Onlangs kreeg ik van een van mijn vaste correspondenten een e-mail. Hij schreef:
Ik verbaas mij steeds meer over het feit dat we tot de jaren 70 het klimaat beschouwden als het resultaat van werking van de grote natuurkrachten (de invloed van de zon, de thermostaatwerking van het water, als damp, vloeistof en ijs, de effecten van de warmtestromingen in mantel en het effect op vulkanisme, op land en onder water, en misschien zelfs het effect van broeikassen op dat dunne schilletje atmosfeer). Toen kwam ineens AGW in beeld en werden die grote natuurkrachten, die natuurlijk gewoon doorwerken, buiten beschouwing gelaten. Waarom is dat gebeurd? Ik kan geen wetenschappelijke maar wel politieke en activistische redenen geven. Wie helpt mij uit de droom?
Reden voor mij om een eerdere analyse uit de oude doos te halen. Ik dacht dat die nog steeds actueel was.
Klimaatverandering – de ontrafeling van een dogma
Januari 2003.
De stelling dat het klimaat verandert als gevolg van menselijke activiteiten door de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen die het natuurlijk broeikaseffect versterken, lijkt in de loop der tijd tot dogma te zijn verheven. En dat alles zou allerlei rampzalige gevolgen hebben. Dit dogma staat in schril contrast met opvatting van een prominente Nederlandse wetenschapper, Frits Böttcher, die onlangs nog verklaarde dat deze stelling misschien nog ooit eens een van de grootste wetenschappelijk vergissingen van de 20ste eeuw zal blijken te zijn. Is die kwalificatie terecht? Het antwoord op die vraag is naar mijn mening overwegend negatief, maar ook een klein beetje positief.
Negatief, omdat het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), dat een centrale rol speelt in de wetenschappelijke onderbouwing van de maatregelen die thans tegen het broeikaseffect worden overwogen, uitdrukkelijk vele slagen om de arm houdt en bij herhaling wijst op de grote onzekerheden van zijn analyse. Hoofdstuk 14 van het ‘Third Assessment Report’ van het IPCC biedt daarvan een pregnant voorbeeld. Hierin geeft het IPCC – voor de leek overigens ietwat versluierd in wetenschappelijk jargon – toe dat de thans gebruikte modellen geen betrouwbare toekomstvoorspellingen kunnen opleveren. Maar zelfs in de sterk versimpelde samenvatting voor beleidsmakers (17 bladzijden tekst) komt het woord ‘uncertain(ty)’ of equivalenten daarvan zo’n veertig maal voor. Dat is waarschijnlijk zonder precedent voor zo’n kort beleidsdocument. De meest frappante illustratie van die onzekerheid is de erkenning van het IPCC dat het weinig weet van 9 van de 12 mechanismen die bepalend zijn voor de warmtebalans van de aarde. Een gevleugeld gezegde onder modelleurs is: ‘garbage in, garbage out.’ Men hoeft er niet voor te hebben doorgeleerd om te kunnen aanvoelen dat als er zo weinig bekend is over cruciale mechanismen binnen het klimaatgebeuren, de uitkomsten van de betrokken modellen niet in overeenstemming met de werkelijkheid kúnnen zijn. Waarom dan toch die paniekzaaierij’
Men kan zich overigens afvragen of de beleidsmakers voor wie deze samenvatting was bestemd, het wel hebben gelezen. Want op geen enkel beleidsterrein zou een dergelijke zwakke onderbouwing tot zulke vérstrekkende economische maatregelen leiden als die waarover tijdens de recente klimaatconferentie in oktober 2001 in Marrakesj – vooralsnog geen bindende – afspraken zijn gemaakt. Maar in een ander opzicht hebben de wetenschappers van het IPCC het toch laten afweten. Bij de publieke uitspraken van sommige woordvoerders van het IPCC en – vooral – de weergave daarvan in de media loopt het spaak. Deze worden gekenmerkt door grote stelligheid en alarmisme. En er is tot dusverre slechts één (Amerikaans) lid van het IPCC, Richard Lindzen, die dat publiekelijk aan de kaak heeft gesteld. De anderen hebben ostentatief gezwegen. De vraag dringt zich op of hier niet de integriteit van de wetenschap en haar beoefenaren in het geding is.
Hoe komt het dat de vermeende opwarming van de aarde als gevolg van het broeikaseffect zo hoog op de internationale agenda is gekomen’ En waar komen de schrikbeelden vandaan’ Verschillende wetenschappers hebben getracht een antwoord te vinden op deze vragen. Voor het onderstaande overzicht is onder meer geput uit artikelen van (in chronologische volgorde van hun bijdragen) Frits Böttcher, Hans Henrik Ramm, Richard Courtney en Sonja Boehmer-Christiansen.
Sommige auteurs hebben wel gesuggereerd dat er sprake was van een soort samenzwering, maar de meesten zoeken de oorzaak toch in een convergentie van deelbelangen, maatschappelijke ontwikkelingen en denkbeelden die elkaar hebben versterkt en uiteindelijk hebben geleid tot het geloof in de stelling dat de door de mens veroorzaakte uitstoot van CO2 als gevolg van het gebruik van fossiele brandstoffen tot een opwarming van de aarde leidt. Deze zou allerlei catastrofale gevolgen hebben, zoals een rijzing van de zeespiegel met overstromingen, grotere weersinstabiliteit, hogere landtemperaturen gepaard gaande met grote droogten of juist extreme neerslag met negatieve gevolgen voor de landbouw, het oprukken van schadelijke tropische insecten naar noordelijke streken met negatieve gevolgen voor de menselijke gezondheid, de toename van de frequentie en kracht van stormen, enz. enz.
Dit schrikbeeld is echter van vrij recente datum. Immers, in de jaren zestig en zeventig waren verschillende prominente klimatologen nog van mening dat niet de opwarming maar de afkoeling van de aarde een dodelijke bedreiging voor de mensheid vormde.
Enige citaten:
J. Murray Mitchell:
The cooling has already killed hundreds of thousands of people in poor nations. It has already made food and fuel more precious, thus increasing the price of everything we buy. If it continues, and no strong measures are taken to deal with it, the cooling will cause world famine, world chaos, and probably world war, and this could all come by the year 2000.
Lowell Ponte:
The facts have emerged, in recent years and months, from research into past ice ages. They imply that the threat of a new ice age must now stand alongside nuclear war as a likely source of wholesale death and misery for mankind.’ Nigel Calder:’At this point, the world’s climatologists are agreed … Once the freeze starts, it will be too late.
Rond 1988 vond een omslag in het denken plaats. Vanaf die periode werd de opwarming van de aarde als belangrijkste bedreiging gezien. Tegen deze achtergrond rijst de vraag wat de ommezwaai in het denken onder klimatologen heeft veroorzaakt. Bij de beantwoording van deze vraag zal in het navolgende overwegend worden ingegaan op de politieke, economische en sociale aspecten.
Onder degenen die een persoonlijk stempel hebben gedrukt op de huidige aandacht voor de klimaatproblematiek dient ongetwijfeld de Amerikaanse klimatoloog James Hansen als belangrijkste te worden genoemd. Door sommigen wordt hij dan ook wel als de ‘father of climate change’ gekwalificeerd. Zonder Hansen met name te noemen, maakt Frits Böttcher in dit verband melding van een voorval dat zich voordeed tijdens een door hem bijgewoonde conferentie over ‘Big Science’ (waartoe bijvoorbeeld kostbare ruimtevaartprojecten en deeltjesversnellers werden gerekend) die in de eerste helft van de jaren zeventig in het kader van het internationale wetenschapsbeleid plaatsvond. Tot zijn verwondering was ook het klimaatonderzoek op de agenda geplaatst dat in die tijd niet tot deze categorie wetenschap werd gerekend. Maar een Amerikaanse klimatoloog verklaarde op deze conferentie dat daarin spoedig verandering zou komen, want een Russische collega van hem, Mikhael Budyko, had een verouderde theorie uit 1898 nieuw leven ingeblazen. Het betrof de hypothese dat een toenemende verbranding van fossiele brandstoffen tot een wereldwijde opwarming van de aarde zou kunnen leiden door middel van een verhoging van het natuurlijke broeikaseffect. Budyko voorspelde in zijn publikatie dat de toenmalige Sovjet-Unie een beter klimaat zou krijgen. De ‘wheat belt’ in de VS zou daarentegen in een woestijn veranderen en Florida zou deels onder water komen te staan. De Amerikaan vervolgde dat een dergelijke boodschap precies was wat men nodig had om eindelijk eens de honderden miljoenen dollars voor de aanschaf van een supercomputer los te kunnen krijgen. Daarvoor was er maar één recept: ‘Scare them to death!’ En dit recept bleek succesvol. Aldus Böttcher.
De belangstelling voor de klimaatproblematiek bleef gedurende vele jaren beperkt tot een relatief kleine kring van deskundigen. Maar in 1988 kwam daarin verandering. In de uitzonderlijk hete zomer van dat jaar legde dezelfde Hansen een verklaring af voor de Amerikaanse Senaat. Senator Timothy E. Wirth uit Colorado was teleurgesteld geweest over het feit dat een hoorzitting over klimaatverandering die hij tijdens de winter daarvoor had belegd, zo weinig aandacht had getrokken. Hij wachtte op een weersomslag en organiseerde een nieuwe bijeenkomst op een dag die volgens de voorspellingen een van de heetste van het jaar zou worden. De Verenigde Staten verkeerden in die periode in de greep van een zware hittegolf. In Washington steeg het kwik tot ruim 36 0C. En Hansen, die inmiddels directeur van het Amerikaanse ‘Goddard Institute of Space Studies’ was geworden, paste opnieuw zijn beproefde recept toe. Hij vertelde de senatoren dat de uitzonderlijk hoge temperaturen van de jaren tachtig nagenoeg zeker veroorzaakt werden door de opeenhoping van broeikasgassen in de atmosfeer en niet door natuurlijke variabiliteit. En tegen verslaggevers verklaarde hij: ‘It’s time to stop waffling so much and say the evidence is pretty strong that the green house effect is here.’ De verklaring veroorzaakte een schokgolf in de publieke opinie want het was de eerste keer dat een erkende autoriteit publiekelijk verklaarde dat er een verband bestond tussen antropogene broeikasgassen en het klimaat en de media besteedden hieraan uitgebreid aandacht.
