Zo tegen het avonduur, dat ’s winters in de middag ligt komen ze aanzeilen. Onhandig schommelend in de lucht met hun zwempoten proberen ze vaak vergeefs greep op een slaaptak te krijgen, om het bij de volgende vliegronde nog eens te proberen.
Ze maken bijna krokodil-achtige geluiden naar elkaar. Je ziet de reptiel-achtige oorsprong bij deze dieren nog die wel kunnen zwemmen maar nog niet die waterafstotende verenpakken hebben die meer ontwikkelde watervogels wel bezitten. Dus moeten ze hun veren in de wind drogen met hangende vleugels, als een ouderwetse huismoeke die de was in de zon moet drogen. Waar eenden al een ingebouwde wasdroger hebben.
Je ziet bij aalscholvers ook hoe de natuur vaak werkt: als het goed genoeg is, dan is het goed, als het maar werkt. Volmaakt in harmonie en balans is de natuur nooit geweest in de ons bekende tijd, hoewel dat paradijs-verlangen van mensen legitiem is. Aalscholvers verbeelden als een vliegende blinde darm het houtje-touwtjewerk van de natuur, het scheppingsverhaal zoals cabaretier Theo Maassen het parafraseerde toen de Schepper concludeerde:
‘Nou, ’t is wel goed zo’.
Aalscholvers zijn niet populair, bijvoorbeeld omdat mensen in deze lelijkerds niet leerden de schoonheid te zien. Maar als je eenmaal de humor van de natuur er in ontdekt, kun je ze minutenlang of langer gade slaan en er plezier aan beleven. Het zijn de diehards van de natuur, die in deze eeuw zich wel handhaven terwijl een groot deel van wat er nog aan natuur is door het putje zal gaan.
Zolang er vis en water is, en mensen ze niet bij bosjes afknallen zullen er aalscholvers zijn.
En dat is waar de natuur om draait in de 21ste eeuw. Plezier geven, aan een leven waar ieder door hypotheeklasten, overheidsgreep en gezin gebonden individu al zijn eigen sores heeft. Van de beesten die zich bij mensen kunnen aanpassen, daar kun je ook als mens wat van opsteken. Net als bij de allegorieen van vroeger als Van den Vos Reynaerde, kunnen dieren eigenschappen van mensen uitbeelden.
Dus waar zou die hekel aan aalscholvers- succesdieren van moderne tijd- nu op gebaseerd zijn?
Mooi dat de groeicurve afgevlakt is – zou dat met voedselaanbod te maken kunnen hebben?
En hoe zit het met de groeicurve van de zeehonden in de wadden? Vlakt die ook al af?
Ik zie uit naar het boek.
(overigens, zo lelijk vind ik ze niet: https://karperwereld.nl/dierenactivisme-en-sportvissen-vijf-voor-twaalf/)
Deze is ook interessant:
https://www.youtube.com/watch?v=SQcGbwl2pXU
Inderdaad valt me het reptielachtige op, wat Rypke zegt. Mooi beschreven!
Ik teken oa dieren met houtskool, waaronder de aalscholver. De kop en de ogen hebben iets weg van een velociraptor. Zelfs het rollende geluid achter in de keel (weliswaar fictief/ Jurassicpark).
Juist door zijn ‘lelijkheid’ is de aalscholver boeiend om te tekenen. Het glanzende zwart van houtskool en de ruwe structuur op het papier geeft een extra dimensie aan het pure van het dier.