Noud Vermeulen.

Een gastbijdrage van Noud Vermeulen.

Duizenden jaren hadden Azteken, Chinezen, Egyptenaren en schaapherders naar de hemel getuurd en waren gebiologeerd geraakt door de regelmatigheden daarin. Iedereen dacht dat de aarde het middelpunt was en de hemel daaromheen bewoog (geocentrisch model). De zon was de belangrijkste ster en had onder andere bij de Egyptenaren een goddelijke status. De zonnewende werd algemeen gezien als een belangrijk fenomeen en werd feestelijk gevierd. De Chinezen ontwikkelden een verfijnde kalender die nu al 4 millennia dienst doet op basis van zon- en maancycli.

Het geocentrisch model werkte prima, maar de bewegingen van sommige sterren weken af: de planeten. In de tweede eeuw kwam Ptolomeus met een vernuftige verklaring voor de ongewone gang van de planeten. (Ptolemaic model animation.)

Het geocentrisch model ging wankelen rond 1050, toen sommige islamitische sterrenkundigen veronderstelden dat de aarde zélf wel eens zou kunnen draaien. Hun geschriften werden ook in het Grieks vertaald en rond 1500 komt er in Europa een beweging op gang onder sterrenkundigen, die het geocentrisch model in twijfel trokken.

Copernicus, de kannunnik van de kathedraal van Frauenburg, was zo iemand. Hij maakte rond 1510 een model met de zon als middelpunt en liet de aarde om zijn as draaien. In het heliocentrisch model vielen veel vraagstukken op hun plaats.

Ook rond 1510 zat paus Julius II met dezelfde vraag als sommigen nu zitten: wat is er toch aan de hand met het weer? Hij had echter goede raadgevers en die vertelden hem dat er iets moest zijn met de kalender. De toen gangbare Juliaanse kalender diende niet alleen om de kerkelijke feesten vast te stellen, ook de boeren leidden daaruit af wannneer zij moesten zaaien. Die kwamen erachter dat ze steeds veel te laat moesten zaaien en zo slechtere oogsten kregen. Het probleem kreeg de aandacht van het Vaticaan, toen dé autoriteit op het gebied van tijdrekening en kalender.

Tijdens het 5de Lateraans concilie (1512-1517) stond aanpassing van de kalender op de agenda en in de voorbereidingen daarvoor vroeg de Paus aan Copernicus of hij een idee had. Maar Copernicus schreef terug ‘Heilige Vader, dat hebben wij niet’. Terwijl hij ’De Revolutionibus’ al had geschreven. Dat boek lag er al een tijd, maar hij durfde dat niet uit te geven, beducht voor de toorn van de kerk.

Dertig jaar later vond een leerling het manuscript en ging er de boer mee op. Maar zelfs in het vrijzinnige Holland durfde geen uitgever het aan om een boek dat op de kerkelijke index stond uit te geven. In Augsburg had hij meer succes en vandaar ging het ketterse boek de wereld rond.

Toenmalige geleerden als Brahe, Keppler en ook Gallilei lazen het en deden er hun voordeel mee. Ruim 100 jaar na het verschijnen van Copernicus’ boek, in 1633, veroordeelde de Inquisitie Gallilei omdat hij de kerkelijke opvatting openlijk in twijfel trok.

Het vreemde aan deze geschiedenis is dat de kerk al in 1582 de Gregoriaanse kalender had ingevoerd, waardoor de kalender en de seizoenen weer op elkaar aansloten.

Kennelijk hadden de pragmatici in de kerk gewonnen; de boeren konden weer vooruit, maar de officiële leer bleef. Op 2 november 1992 gaf het Vaticaan eerherstel aan Gallilei.

Thomas S. Kuhn gebruikte de wederwaardigheden van Copernicus om de invloed van de sociale context op de ontwikkeling van de wetenschap te beklemtonen.

De manier van denken, de axioma’s en de geldende theorie veranderen en de sociale context heeft daar invloed op. Of een verandering van paradigma kán, is niet alleen een kwestie voor wetenschappers.