Kort daarna, in juni 1988, vond een conferentie over ‘The Changing Atmosphere: Implications for Global Security’. Daaraan werd door ruim 300 beleidsmakers, wetenschappers, alsmede vertegenwoordigers van de multilaterale instellingen en NGO’s deelgenomen. Zij waren het er over eens dat er dringend aandacht diende te worden geschonken aan het probleem van de klimaatverandering en deden een beroep op overheden en industrie om de uitstoot van CO2 met ongeveer 20% te verminderen vergeleken met het niveau van 1988. Deze doelstelling zou in 2005 dienen te worden gerealiseerd. Daarop volgden nog vele internationale bijeenkomsten in verschillende plaatsen, zoals in Hamburg (1988), Ottawa (1989), Londen (1989), Noordwijk (1989), Washington, Cairo, Nairobi en Helsinki (alle in 1990). Deze vormden de opstap naar de ‘Second World Climate Conference’ (WCC) (november 1990). De WCC drong er bij de Algemene Vergadering van de VN op aan om officiële onderhandelingen te beginnen voor een ‘Framework Convention on Climate Change’, gebaseerd op het werk van het IPCC dat in 1988 was opgericht door de World Meteorological Organisation (WMO) en het United Nations Environmental Programme (UNEP). Het kreeg als taak: de beschikbare wetenschappelijke informatie inzake klimaatverandering te beoordelen; de milieu- en sociaal-economische effecten van klimaatverandering te beoordelen; en een strategie op te stellen om hierop een antwoord te geven. In dit mandaat lag reeds min of meer de suggestie besloten dat de geconstateerde klimaatverandering buitengewoon was, dat deze werd veroorzaakt door menselijke activiteiten, dat de effecten daarvan overwegend schadelijk zouden zijn en dat deze hoe dan ook een halt diende te worden toegeroepen. Hiermee was er geen ruimte meer voor wetenschappelijke twijfels.
Uitsluiting van sceptische wetenschappelijke disciplines
De mogelijkheid van twijfel aan het dogma werd nog verder beperkt door de selectie van de leden van het IPCC, aldus Sonja Boehmer-Christiansen. Astronomen (in het bijzonder zij die het gedrag van de zon bestuderen) geologen, hydrologen/oceanologen, biologen en paleontologen, die ook inzichten hebben ontwikkeld ten aanzien van de ontwikkeling van het klimaat, betwisten vaak dat er sprake is van een door de mens veroorzaakte klimaatverandering en zijn in het algemeen sceptisch over de waarde van klimaatmodellen. Ondanks het feit dat zij een nuttige bijdrage aan het onderzoek hadden kunnen leveren, werden zij van het IPCC uitgesloten. Het IPCC bestaat vooral uit klimatologen en richt zich in het bijzonder op de resultaten van klimaatmodellen als basis voor toekomstige klimaatprojecties. De meeste leden van het IPCC beklemtonen overigens dat het niet om voorspellingen gaat. Helaas gaat dit subtiele, maar wezenlijke onderscheid vaak in de verslaggeving in de media verloren.
Terug naar het begin van de jaren tachtig. Volgens Richard Courtney was het vooral de Britse Premier, Margaret Thatcher, die er voor gezorgd heeft dat de klimaatproblematiek prominent op de internationale agenda werd geplaatst, zij niet zo zeer om klimatologische redenen. Het was voor haar namelijk een geschikt thema om een reputatie te verwerven. Het enige waarop zij in haar vroegere politieke carrière kon bogen, was het feit dat zij ‘Junior Minister’ voor Onderwijs was geweest in de regering Heath. Maar in deze hoedanigheid had zij weinig indruk gemaakt. Zij was de enige vrouw onder de westelijke leiders en wenste door hen serieus te worden genomen. Sir Crispin Tickell, de Britse VN-ambassadeur wist daar een oplossing voor. Hij wees er op dat nagenoeg alle internationale leiders ‘analfabeet’ waren op wetenschappelijk gebied. Indien het mogelijk zou zijn een wetenschappelijk thema te vinden dat op wereldniveau zou kunnen worden besproken, zou Thatcher, die scheikunde had gestudeerd, een prominente rol in de discussie kunnen spelen. Dat zou een positieve uitstraling kunnen hebben op de geloofwaardigheid van haar opvattingen over andere wereldproblemen. Hij stelde voor dat Thatcher op elke topontmoeting het thema ‘global warming’ aan de orde zou stellen. En deze tactiek had succes.
De andere wereldleiders begonnen zich voor het probleem te interesseren, al was het alleen maar om te kunnen voorkomen dat Thatcher daarmee de vergaderingen bleef verstoren, aldus Courtney. Zij vroegen hun ambtenaren om advies en deze antwoordden dat hoewel de wetenschappelijke basis controversieel was, het thema belangrijk was uit economisch oogpunt. De Amerikaanse economie is de meest energie-intensieve ter wereld. Indien er wereldwijd overeenstemming zou worden bereikt over de invoering van CO2-belastingen of soortgelijke maatregelen, zou de VS daardoor relatief het zwaarst worden getroffen en zouden andere landen hun relatieve concurrentiepositie tegenover de VS kunnen versterken. Om deze reden kreeg Thatcher steun van politici uit vele landen. Hiermee was de erkenning van ‘global warming’ als internationaal beleidsvraagstuk een feit. Het meest pregnant kwam dit tot uitdrukking in de paragrafen 62 en 63 van het communiqué van de Top van de G-7 in Houston (juli, 1990).
Kernenergie versus steenkoolenergie
Maar naast de wens om zich persoonlijk te profileren was er nog een andere reden waarom Thatcher de klimaatproblematiek prioriteit wenste te geven. Dat was de sanering van de Britse steenkoolindustrie. Binnenslands had Thatcher hierbij de steun van haar eigen partij. De meeste leden van het conservatieve kabinet dat in 1979 aantrad, waren ook lid geweest van de regering die in 1974 de verkiezingen had verloren. Zij gaven daarvan de National Union of Mineworkers (NUM) de schuld. Zij zochten een voorwendsel om de macht van de Britse kolenindustrie en daarmee ook de NUM in te perken. Op kolen gestookte elektriciteitscentrales stoten CO2 uit; nucleaire installaties niet. ‘Global warming’ verschafte een welkom alibi om de Britse afhankelijkheid van kolen te verminderen en deze te vervangen door kernenergie. Dit was niet alleen noodzakelijk voor de energievoorziening maar ook voor het Britse nucleaire wapenprogramma, in het bijzonder de Trident-raketten en onderzeeërs. Maar door de stillegging van de nucleaire reactor op Three Mile Island (maart 1979) en het ongeluk met de reactor van Tsjernobyl (april 1986) had het publieke vertrouwen in nucleaire technologie een flinke knauw gekregen. Tegelijkertijd bracht de privatisering van de elektriciteitsvoorziening aan het licht dat nucleaire elektriciteit duurder was dan elektriciteit uit steenkool. Dat betekende dat ‘global warming’ nog het enig overblijvende excuus was om het behoud van de impopulaire nucleaire elektriciteitscentrales te legitimeren. Thatcher zag zich genoodzaakt om daarvoor binnenlands meer geld uit te geven, zulks ook ter ondersteuning van de geloofwaardigheid van haar internationale campagne. Een van de maatregelen in dit verband was de oprichting van het Britse ‘Hadley Centre for Climate Prediction and Research’, dat een van de belangrijkste werkagentschappen van werkgroep I van het IPCC zou worden.
Toen Margaret Thatcher werd opgevolgd door John Major ebde de belangstellig in het VK voor ‘global warming’ weg. De onderzoekssubsidies werden verlaagd. Britse wetenschappers uitten zich kritisch over de opwarmingsthese. Het leek er op alsof het thema een natuurlijke dood zou sterven. Maar toen de bevolking tijdens de ‘kolencrisis’ in oktober 1992 protesteerde tegen de schaal waarop kolenmijnen werden gesloten, had de Britse regering opnieuw rechtvaardiging nodig ter ondersteuning van het beleid. Daartoe werd een advertentiecampagne gestart waarin de dreiging van de klimaatverandering breed werd uitgemeten. Daarnaast vond een herschikking plaats van de onderzoeksprioriteiten waarbij klimaatonderzoek wederom voorrang kreeg. Toen Tony Blair in mei 1997 aan de macht kwam, werd dit beleid voortgezet.
Fossiele brandstoffen versus alternatieve/duurzame energie
Maar het ging niet alleen om de tegenstelling tussen kernenergie en steenkolen. Sonja Boehmer-Christiansen trekt de grenzen breder. Zij kent een grote rol toe aan de dramatische daling van de olieprijzen die in de jaren tachtig had plaats gevonden, waardoor nieuwe alternatieve/duurzame brandstoffen en technologieën, inclusief nucleaire energie, nieuwe typen machines en materialen, alsmede energiebesparing overheidshulp nodig hadden om te kunnen overleven. Hierbij vormden concurrentieoverwegingen, zowel wat betreft markten als investeringsstromen, de wens tot het behoud van economische groei en de mogelijkheid van nieuwe inkomensbronnen voor de overheid (energieheffingen) belangrijke elementen. Volgens haar was het deze cluster van factoren die de drijvende kracht achter het Kyoto-proces vormde en niet zo zeer milieuoverwegingen. Het IPCC kreeg de taak om de bestaande beleidsdoelstellingen op deze terreinen wetenschappelijk te legitimeren.
Fondsenwerving voor wetenschappelijke instellingen
Daarnaast voert Sonja Boehmer-Christiansen aan dat het onjuist is om de beoefenaren van de wetenschap als neutrale, belangeloze zoekers naar waarheid te beschouwen. Wetenschappelijke instituten hebben hun eigen belangen. Om de continuïteit van hun onderzoek te waarborgen hebben zij fondsen nodig. Fondsenwerving kan worden bevorderd door het aanpassen van de onderzoeksagenda in de richting van ‘maatschappelijke relevantie’ en ‘beleidsondersteuning’. Daarvoor zijn overvloedige subsidiestromen beschikbaar. Deze subsidies zijn niet of minder beschikbaar voor onderzoek dat in een andere richting wijst of zou kunnen wijzen. Dat betekent dat de betrokken instellingen geneigd zijn zich positief op te stellen tegenover de wensen van de bureaucratie en sociale bewegingen die electoraal succesvol zijn. Is men eenmaal deze weg ingeslagen, dan is het onderzoek niet meer waardevrij vanuit wetenschappelijk oogpunt. Met andere woorden: ‘Science on tap but not on top’, aldus Boehmer-Christiansen.
Territoriumdrift van internationale bureaucratieën
Bovendien wijst Boehmer-Christiansen er op dat de klimaatproblematiek de belangen dient van verschillende bureaucratieën die daarmee hun bevoegdheden wensen uit te breiden. Dit geldt in het bijzonder voor de EU en voor verschillende VN-organen, voor welke een rol is weggelegd bij de uitvoering van ‘Kyoto’. Dit heeft bijvoorbeeld betrekking op het vaststellen van standaarden, het opleggen van heffingen, de regulering van het transport, toezicht op de handel in emissierechten, en het berekenen van de opname van ‘sinks’. Deze vormen van herregulering vergroten het potentieel voor overheidsinterventie in de economie aanmerkelijk.
Doemdenken
Waarom reageerden brede lagen van de bevolking zo heftig op de alarmistische uitlatingen vanuit de wetenschap en de media’ Een deel van de verklaring zou kunnen zijn gelegen in het feit dat het klimaatalarmisme en doemdenken appeleren aan archetypische denkbeelden die in de Westerse beschaving een belangrijke plaats innemen: apocalyptische visies en die door de eeuwen heen steeds weer in nieuwe gedaanten opduiken. De voorspellingen uit het Boek der Openbaringen vormen daarvan misschien het oudst bekende voorbeeld. Daarin wordt beschreven dat de wereld aan vuur ten onder zal gaan. Ook werd in vroeger tijden door verschillende auteurs, zoals Plato en Aristoteles, overbevolking als een bedreiging van de mensheid afgeschilderd. Later, in de tweede eeuw na Christus, schreef Tertullius, een inwoner van Carthago, over hetzelfde thema. Als we een sprong nemen in de tijd kan ook Giovanni Botero, een zestiende-eeuwse Italiaanse geleerde, worden genoemd, die eveneens voor dit gevaar waarschuwde. Twee eeuwen daarna werd deze gevolgd door Thomas Malthus in zijn beroemde ‘Essay on Population’ (1798). Van recentere datum is het eerste rapport aan de Club van Rome van Donella en Dennis Meadows e.a. (Limits to Growth, 1972) waarin op basis van scenario’s fysieke grenzen aan de groei in het vooruitzicht werden gesteld, die omstreeks 2000 tot allerlei catastrofes zouden leiden. De ontvankelijkheid van het publiek voor dit doemdenken werd nog versterkt door het bij velen aanwezige religieuze zondebesef en schuldgevoel, alsmede de afkeer van hedonisme met zijn materialisme en consumentisme en de tegenstelling tussen arm en rijk in de wereld.
Wat al deze voorspellingen met elkaar gemeen hebben is dat zij niet zijn uitgekomen. Vooral de methodiek van het echtpaar Meadows vertoont gelijkenis met de huidige studies van het klimaat. Het gebruik van modellen en (super)computers staat daarbij centraal. Soms lijkt het er op dat zij de plaats hebben ingenomen van de magische kristallen bol van de toekomstvoorspellers van weleer. Zij overbluffen het algemene publiek dat niet bekend is met de fundamentele beperkingen van de modelbenadering.
‘Groen’ in de media
Daarnaast hebben ook sommige media een belangrijke rol gespeeld bij het ontstaan van het dogma. De media hebben belang bij de verhoging van hun kijkcijfers, oplagecijfers en omzet. Berichten over de dreiging van wereldwijde rampen bieden wat dat betreft welkome kopij. De uitlatingen van vele politici, alsmede de grote aantallen wetenschappelijke publikaties over het onderwerp maakten de dreiging van ‘global warming’ geloofwaardig. De media dramatiseerden de daaruit voortvloeiende gevolgen en brachten sensatie-verhalen over de meest verschikkelijke catastrofes. Het publiek is afhankelijk van de media voor informatie en geloofde in de opwarmingsthese omdat het eenzijdig werd voorgelicht. Vervolgens speelden de politici weer in op de ongerustheid van de bevolking. Op deze manier ontstond een zichzelf versterkende spiraalbeweging.
Het einde van de geschiedenis: de opvulling van een ideologisch vacuüm
Volgens Henrik Ramm heeft ook het verdwijnen van de ideologische tegenstelling tussen Oost en West een belangrijke impuls gegeven aan de verhoogde aandacht voor de milieuproblematiek, waaronder het vraagstuk van de klimaatverandering. De traditionele paradigma’s voldeden niet meer. De ineenstorting van het communisme, de opkomst van een nieuwe informatietechnologiemaatschappij, het onvermogen van de bestaande theorieën om economische ontwikkeling te verklaren en te sturen, de uitdagingen vanuit het Verre Oosten, de toenadering van de sociale democratie tot het marktliberalisme in Europa, het milieudebat en vele andere factoren maakten een fundamentele ideologische heroriëntatie noodzakelijk. Men had het gevoel dat de oude politieke filosofieën en partijen op hun laatste benen liepen. Politici hadden nog maar weinig over om voor te vechten. Zij waren niet een staat een wervende toekomstvisie te ontwikkelen en voelde zich gedegradeerd tot beheerders van de status quo. Het milieudenken bood de mogelijkheid om het ideologisch vacuüm op te vullen en daarmee de kiezers die sympathiseerden met ‘groen’ aan zich te binden.
Daarenboven bood de het milieuprioriteit ook kansen aan degenen die voorstander zijn van een sterke overheid als instrument voor maatschappelijke verandering en die met lede ogen hadden moeten aanzien dat de tijdgeest van de terugtredende overheid zich tegen hen had gekeerd. De zorg voor het milieu wordt door velen beschouwd als iets dat voorrang heeft op het enge individuele eigenbelang. Men is bereid hiervoor sturing van de overheid te aanvaarden en individuele vrijheid op te offeren.
Wereldordedenken
Een andere factor die vooral in Nederland en binnen de VN veel invloed heeft gehad, is het wereldorde-denken waaraan vooral de naam van de Nederlandse econoom en Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen is verbonden. Een belangrijke publikatie in dit verband is het RIO-rapport (RIO: Reshaping the International Order). Dit rapport, waarvan Tinbergen de eindredacteur was, bevatte bijdragen van vele vooraanstaande wetenschappers. Het was een verzameling van voorstellen om elementen van centrale planning op wereldniveau te introduceren. Of, zoals Tinbergen het formuleerde: ‘… many proposals will introduce conscious elements of global planning so as to safeguard the international economic system from unilateral and uncoordinated national decisions.’ Het rapport bevat gedetailleerde voorstellen voor een ‘… system for global planning and the management of resources’ En even verder: ‘Effective planning and management calls for the fundamental restructuring of the United Nations so as to give it broad economic powers and a more decisive mandate for international economic decision-making.’ Het hoeft dan ook geen verwondering te wekken dat het wereldordedenken op krachtige steun van de VN-bureaucratie en sympathiserende kringen daaromheen kon rekenen.
Deze en andere voorstellen zijn onderwerp geweest van internationale onderhandelingen in het kader van de zogenoemde Nieuwe International Economische Orde (NIEO). Zij vonden plaats in de tweede helft van de jaren zeventig op talloze conferenties van onder andere de VN, UNCTAD (United Nations Conference on Trade and Development) en UNIDO (United Nations Industrial Development Organisation). De voorstellen behelsden een reeks maatregelen en hervormingen op het gebied van grondstoffen, inclusief olie, de internationale handel, de ontwikkelingshulp, het internationale geldstelsel, wetenschap en technologie, industriële ontwikkeling en de wereldvoedselvoorziening.