Hij formuleerde vijf criteria waaraan een gezonde theorie hoort te voldoen:

1. Accurate– empirically adequate with experimentation and observation.

2. Consistent – internally consistent, but also externally consistent with other theories.

3. Broad Scope – a theory’s consequences should extend beyond that which it was initially designed to explain.

4. Simple – the simplest explanation, principally similar to Occam’s razor.

5. Fruitful – a theory should disclose new phenomena or new relationships among phenomena.

De les van Kuhn is dat dogma’s, als dat van het geocentrische model, de voortgang van de wetenschap belemmeren. En dat is precies wat de huidige klimatologie doet. Het spel wordt wel slim gespeeld: de wereld laten geloven dat het maar om één ding gaat: CO2 en dat we aflaten kunnen kopen. Waar hebben we dat eerder gezien?

Klimatologie

Henk Tennekes.

De meteorologie, de geologie en b.v. ook de biologie hebben, als bijproduct, het inzicht in de ontwikkeling van het klimaat vergroot. De jonge klimatologie trekt zich daar niets van aan, verzet zich tegen de macht en gedraagt zich als een puber.

Waar andere wetenschappen gebruik maken van inzichten van anderen, methoden gebruiken die hun waarde bewezen hebben en bij tijd en wijle een hypothese formuleren, volstaat de klimatologie met ‘the science is settled’. Dat zullen alle andere takken van sport nooit zeggen, want daarmee sluit je voortschrijdend inzicht uit.

De klimatologie leent het GCM-model van de meteorologie, verklaart dat toepasbaar op het klimaat. Postuleert dat één factor van overheersend belang is en gaat de toekomst voorspellen, niet met 1 model, maar met meer dan 100. De uitkomsten daarvan worden voorgelegd aan een panel, dat vervolgens verklaart met x% waarschijnlijkheid de aarde in n 2050 y graden opgewarmd zal zijn als we zo doorgaan.

Dat is in mijn ogen geen wetenschap, maar dogma. En zolang er consensus is, blijft het dogma overeind, zeggen ze.

Maar er is meer, de klimatologie organiseert haar eigen kerk, verdeelt de wereld in gelovigen en ketters en schoffeert andersdenkenden. Daar waarschuwde Henk Tennekes al voor, een van de geestelijke vaders van het GCM. In een drietal essays legt hij uit waarom een model dat het weer adequaat beschrijft, niet gebruikt kan worden om het klimaat te voorspellen. Klimaat voorspellen met een in wezen deterministisch model, kan volgens hem niet. Zier hier.

De parabel van Copernicus, de klimatologie en hoe het had kunnen zijn. De boodschap van Tennekes was: eerst begrijpen, dan voorspellen is zijn boodschap. Die boodschap was niet besteed aan de hemelbestormers.

Als de doem-predikers zich eerst eens hadden verdiept in bewezen statische methoden, was er niet zo’n simplistische hockeystick verschenen. Als ze de geologen bestudeerd hadden, hoefden ze nu niet het klimaat in het pleistoceen te reconstrueren. Als ze met de biologen zouden praten in plaats van te schreeuwen, zouden ze weten dat voedsel óók belangrijk is voor ijsberen. Verblind door het CO2-paradigma, merken ze niet op dat geologen en fysici moeite hebben om de koolstof-huishouding van de aarde te begrijpen. Kortom, het gedrag van de klimatologie is nog steeds dat van een puber: alles beter weten.

Maar dat zoeken ze zelf maar uit. Ernstiger is het feit dat de massa niet ziet dat het dreigen met hel en verdoemenis niet past in een tijd waarin de rede voorop staat. Dat de ‘planeet redden’ verdacht veel lijkt op ‘zielen redden’.

Als klimatologen nou eens hun zonden zouden opbiechten, wil ik ze wel vergeven. Als ze dat niet willen of niet kunnen, het zij zo.

Honni soit qui mal y pense.