Een ander plan dat in dit rijtje thuis hoort, was het zogenoemde wereldwerkgelegenheidsplan, dat was opgesteld door vier prominente Nederlandse sociaal-democraten: W. Kok, J. Pronk, J. Tinbergen en J. den Uyl. Het plan werd in een open brief aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties aangeboden. Dit plan bevatte vele elementen, waaronder het wetenschappelijk vaststellen van comparatieve voordelen van landen en het bepalen van een optimale internationale arbeidsverdeling op basis daarvan; een anticiperende herstructurering van de produktie in het Westen. Dat wil zoveel zeggen als een mede door de overheid geleide herstructurering van de economie van de ontwikkelde landen in de richting van technologisch meer geavanceerde produktie, terwijl het eenvoudiger werk in de Derde Wereld zou kunnen geschieden. Daarnaast diende er intergouvernementele controle op de investeringen van transnationale ondernemingen te komen. Voorts zouden werkgelegenheidsplannen voor de lange termijn (in samenhang met investeringsplannen voor de lange termijn) voor sectoren en mogelijkerwijs voor afzonderlijke ondernemingen dienen te worden opgesteld. Verder zouden de ‘overwinsten’ (een bekend – doch nooit precies gedefinieerd – begrip uit de jaren zeventig) van sterke industrietakken en ondernemingen dienen te worden gebruikt voor investeringen met het oog op het scheppen van werkgelegenheid in andere sectoren. Ten slotte zou een internationale industriële en investeringspolitiek tot stand dienen te komen, die niet in de eerste plaats gebaseerd is op winstverwachtingen, maar op het beginsel van de sociale rechtvaardigheid.
Nauwkeurige aanduidingen hoe deze doelstellingen zouden dienen te worden verwezenlijkt, ontbraken in het plan. Maar er is niet veel fantasie voor nodig om te bedenken dat hiervoor – zowel op nationaal als internationaal niveau – een mate van overheidsingrijpen nodig zou zijn geweest die zijn weerga niet kent. Als zodanig werd het voorstel dan ook gekenmerkt door een hoge mate van internationaal dirigisme. Dat wil zeggen: sturing van de internationale economie van bovenaf door overheden op grond van internationale politieke besluitvorming en uitvoering door internationale en nationale bureaucratieën. Een en ander kwam dus neer op méér overheid en minder markt. Ironisch genoeg kwamen zij in een tijd waarin ernstige gebreken zichtbaar werden in de centrale economische sturing op nationaal niveau, in het bijzonder in de Sovjet-Unie en haar satellietstaten met hun commando-economie. Daarnaast leidde de opkomst van het nieuwe economisch liberalisme aan het eind van de jaren tachtig tot een trendombuiging: méér markt en minder overheid. Hierdoor zijn al deze voorstellen een zachte dood gestorven.
De aanhangers van het wereldordedenken bleven er nochtans heilig van overtuigd dat zij oplossingen hadden voor talloze wereldproblemen. Maar bij gebrek aan internationale politieke overeenstemming daarover waren het vooralsnog oplossingen op zoek naar een geschikt probleem. Het is als een brandweerbrigade die jarenlang in de kazerne zit te popelen om eindelijk eens te kunnen uitrukken om een fikse brand te kunnen blussen. De opkomst van de klimaatproblematiek bood hen kans op een doorstart.
Ontwikkelingslobby
Zij kregen hierbij de steun van de ontwikkelingslobby – die ook binnen het VN-systeem een sterke positie inneemt – die in de handel in CO2-emissierechten een welkome additionele inkomensbron zag voor de Derde Wereld. Immers, reeds meer dan dertig jaar geleden werd vastgesteld dat de rijke landen 0,7% van hun Bruto Binnenlands Produkt aan ontwikkelingshulp zouden besteden. Deze doelstelling is bij herhaling herbevestigd en door bijna alle ontwikkelde landen in de wereld onderschreven. Nochtans is deze doelstelling nooit gehaald. In de periode 1982-83 bereikte de hulpverlening (ODA: Official Development Aid, volgens de definitie van het Development Assistance Committee van de OESO) een maximum 0,35% van het BNP. Sindsdien is het bergafwaarts gegaan. Het laatste cijfer (1999) bedraagt 0,24% van het BNP.
Slot
De voorgaande ontrafeling van het dogma van de door de mens veroorzaakte klimaatverandering toont aan dat er sprake is geweest van een convergentie van politieke, economische en sociale motieven, krachten en belangen die het onderzoek en het beleid inzake klimaatverandering als het ware hebben gepredestineerd. Zij suggereert dat er – soms meer, soms minder subtiele – politieke manipulatie heeft plaatsgevonden van de uitkomsten van wetenschappelijke analyse ten einde beleidsdoelstellingen die reeds eerder op grond van andere overwegingen waren vastgesteld te legitimeren. Het IPCC lijkt in dit opzicht niet geheel vrijuit te gaan. Sonja Boehmer-Christiansen maakt overigens een onderscheid tussen de onderzoeksfunctie van het IPCC en zijn adviserende functie. Wat het onderzoek betreft erkent zij dat het IPCC uitstekend werk heeft verricht. Maar voor zover het om zijn adviserende functie gaat, beschouwt zij het IPCC als een ‘mixed group of self-selected believers and officially selected experts, most of them paid directly by governments, who do not, indeed cannot, give entirely honest advice.’
Betekent dit dat de dreiging van een door de mens veroorzaakte klimaatverandering slechts een artefact is’ De meningen lopen daarover uiteen. Het IPCC stelde in 1996: ‘the balance of evidence suggests a discernable human influence on global climate’. Maar is deze invloed belangrijk en/of schadelijk? En kunnen we er via de modelbenadering achter komen wat er in de toekomst zal gebeuren? De critici ontkennen dit, doch het IPCC wekt de indruk dat men genoeg weet om beleidsactie te rechtvaardigen. Maar als men wat dieper graaft, geeft ook het IPCC toe dat de thans gebruikte modellen geen betrouwbare toekomstvoorspellingen kunnen opleveren, alhoewel de modelbouwers wèl suggereren dat zij inmiddels goede vorderingen hebben gemaakt en dat als zij beschikken over meer en betere klimaatgegevens en krachtiger computers nog een eind verder kunnen komen.
Vooralsnog kan men zich moeilijk aan de indruk onttrekken dat de eisen die aan strikte bewijsvoering worden gesteld – die toch de grondslag vormen van de meer exacte wetenschappelijke disciplines – bij de behandeling van de klimaatproblematiek deels terzijde werden geschoven. Daarvoor in de plaats kwam het beroep op het voorzorgsbeginsel. Maar als men eenmaal deze weg opgaat is het einde zoek. De mensheid staat aan vele denkbare en ondenkbare (denk bijvoorbeeld aan 11 september!) bedreigingen bloot. Men kan met het voorzorgsbeginsel dus vele kanten op. Paradoxaal kan het zelfs als argument worden aangevoerd om een beleid te rechtvaardigen dat er op gericht is om méér CO2 uit te stoten. Toch zal men schaarse middelen zodanig dienen aan te wenden dat er niet disproportioneel veel middelen aan één potentiële bedreiging worden besteed. Klimaatproblemen zinken waarschijnlijk in het niet vergeleken bij de door de mens veroorzaakte bedreigingen, bijvoorbeeld terreur met chemische en biologische wapens, en daarnaast de bedreigingen door ondervoeding, watertekort, aids enz.
Al met al bestaat er onder gekwalificeerde wetenschappers geen overeenstemming over de vraag op de aarde al dan niet opwarmt. Zo er al sprake mocht zijn van opwarming zijn zij het niet met elkaar eens over de vraag wat de belangrijkste oorzaken daarvan zijn. Zij zijn het er daarentegen wèl over eens dat de door de mens veroorzaakte uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen in beginsel een opwarmend effect heeft, maar sommigen achten dit effect belangrijk terwijl anderen van oordeel zijn dat dit verwaarloosbaar is, omdat de betrokken gassen na enige tijd door planten en de oceaan worden geabsorbeerd en/of omdat er andersoortige terugkoppelingsmechanismen in het klimaat werkzaam zijn die het effect daarvan neutraliseren. Sommigen geloven dat enige opwarming van de aarde per saldo positieve effecten voor de mens zal hebben, bijvoorbeeld omdat een warmer klimaat nieuwe gebieden voor de landbouw ontsluit en omdat hogere temperaturen leiden tot minder extreme weersomstandigheden. Anderen daarentegen vrezen in een dergelijk scenario voor een verlies aan landbouwgronden in gebieden die thans reeds te lijden hebben onder extreem hoge temperaturen en geloven dat hogere temperaturen juist tot meer extreme en daardoor schadelijke weersomstandigheden leiden.
Wat betreft de maatregelen die in het Kyoto-protocol worden voorgesteld zijn alle wetenschappers het er over eens dat deze weinig tot niets zullen helpen. Sommigen achten deze maatregelen nochtans gerechtvaardigd als een eerste stap op weg naar restrictievere aanpak in de verdere toekomst. Anderen zijn van oordeel dat men ze vanwege hun ineffectiviteit en hoge kosten maar beter achterwege kan laten en zich zou dienen te concentreren op goedkopere en praktischer maatregelen.
Hoe het ook zij, de aardopwarmingsthese verdient naar mijn mening in ieder geval een nadere en vooral een koelere analyse voordat kostbare maatregelen worden genomen. Dat betekent overigens niet dat niet zou dienen te worden gestreefd naar een zuiniger verbruik van fossiele brandstoffen. Dat is om tal van andere redenen – de eindigheid van deze natuurlijke hulpbronnen, gezondheid, schone lucht, bescherming van landschap en de vermindering van de olieafhankelijkheid van het politiek instabiele Midden Oosten – hoogst wenselijk. Maar dat zulks ook effect zal hebben op het klimaat is op zijn minst onbewezen.
—
Maak kennis met onze auteurs, en bekijk de filmpjes van climategateTV.
We zijn een jaartje verder. Sceptici hebben inmiddels “de opwarming is gestopt” ingeruild voor “minder opwarming dan gedacht” en klampen zich vast aan lokale gebeurtenissen om toch nog hoop te houden op die global cooling. De zonneactiviteit zakt ondertussen verder weg, de opwarming zet ondanks dat gewoon door. “Maar de opwarming is niet verschrikkelijk” roepen sceptici en doen net alsof er wetenschappers zijn die verschrikkelijke opwarming hebben voorspeld voor het jaar 2018. Verder weinig klimaatnieuws. Groene energie is flink goedkoper geworden en van een faillissement zoals de kosten alarmisten hadden voorspeld is geen sprake. De CO2 uitstoot daalt ondertussen niet of nauwelijks, maar dat is geen verassing. Tot volgend jaar.
Hé Herman Vruggink ook weer even present. Ik maakte me al zorgen over je afgelopen jaar, je leek van de aardbodem verdwenen.
Op Climategate.nl niet zo heel veel veranderd. Nou ja, die enge Nazi-plaatjes van Rypke Zeilmaker zijn we tenminste kwijt. En soms ontstaat er zowaar iets van inhoudelijke discussie, zoals recent tussen Andé Bijkerk en Guido.
Maar meestal is het nog steeds het eindeloos recycelen van oude berichten, waaronder veel onzin. Het meest stoor ik me aan allerlei complottheoriën, alsof iemand de opwarming bedacht zou hebben om de maatschappij naar zijn hand te zetten. Wat de voorspelde effecten betreft moet je natuurlijk wel kritisch blijven kijken, staan de risico’s in verhouding tot de inspanning die er gevraagd wordt.
Berichten over de effectiviteit van het CO2-beleid vind ik zinvoller.
Herman Vruggink 24 januari 2018 om 09:33
De CO2 uitstoot daalt ondertussen niet of nauwelijks, maar dat is geen verassing.
Inderdaad, met dit klimaatbeleid geen verassing!
Gelukkig maar dat we Herman hebben, die het overzicht houdt en alles in proporties kan zetten.
Overigens de uitingen van extreme klimaatterreur nemen toe. Zo wil de lijsttrekker van de SP in Amsterdam iedereen die geen zonnepanelen op zijn dak slingert gaan beboeten. Ik stel voor om deze man voor straf 2 maanden op vakantie naar Noord-Korea te sturen.
Leuke titel passend bij Thatcher. :-)
Weinig op aan te merken op artikel. Als je echt de diepte wil in gaan (follow the money!) over de oorzaak van de Club van Rome en de klimaathype dan is de website “Interessante Tijden” een aanbeveler. Daar zie hoe een kleine groep superrijker door hun subsidiestromen aan milieuactvitistsche pressiegroepen via de gechanteerde politiek de armen armer en de rijken rijker heeft gemaakt met “groene” schuld en boete verhaal voor/door de “vervuilende” mens. Die catastrofale doemscenario’s en overbevolking drogredeneringen (en semi-nazistische bevolkingspolitiek filosofie van Kissinger) begonnen dus al voor Thatcher bij de vuile handen van mega bankiers en beleggers in fossiele grondstoffen de Rockefellers en Rothschilds en via door hen gefundeerde door Nederland georganiseerde “geheime” Bilderberg conferenties in de midden jaren ‘50 van de vorige eeuw. http://www.interessantetijden.nl/2017/06/07/bilderberg-conferentie-voor-en-door-klimaatbankier-vampiers/
Zaterdag stond er een interessant interview met Bas van Bavel in de Volkskrant voor zijn boek ‘The Invisible Hand?’. Zijn verhaal past precies in waar Rypke over schrijft, de extreem rijken gebruiken hun miljarden voor politieke invloed.
In het interview wordt er helaas niet ingegaan op hoe die rijkdom dan ingezet wordt, maar in boeken als ‘Ecology, Ideology and Power’ van Donald Gibson en ook dit boek uit 1958(!) ‘Foundations: Their Power and Influence’ van Rene A. Wormser (pdf op internet te vinden) kan je lezen hoe zij hun invloed uitoefenen.
Het lijkt erop dat we dus al decennia lang gestuurd worden door deze onzichtbare, dwz het zijn figuren op de achtergrond, elite en dat ze de mainstream media aan een leidraad hebben.
hahaha ! ja en het moet natuurlijk verrassing zijn i.p.v. verassing….. sorry voor de typo
Is het jaar alweer om?
Verassing is een goed woord voor biobrandstoffen opstoken, waarbij complete moerasbossen in de VS worden gesloopt voor woodpellets om in Nederlandse kolencentrales op te stoken als “duurzame” energiebron.
Mooi overzicht, met genoegen gelezen, dankjewel.
In de inleiding staat een goede vraag: waarom worden de grote natuurkrachten (zon, water, stroming…..) buiten beschouwing gelaten?
Kan iemand daar een (begin van) antwoord op geven?
Bart Freeken 22 jan 2018 21.48. Vruggink 24 jan 2018 09.03
Je schrijft: “Ben benieuwd naar het resultaat van je berekeningen ”
Met het smoeltje er bij, klinkt dat wat sarcastisch. Dat mag, en is begrijpelijk. De benadering die mijn collega Roy Clark in Californië (een fabrikant van IR detectie apparatuur) en ik volgen, klinkt vrijwel elke hedendaagse klimatoloog als nogal tegendraads in de oren.
Ons uitgangspunt is echter dat we uitgaan van de opvattingen in de klimatologie van voor de tijd dat men klimaatvariabiliteit verklaarde zonder broeikasGASeffect. Deze gaat uit van het grondbeginsel dat een gemiddelde mondiale temperatuur ontstaat door warmteuitwisseling tussen de potentieel oververhitte equator en de potentieel onderkoelde pool (gedurende 3 maanden poolnacht.) Via winden en dan vooral via de zeestromen (zoals je ook al opmerkte).
Dit zien we als wat we bij natuurwetenschappelijke experimenten de ‘blanco’ noemen. De volgende stap is dan om de te verwachten bijdragen van de nieuwe inzichten over de stralingstransfer processen in de troposfeer daar op te superponeren.
We zijn bezig om de grondbeginselen te bestuderen hoe de drie belangrijkste ‘climate forcings’, verandering in zoninstraling, verandering in optische dichtheid van de troposfeer, de verandering van warmte-uitwisseling tussen breedtegraden de oppervlakte temperatuur beïnvloeden. Maar vooral ook elkaar.
Als we bekijken wat mogelijk de temperatuurstijging van 0.750 C over de vorige eeuw heeft veroorzaakt, dan kan dat het gevolg zijn van 0.1 % verandering in elk van genoemde ‘climate forcings’. En dat is marginaal als we oog hebben voor de dagelijkse en seizoengebonden variabiliteit. Waarom de AGW-alarmisten zo de nadruk blijven leggen op de betekenis van de verandering van de optische dichtheid van de atmosfeer is mij een raadsel. Dolgedraaide politiek beïnvloede ‘wetenschapsbeoefening’ lijkt me. Inzicht in wat ik eerder noemde de ‘blanco’ lijkt te ontbreken.
Ik noem het maar gewoon inzicht en mensen die het niet zien een beetje blind
Je kunt het additionele broeikas effect modelleren en daarna natuurlijk ook meten, en de metingen komen overeen met de modellen, wat natuurlijk niet echt een probleem is want meten is meer iets voor meetslaven volgen Arthur rorsch
Beste Arthur Rörsch, mijn smiley was welgemeend, ik waardeer het altijd als mensen zelf wat uitzoeken of uitrekenen.
Maar het lijkt me geen makkelijke klus om even een klimaatmodel na te bouwen. Met André Bijkerk kwamen we er al op uit dat het bijzonder lastig is om de rol van waterdamp goed in het model mee te nemen, omdat dat zowel een positieve als een negatieve feedback kan leveren.
Je hebt het over de drie ‘belangrijkse klimaatforcings’: verandering in zoninstraling, optische dichtheid van de troposfeer, en de ‘verandering van warmteuitwisseling tussen de breedtegraden’. Dat laatste lijkt me een invloed van buitenaf, maar een reactie van het systeem op veranderende invloeden.
Maar ik begrijp niet goed hoe je een realistische berekening kunt maken zonder broeikasgassen. En voor een beetje een realistisch model zul je toch al snel oceaanstromingen en luchtstromingen moeten kunnen beschrijven. En je moet het gedrag van weersystemen erin stoppen, en de verticale ontwikkeling en de weersytemen en de uitstraling naar de ruimte.
Om de lucht- en zeestromingen goed te kunnen beschrijven zal er toch ook een topografie van de aarde in moeten zitten, met de ligging van de landmassa’s, de hoogte van gebergten en de diepte van oceanen. En niet te vergeten het aanwezige land- en zeeijs.
Zit dat er allemaal in, dan kun je gaan experimenteren met de invloed van de verschillende componenten. Dat vraagt flink van rekenwerk.
Het zelf ontwikkelen van een klimaatmodel klinkt dus wel een beetje als het opnieuw uitvinden van het wiel. Maar wie weet komt er een nieuw inzicht uit.
‘Dat laatste lijkt me een invloed van buitenaf’ moet zijn: dat laatste lijkt me GEEN invloed van buitenaf
J van der Heijden 23 januari 2018
En nu is mijn toon af en toe scherp, maar zeker mijn eerste reacties zijn altijd on topic en onderbouwt
Oeps.
heren lees het rapport van Peter Cruijff. dan zijn jullie uitgepraat.
Prima artikel dat ons weer eens met de neus op de feiten drukt, namelijk dat de oorsprong van de AGW-hypothese een “iets” minder wetenschappelijke basis heeft dan wordt gesuggereerd. Er wordt net gedaan alsof er sprake is van dominante zekerheid, maar hier kan fors op worden afgedongen. Zie wat Marcel Crok schrijft: ‘We zien een opwarming van ongeveer een halve graad tussen 1915 tot 1945, dan lichte afkoeling tot 1975 en daarna weer opwarming. Aangezien er tussen 1950 en 1975 geen opwarming was, zegt het IPCC in feite dat tenminste de helft van de opwarming sinds 1975 door de mens komt. Die opwarming bedroeg ongeveer 0,6 graden. Sinds 1850 hebben we ongeveer 0,8 graden opwarming gehad. Vertaald naar de hele periode zegt het IPCC daarom dat zij het extreem waarschijnlijk vindt dat tenminste 0,3 van de 0,8 graden (dat is nog geen 40%) opwarming door de mens komt. Zij sluit dus niet uit dat ruim 60% van de opwarming sinds 1850 door andere (natuurlijke) oorzaken kan komen. Stel je voor dat het IPCC het zo geformuleerd zou hebben: wij kunnen niet uitsluiten dat ruim 60% van de opwarming sinds 1850 door andere factoren dan de mens veroorzaakt is. Zou dit dan ook geïnterpreteerd zijn als de wereldwijde consensus dat de mens de aarde opwarmt?’
Dit gegeven ondersteunt het andere gegeven dat alle metingen onder de uitkomsten van de modellen blijven. Elk model is immers een op zichzelf staande hypothese en ik heb nergens gezien dat de metingen nog steeds binnen 2 sigma vallen van elk van de 102 modellen. Verder doen de modellen uitspraken over de toekomst waarvan de zekerheid niet onontkoombaar logisch volgen uit het model zelf. Mathematisch correcte economische modellen bieden ook geen zekerheid vanwege het chaotische, en dus ongewisse, van het menselijk gedrag. Eender geldt voor het chaotische gedrag van het klimaat. Zie hierboven het voorbeeld van de complexiteit en de vele open vragen van Arthur Rörsch. Deze bescheidenheid steekt schril af tegen de veelal bluf van klimaatmodelleerders en hun volgelingen. Soms lijkt het wel pseudo religie.
JH schreef………. zegt het IPCC daarom dat zij het extreem waarschijnlijk vindt dat tenminste 0,3 van de 0,8 graden (dat is nog geen 40%) opwarming door de mens komt………….
Dat lijkt me geen erg nauwkeurige uitspraak. Hoe waarschijnlijk is ‘extreem waarschijnlijk’. is dat het resultaat een statische toets? En dan ’tenminste’, kan dat ook 0,1 of 0,5 zijn? Het lijkt wel de uitkomst van een enquête, waarin ongeveer de helft van de ondervraagden zegt wel iets voor Geert Wilders te voelen.
Neem als voorbeeld de variatie in de lengte van Europese mannen. Door onderzoek kun je erachter komen hoe groot die variatie is, of gemiddelden per land verschillen, etc. In het verlengde daarvan is gezocht naar verklarende factoren en daar kom b.v. uit dat voeding 30% van de variatie verklaart en de sociaal-econmische klasse van de ouders 20%. Tenslotte kun je daar trends uit destilleren en b.v. constateren dat de Italianen de Zweden zullen voorbij streven
Ik ben op zoek naar dat soort verklaringen van de variatie in het klimaat op welke schaal of periodiciteit dan ook. Maar wel met inachtname van mogelijke, of bekende verklarende factoren. Dat is toch gebruikelijk in de wetenschap? Zelfs de gedragswetenschappers kunnen variaties in IQ al heel aardige verklaren, waarom doen klimaatwetenschappers dat dan niet? Waarom beperken zij zich tot één verklarende factor?
@Noud Lees de Summary van het IPCC in 2013. Daar staat het letterlijk: extremely likely.
Dit heb ik niet verzonnen, maar het IPCC.
Jaja Jeroen,
Je neemt het woord van een journalist voorwaar aan in plaats van een stukje wetenschap te lezen.
Heb je zelf het IPCC rapport gelezen? Heb je de achterliggende literatuur gelezen?
Of is dit allemaal bluf van jouw kant?
100% is ook minimaal 50%
Toen ik in de 70-er jaren nog studeerde kwam de CO2-hypothese voor het eerst aan mij voorbij. Ik was geen klimaatdeskundige, geen fysicus, geen chemicus, maar studeerde biologie. Dan heb je met al deze wetenschappen affiniteit, maar bent geen specialist. Wij haalden onze schouders op voor de nieuwe gedachten over CO2. Als biologen wisten we wat de atmosferische gehalten waren in het heden en verleden. Niemand kon zich voorstellen dat zo weinig CO2 in de huidige tijd, vergeleken bijv. met de begintijd van het Carboon zo’n invloed kon hebben op het klimaat. De theorieen over de invloed van CO2 werden wel serieus bekeken (ik heb toen nog stukken gelezen van Arrhenius) maar al snel naar de prullebak verwezen als wetenschappelijk niet interessant. Als wij naar klimaat keken, wat zeker interessant is als je kijkt naar voorkomen en evolutie van soorten gingen we uit van de toenmalige kennis. Klimaat werd toen bepaald door de warmte van oceaanwater (door zijn enorme warmtecapaciteit), zeestromingen, wind en opstijgende warme lucht.
Wie schetste mijn verbazing toen de CO2-theorie als opwarmer van de aarde weer uit de prullebak werd opgevist. Het was zeker geen initiatief vanuit de wetenschap. Daar waren we helemaal niet mee bezig. In die tijd waren we met echt spannende dingen bezig, zoals hoe DNA er nu precies uitzag en hoe daar eigenschappen vastlagen en waar die dan lagen. Dat stond toen allemaal in de kinderschoenen.
Jaren later ben ik me wat meer gaan verdiepen in de klimaatwetenschappen. Voor een groot deel uit ergernis hoe er omgegaan werd met wetenschappelijke kennis. Maar ook omdat ik het gemis voelde van goede kennis over fysica om te begrijpen hoe een aantal processen verlopen zoals ze verlopen. Het kost me veel moeite, maar vind het ook de moeite waard om daar in door te graven. Wat dat betreft vind ik de bijdragen van Andre Bijkerk en Arthur Rorsch erg verrijkend omdat zij voortdurend op zoek zijn hoe het klimaat nu echt werkt. Dat kan leiden tot theorievorming waar we verder mee komen.
Het moge duidelijk zijn dat ik wars ben van iedere vorm van alarmisme of doemdenken. Ik heb talloze perioden meegemaakt dat er sprake was van alarmistische geluiden. De zure regen, intense verzuring van meren, uitsterven zeldzame vogelsoorten. Het is allemaal niet uitgekomen en leidt ook tot niets. Zo lang je niet weet wat de toekomst brengt, vervolg rustig het leven wat je aangenaam lijkt, behoedzaam, maar blijf gewoon ademen.
Bedankt naamgenoot; het is boeiend te lezen hoe anderen geïnteresseerd zijn geraakt en blijven. En inderdaad, pogingen zoals door jou genoemd, lijken mij zinvoller dan het suffe getamboer op één verklarende factor.
Bij mij werd de belangstelling gewekt doordat ik, als zweefvlieger, een boekje van Henk Tennekes had gelezen ( https://www.bol.com/nl/p/de-wetten-van-de-vliegkunst/666820937/ ). Dat was erg verfrissend, met zo weinig mogelijk formules uitleggen hoe vliegen werkt.
Een paar jaar later volgde ik de controverse rond de hockeystick. Het werk van MacIntyre en McKittrick was een interessante oefening voor iemand die zich interesseert voor meten, gegevens, informatie en statistiek. Dat het broddelwerk van Mann c.s. doorging voor wetenschap, wekte mijn achterdocht. En toen ik de naam Tennekes in deze context weer tegenkwam, gingen mijn ogen helemaal open. Hoe haalt het KNMI het in haar hoofd om iemand met zo’n staat van dienst uit te rangeren? Een begenadigd schrijver, een van de geestelijke vaders van het General Circulation Model wegwerken, is niet te verteren. Gerrit Hiemstra kan dankzij het GCM het weer voor 3 dagen vooruit prima voorspellen en ik kan elke dag zien of er thermiek komt, hoe sterk die is en tot hoe hoog die zal gaan.
Kijk, daar hebben we wat aan.
Bart Vreeken 24 januari 2018 21.46 in oude doos 24 jan 2018
Hartelijk dank voor je kritische opmerkingen.
Maar,
a. We werken niet aan een model in de zin van een General Circulation Model zoals geruime tijd geleden al beschreven in het standaardwerk ‘General Circulation Model Development, Past, present and future,” Ed, David Randall, Academic Press 2000, 800 pagina’s waarin een 20tal werkers in het gebied hun benaderingen uiteenzetten en de beperkingen bespreken waarom het vrijwel ondoenlijk is om deze modellen opgezet ten behoeve van de weervoorspelling op korte termijn (een week) tot een klimaatmodel om te bouwen.
b. We zijn niet opnieuw het wiel aan het uitvinden maar vallen terug op theorieën van voor 1965 (ontwikkeld sinds Hadley in de 18de eeuw) hoe op de waterplaneet (70 % van het oppervlak) door lucht- en water-circulaties de oververhitting aan de equator ongedaan wordt gemaakt op hogere breedtegraden waar de instraling van de zon, zeker in de winter, veel minder is, aan de pool zelfs drie maanden per jaar afwezig.
c. We verwaarlozen allerminst de werking van broeikasgassen, althans niet die van waterdamp (en dat van wolken). Integendeel, de optische dichtheid van de atmosfeer die daardoor wordt opgewekt is de oorzaak van de oververhitting die aan de equator optreedt door de zoninstraling maar ook op de 30 en 60ste noorderbreedtegraad op 21 juni. Het is niet zo moeilijk om uit te rekenen dat op die dag van het jaar, bij de huidige optische dichtheid van de atmosfeer de oppervlakte temperatuur tot ruim 100 C zou moeten oplopen. Dat noemen we de potentiële temperatuurstijging. Die dus niet optreedt. De temperatuur van het oceaanoppervlak blijft aan de equator beperkt tot 28 C, op de 60ste breedtegraad tot 14 C. De reden is dat bij de door waterdamp opgewekte potentiële opwarming (door IR terugstraling uit de atmosfeer) bij de potentiële temperatuurstijging de waterdampverdamping (en thermiek toename) oploopt en daardoor een sterke koeling opwekt, deze tot genoemde temperaturen 28 en 14 C terugbrengt. En om hoeveel koeling het gaat is ook te berekenen en zelfs in publicaties van voor 1965 met waarnemingen gerapporteerd. We zuigen dit alles niet uit onze duim. Hebben het slechts nagerekend.
Waar het nu om gaat is dit. We kunnen betwisten of de theoretische (IPCC) berekening dat verdubbeling van CO2 de optische dichtheid van de atmosfeer zodanig toeneemt dat de potentiële temperatuur met meer dan een 1 C zou MOETEN doen stijgen. Dat is niet de aanpak die Roy Clark en ik volgen. Dat doen andere auteurs wel op grond van diep gaande fysische beschouwingen. Integendeel, we willen zelfs wel aannemen dat die verdubbeling een versterkte terugstraling van 3.7 W/m2 zou kunnen opwekken. Wat we dan ‘bedenken’ is dat als warmteafvoer door waterverdamping (en thermiek) met de zelfde waarde toeneemt, de temperatuur constant zal blijven. 3.7 W/m2 is een marginaal bedrag als we de warmte-uitwisseling, gedragen door de wind- n watercycli op een mondiale schaal bekijken, waarin honderden W/m2 omgaan. (Op 30 NB op 1 juni 237 W/m2).
De volgende stap bij onze aanpak zal moeten zijn dat we laten zien dat de watercyclus ook werkelijk dit koelende effect heeft. Daarvoor heb ik een lokale waarneming in voorraad wat het gevolg was van het droogleggen van een moeras op de lokale oppervlaktetemperatuur. Maar alvorens dat als a cherry picking waarneming op te voeren, willen we eerst de theoretische beschouwing leveren waarom IPCC modellen de betekenis van de wind- watercycli op een mondiale schaal onderschatten. We hebben tegen die IPCC benadering ernstig bezwaar vanwege wat ik eerder het ontbreken van de ‘blanco’ vaststelling noemde. Daar hebben we geen complexe ‘General Circulation Models’ voor nodig.
In een tot vandaag gevoerde privé gedachtewisseling, die mogelijk binnenkort op dit blog verschijnt, stelt Guido vd Werff “Om te claimen dat overgangs-klimaatgevoeligheid onder de 1 graad ligt moet je je in mijn ogen in heel vreemde bochten wringen. Dan schuif je alle bekende kennis opzij en vertrouw je op ongefundeerde hoop”
Hij lijkt mij dat juist hij nogal wat procestechnologische kennis over interacties tussen ‘krachten’ negeert. En wringen de AGW protagonisten zich in bochten. Zoals ik eerder parafraseerde: To cool or not, to cool is the question.
De redenering dat CO2 de oppervlaktetemperatuur zou verhogen is mede gebaseerd op de verwachte volgende procesgang met positieve feedback: CO2 absorbeert IR, draagt die ingevangen energie als warmte over aan de lucht, waardoor deze meer waterdamp kan vasthouden die dan verhoogde terugstraling veroorzaakt. Dar klinkt op het eerste gezicht aannemelijk maar dan wel onder de voorwaarde dat we altijd met een lokaal stilstaande luchtkolom hebben te maken. Dat is op de waterplaneet zeker niet het geval. De wind- en watercycli die tussen de breedtegraden (klimaatzones) met warmte-uitwisseling optreden, zijn wel bekend. Daardoor ontstaat een ander beeld dan in het bovenstaande geschetst over de veronderstelde onvermijdelijke positieve feedback.
Onze gedachtegang is dus, de potentiële temperatuurverhoging door CO2 IR absorptie mogen we op theoretisch fysische basis niet ontkennen, althans in een stilstaande luchtkolom. Maar die bestaat niet, zelfs niet lokaal gedurende een dag-nacht wisseling als er geen uitwisseling met andere breedtegraden zou optreden. Overdag wordt het oppervlak oververhit, ’s nachts onderkoeld.
Ik ben benieuwd hoe de discussie over de interactie van de drie ‘climate forcings’ zich gaat voortzetten.
[Je hebt gelijk, denk ik: ‘verandering van warmteuitwisseling tussen de breedtegraden’. Dat laatste lijkt me geen invloed van buitenaf, maar een reactie van het systeem op veranderende invloeden. Precies wat we betogen over de interactie van aanwezige krachten op verschillende breedtegraden]
Ik ben eerlijk gezegd geneigd om elke beschouwing over ‘climate forcings’ naast me neer te leggen als niet ter zake doende, en verspilling van tijd. Indien bovengenoemde overwegingen over de basisbeginselen hoe de waterplaneet op een mondiale schaal haar temperatuur regelt, worden genegeerd. Theoretische beschouwingen over de oppervlakte temperatuurontwikkeling onder de invloed van lokale stralingsprocessen aan de hand van lokaal stilstaande luchtkolommen, zonder in aanmerking nemen van de uitwisseling van warmte tussen de breedtegraden lijken mij van geen enkele betekenis
Guido vd Werff werpt allerhande theoretische beginselen op die AGW alarmisten zouden ondersteunen in hun opvatting. Ik ben benieuwd of hij ook bereid is om de tegenwerpingen die Roy Clark en ik maken, kritisch te beantwoorden.
PS 1
JvdH. blijf ons aub op dit blog niet voortdurend lastigvallen met selectieve referentie naar de wetenschappelijke literatuur. We zijn niet uit op gelijk krijgen op basis van argumenten die anderen vanuit verschillende wetenschappelijke opvattingen opvoeren. We proberen ons eigen inzicht te verdiepen.
PS 2
Bart Vreeken, nogmaals dank voor je kritische opmerkingen. Ze zetten mij voortdurend aan tot nadenken wat er fout kan zijn in de huidige main stream view. Maar ook in wat er mogelijk misgaat in de redenering van de AGW antagonisten.
Arthur Rörsch,
“De redenering dat CO2 de oppervlaktetemperatuur zou verhogen is mede gebaseerd op de verwachte volgende procesgang met positieve feedback:”
en
“Onze gedachtegang is dus, de potentiële temperatuurverhoging door CO2 IR absorptie mogen we op theoretisch fysische basis niet ontkennen,”
Wiki zegt dit
“Het atmosferische CO2-gehalte is in de afgelopen 100 jaar met circa 100 ppm gestegen. Deze stijging is veel te groot om te kunnen worden verklaard door de temperatuurstijging van 0,7 graad over deze periode. Zij is ook te groot om te kunnen worden verklaard uit temperatuurfluctuaties uit het verleden, die eeuwen later effecten kunnen hebben. Het is dus aannemelijk dat in de afgelopen 100 jaar de temperatuur is gestegen door de toename van het CO2-gehalte en niet andersom.”
Begrijp ik nu goed, Arthur Rörsch, dat CO2 als opwarmer van de aarde niet meer is dan een veronderstelling. Een zodanige veronderstelling dat dit soort omfloerste statements moeten worden gebruikt?
DIt artikel is (weerom) een vertekening van de werkelijkheid, in een poging om een bepaalde overtuiging te blijven verdedigen. Een korte selectie van de fouten:
“In de jaren zestig en zeventig waren verschillende prominente klimatologen nog van mening dat niet de opwarming maar de afkoeling van de aarde ….” In die dagen was er helemaal nog geen consensus onder klimatologen over hoe de verschillende factoren het klimaat beïnvloeden. Er waren ook prominente klimatologen die er een andere mening op na hielden. Maar ze wisten allen dat ze nog niet veel bewijzen hadden om hun mening ondubbelzinnig aan te tonen. Er werd ook toen vollop onderzoek gedaan, maar men wist nog te weinig over het onderwerp om een op harde feiten gebaseerde consensus te komen.
“Rond 1988 vond een omslag in het denken plaats”. Ja, maar vanaf dan gaat het artikel volledig de mist in. Het is een opeenstapeling van stemmingmakerij, waarbij geïnsinueerd wordt dat de consensus bereikt werd door politiek gefoefel. Maar de realiteit is dat de onderzoekers meer en meer data bekwamen, betere (snellere) computers en modellen hadden, enzovoort. Het is daardoor niet de politiek die de onderzoekers aanstuurden om hun beleid te legitimeren – de realiteit is dat de zich ontwikkelende consensus bij de onderzoekers de politici aanstuurde om een klimaatbewust beleid te voeren.
“Toen kwam ineens AGW in beeld en werden die grote natuurkrachten, die natuurlijk gewoon doorwerken, buiten beschouwing gelaten.” Weer zo’n misleidende bewering, een flagrante fout zelfs. De modellen die klimaatwetenschappers nu hanteren houden wel degelijk rekening met Le Nino, vulkaanuitbarstingen, zonnecycli,…
O ja, en iets dat helemaal ‘vergeten’ wordt in dit betoog over hoe ‘de overheid’ en ‘grote belangengroepen’ alles zouden manipuleren, is de rol van de olie-industrie. Tot zo’n 5 jaar geleden deden die hun uiterste best om wetenschappelijk onderbouwde argumenten te presenteren dat fossiele brandstoffen niet leidden tot klimaatopwarming. Maar die strijd hebben ze opgegeven: ze beseffen nu dat de data ondubbelzinnig aantonen dat ten eerste het klimaat ongezien snel opwarmt en ten tweede dat dit is door het massaal gebruik van fossiele brandstoffen. Ze zwijgen nu, omdat ze ook hebben gezien wat er gebeurt met al die rechtszaken tegen de tabaksindustrie, die decennialang de bewijzen hebben genegeerd dat roken tot kanker leidt.
Dus als niet alleen de klimatologen maar zelfs de olie-industrie aanvaardt dat zij de oorzaak zijn van klimaatopwarming, waarom zouden wij er dan aan moeten twijfelen? Waarom zouden wij dan misleidende artikelen moeten geloven?
Het is mijn onduidelijk over welk artikel je het hebt,
Het betoog van Henk is zeer overtuigend.
Het artikel geeft aan dat het meer een psychologisch/tactisch spel geweest zou zijn van Thatcher en haar medewerkers om haar rol als “wetenschappelijke vrouwelijke leider” ondersteuning te geven en om de macht aan de kolenindustrie te onttrekken. Staat dat in haar biografie? Waar kunnen we dit terugvinden?
Dan staat er: ”De aanhangers van het wereldordedenken bleven er nochtans heilig van overtuigd dat zij oplossingen hadden voor talloze wereldproblemen. Maar bij gebrek aan internationale politieke overeenstemming daarover waren het vooralsnog oplossingen op zoek naar een geschikt probleem. Het is als een brandweerbrigade die jarenlang in de kazerne zit te popelen om eindelijk eens te kunnen uitrukken om een fikse brand te kunnen blussen. De opkomst van de klimaatproblematiek bood hen kans op een doorstart.”
Dit lijkt op een aanname, een persoonlijke en weinig gefundeerde conclusie.
In elk geval hoeft men zich in Nederland geen zorgen te maken. De te behalen doelen voor duurzame energie heeft men daar nog niet voor de helft behaald. Geen wonder met zoveel scepsis in huis. Alle complimenten daarentegen voor Italië dat het doel al netjes gehaald heeft. In plaats van dit zomaar te beweren geef ik ter controle het linkje erbij waarin deze gegevens staan
https://twitter.com/EU_Eurostat/status/956466696247652357
Dat grafiekje gaat over opgestelde “renewables” en niet over de opbrengst en de CO2-uitstoot.
En ook niet over de EU-subsidies naar het oosten en zuiden van de EU om de doelstellingen te verwezenlijken.
Verder, het kan verkeren: het gestoei van Thatcher met de kolenmijnwerkersvakbond vertoont veel overeenkomst met het gestoei van groen met fossiel in het algemeen.
Het gaat nergens anders over dan het hebben van macht.
Boels,
goed LEZEN
Share of renewables in energy consumption in the EU reached 17% in 2016
http://ec.europa.eu/eurostat/documents/2995521/8612324/8-25012018-AP-EN.pdf/9d28caef-1961-4dd1-a901-af18f121fb2d
@Boels,
Ongelooflijk, hoe bevooroordeeld kun je zijn? Denk je niet dat er subsidies gegaan zijn naar Zweden, Finland en Denemarken, niet alleen naar het Oosten en het Zuiden dus? Heb je de grafiek wel goed bekeken? Je zult toch niet ontkennen dat meer duurzame energie-opwekking, minder CO2-uitstoot geeft? Denk je dat alleen Nederland geen gebruik zou maken van subsidies als die er waren?
De achterliggende gedachte is natuurlijk dat Nederland betaalt en dat al die andere landen alleen maar ontvangen. Dat is wel duidelijk.
@ Marleen
Maar de co2 moet toch naar beneden! dat was toch de achterliggende gedachte?
En in de status quo zorgt meer duurzame energie-opwekking dus niet voor minder co2 uitstoot onder de streep.
https://www.nrc.nl/nieuws/2017/11/13/co2-uitstoot-voor-het-eerst-in-drie-jaar-toegenomen-a1580999
@Peter,
De grafiek die ik linkte, verwees naar het percentage van energie dat met duurzame middelen opgewekt werd tot in 2016. Niet meer niet minder. Daarin loopt Nederland ver achter.
Het artikel uit de NRC dat je linkt, verwijst naar een toename van de globale uitstoot:
“De toename is vooral toe te schrijven aan China, de grootste vervuiler ter wereld. Het land stootte 3,5 procent meer kooldioxide uit dan het jaar ervoor, met name omdat er meer gebruik werd gemaakt van steenkool dan voorgaande jaren. Ook in India werd er 2 procent meer CO2 uitgestoten.
De Verenigde Staten kenden een daling van 0,4 procent. Ook in Europa werd er 0,2 procent minder koolstofdioxide uitgestoten.”
Ik begrijp daarom je opmerking “niet voor minder co2 uitstoot onder de streep” niet.
In het door jou gelinkte artikel staat bovendien dat de toename in CO2 toegeschreven moet worden aan een intensiever gebruik van steenkool.
@ Marleen
De mondiale uitstoot is gestegen, dus onder de streep is er geen reductie
Voor Nederland hetzelfde verhaal
Scepsis daar de schuld van geven is wel heel makkelijk
Waar die stijging vandaan komt en welke landen het wel goed doen is niet relevant,omdat het enkel om de mondiale uitstoot gaat.
U kunt het wel aanwijzen ,maar niet veranderen,ook niet met het akkoord in de hand
@ Marleen:
De noordelijek EU-landen subsideren de zuidelijke; het is niet voor niets dat de spaar- en pensioengelden van die landen inklinken door de kunstmatige lage rente van de ECB.
En de alzo “bespaarde” rente op de belachelijk hoge staatsschulden investeren in “hernieuwbaar”.
Als het doel het beperken van de CO2 zou zijn is het een farce.
Lof der zotheid voor groen.
@Boels,
Er is of iets duidelijk mis met uw mededeling over en idee van de zuidelijke landen of we begrijpen elkaar helemaal niet; voorbeeld Italie:
Breakdown of Italy’s finances with the EU in 2016:
Total EU spending in Italy: € 11.592 billion
Total EU spending as % of Italian gross national income (GNI): 0.69 %
Total Italian contribution to the EU budget: € 13.940 billion
Italian contribution to the EU budget as % of its GNI: 0.83 %
https://europa.eu/european-union/about-eu/countries/member-countries/italy_en
Breakdown of the Netherlands’ finances with the EU in 2016:
Total EU spending in the Netherlands: € 2.289 billion
Total EU spending as % of Dutch gross national income (GNI): 0.33 %
Total Dutch contribution to the EU budget: € 4.343 billion
Dutch contribution to the EU budget as % of its GNI: 0.63 %
https://europa.eu/european-union/about-eu/countries/member-countries/netherlands_en
@Boels,
Er volgen twee reacties omdat er niet meer dan twee linkjes meegestuurd kunnen worden.
Er is of iets duidelijk mis met uw mededeling over en idee van de zuidelijke landen of we begrijpen elkaar helemaal niet; voorbeeld Italie:
Breakdown of Italy’s finances with the EU in 2016:
Total EU spending in Italy: € 11.592 billion
Total EU spending as % of Italian gross national income (GNI): 0.69 %
Total Italian contribution to the EU budget: € 13.940 billion
Italian contribution to the EU budget as % of its GNI: 0.83 %
https://europa.eu/european-union/about-eu/countries/member-countries/italy_en
tweede deel van reactie voor @Boels,
Bovenstaande vergeleken met Nederland
Breakdown of the Netherlands’ finances with the EU in 2016:
Total EU spending in the Netherlands: € 2.289 billion
Total EU spending as % of Dutch gross national income (GNI): 0.33 %
Total Dutch contribution to the EU budget: € 4.343 billion
Dutch contribution to the EU budget as % of its GNI: 0.63 %
https://europa.eu/european-union/about-eu/countries/member-countries/netherlands_en
@ Marleen
En nu voor Spanje,Portugal en griekenland.
Over Thatcher.
Hier kun je lezen dat Thatcher helemaal niet overtuigd leek van global warming.
perc.org/articles/margaret-thatcher-free-market-environmentalist
Het was dan ook niet vreemd dat ze later van kamp switchte en skeptisch werd:
comment/columnists/christopherbooker/7823477/Was-Margaret-Thatcher-the-first-climate-sceptic.html
En dat vind ik nu weer redelijk overtuigend.
Hartelijk dank @André Bijkerk voor de citaten en links. Interessant te kunnen lezen wat zij dacht en wat zij dacht dat haar missie was.
Persoonlijk heb ik meer met wat Angela Merkel denkt, ook al is dat wat minder makkelijk te achterhalen.
Begrijpelijk. Het is een stuk prettiger om een duidelijke bedreiging te ervaren die de sociale mechanismen zoals saamhorigheid stimuleren. Een externe, niet menselijke, bedreiging is dan ideaal, zodat je geen andere mensen -vijanden- hoeft te haten.
Ik heb daar -lang geleden- wel eens over gefilosofeerd:
physicsforums.com/threads/psychology-of-global-warming.54723/
Maar mijn voorkeur gaat toch uit naar het vinden van hoe het echt in elkaar steekt.
@Henk:
“ze beseffen nu dat de data ondubbelzinnig aantonen dat ten eerste het klimaat ongezien snel opwarmt en ten tweede dat dit is door het massaal gebruik van fossiele brandstoffen.”
Het overgrote deel van de data is afkomstig uit stedelijke gebieden en/of vliegvelden.
Ongeacht de energiebron verzamelt zich daar energie die zich uit in hogere temperaturen.
Een 200m verplaatsing van een meetpunt kan leiden tot een verschil van 0,2K.
De vraag is of het bannen van fossiel invloed heeft op de temperatuur.