Kleine IJstijd.

Onderzoek van Michael Mann e.a. weerlegd door gletsjers en nieuwe chronologie.

Een gastbijdrage van Henk Feikema.

Het klimaat staat tegenwoordig volop in de belangstelling. Aanhangers van de aanname dat de mens schuldig is aan de huidige klimaatverandering gaan steeds meer een stempel drukken op door politici, bedrijven en andere organisaties te nemen maatregelen voor het voorkomen van een te grote opwarming van de aarde in de toekomst. Naar de klimaatsceptici i wordt nauwelijks geluisterd en hun onderzoeken worden door de beleidsmakers terzijde geschoven. Vrijwel altijd worden wetenschappelijke onderzoeken genegeerd als de uitkomsten niet stroken met gangbare opvattingen en plannen van machthebbers dwarsbomen.

Dit geldt bijvoorbeeld ook voor de onderzoeken inzake de betrouwbaarheid van de geschiedenis ii. We zijn zo gewend aan de visie van de historici op het verleden dat het niet eens bij ons opkomt aan de juistheid ervan te twijfelen. Hoewel zij zich gesteund weten door archeologen die hun inzichten bevestigen, is dit geen garantie dat zij gelijk hebben, want wetenschappers van andere vakgebieden hebben aangetoond dat deze visie nodig moet worden herzien.

Voor de bestudering van het klimaat is een betrouwbaar historisch model van essentieel belang. Conclusies die op een fout model zijn gebaseerd, zijn ook fout en kunnen leiden tot een verkeerde visie op het klimaat in het verleden. Maar niet alleen dat, er kan ook een sfeer geschapen worden waarin de mens de schuld krijgt van klimaatverandering, er daar heeft het nu alle schijn van. Een juiste geschiedenis kan laten zien dat er heel andere oorzaken een rol kunnen spelen.

Ook voor de onderzoekers van de geschiedenis van het eerste millennium kan betrouwbare kennis van het klimaat in die periode nuttig zijn. Het kan bijvoorbeeld verklaren waarom bepaalde pollen en boomsoorten in de ene periode wel voorkomen en in een andere tijd ontbreken. Ook kan het verklaren waarom bijvoorbeeld de Romeinen onze streken halverwege de derde eeuw plotseling verlieten. Volgens de gangbare opvattingen zou toen ook een grote natuurramp met grote aardverschuivingen en overstromingen hebben plaatsgevonden. Het is niet uitgesloten dat die het vertrek van de Romeinen heeft veroorzaakt. Of dit ook zo is zullen we later zien, een feit is dat heel veel objecten van hen niet voor het oprapen lagen maar moesten worden opgegraven omdat ze zo diep (soms vele meters) in de grond lagen.

Aan de hand van enkele jaren geleden gedane ontdekkingen zal worden getoond wat een juiste geschiedenis van het verleden voor het klimaat betekent. Maar eerst een beknopt overzicht van wat er mis is.

Manco’s van het historische model

Een blik op geografische kaarten van een aantal eeuwen geleden volstaat vaak al om zich af te vragen of het huidige historische model wel klopt. Ook schilderijen en andere kunstuitingen uit de Renaissance roepen vragen op. Ze zijn getuigen van een geschiedenis die anders is dan ons wordt verteld. We worden nog meer in verwarring gebracht als archeologen in dezelfde aardlaag op diverse locaties in Europa objecten aantreffen die zowel uit de Romeinse tijd als uit de tijd van de Vikingen stammen iii. Het is een combinatie die volgens het huidige model onmogelijk is. En wat moeten we denken van het feit dat Pompeii niet in de eerste eeuw, maar pas in december 1631 door de Vesuvius is bedolven? Ongelofelijk, maar wel waar, want er zijn talrijke bewijzen voor. Alleen al deze anomalieën geven aan dat we ons ernstig moeten afvragen of er niet bij het schrijven van de geschiedenis in het verleden is gesjoemeld.

Hoewel al enkele decennia geleden op grond van analyses van historische teksten overtuigend is bewezen dat de geschiedenis van het verre verleden anders is (de geschiedenis van het eerste millennium is een reflectie van historische gebeurtenissen in de eerste helft van het tweede millennium) en aanzienlijk jonger, is de ontdekking dat de meest gebruikte dateringsmethoden (C14-methode en dendrokalender) archeologische vondsten vaak veel te oud dateren een extra ondersteuning van de bewijzen. Door verkeerde aannames lopen de fouten zelfs op tot enkele honderden jaren, zoals de veronderstelling dat het C14-gehalte in de atmosfeer altijd hetzelfde is geweest; het bleek te fluctueren en was lange tijd aanzienlijk lager. Hierdoor wordt een object (bijvoorbeeld hout, menselijk bot), waarin het C14-gehalte met de tijd afneemt, ouder gedateerd dan het in werkelijkheid is. Het proces is te vergelijken met een leeglopende emmer (object) water (C14). Het zal duidelijk zijn dat wanneer een emmer vol is hij er langer overdoet om leeg te lopen dan wanneer deze halfvol is. Is de leeglooptijd een maat voor de ouderdom van de emmer, dan zou de emmer die aan het begin vol was, “ouder” zijn dan wanneer hij in het begin maar voor de helft was gevuld. Dit is natuurlijk onmogelijk, maar zo wordt er wel met de C14-dateringen omgegaan. Wanneer deze werkwijze niet verandert, blijft bijvoorbeeld een net gevangen vis volgens de C14-methode al tientallen jaren dood te zijn.

Het probleem met de fluctuerende C14-waarden in de atmosfeer is een aantal jaren geleden opgelost waardoor het mogelijk is geworden de werkelijke ouderdom van een object te bepalen. Nu de meeste objecten aanzienlijk jonger blijken te zijn ondersteunen ze het huidige historische model niet meer. Dit geeft al aan dat dit model niet juist kan zijn, maar dat was al eerder uit de analyses van de historische bronnen gebleken. Het op basis van deze analyses opgestelde nieuwe model wordt door de nieuwe archeologische dateringen wel ondersteund, d.w.z. de archeologie bevestigt de geschiedenis.

Tot zover dit beknopte overzicht. Meer informatie staat in mijn boek Karel de Grote – Mythe en werkelijkheid uit 2014.

Gevolgen voor klimaatgeschiedenis

Wie goed op de hoogte is van de Romeinse literatuur is het misschien opgevallen dat de Romeinen het verschijnsel ‘gletsjer’ niet kenden. Vreemd eigenlijk, want West-Europa was vanuit Rome eigenlijk alleen via de Alpen bereikbaar en het is haast ondenkbaar dat ze deze ijsstromen in het hooggebergte niet hebben gezien. Ze kunnen natuurlijk hun manschappen, voertuigen en paarden per boot vervoerd hebben, maar dat lijkt praktisch onmogelijk. Een verklaring kan zijn dat de gletsjers toen zo hoog lagen dat de Romeinen bij hun tochten door de bergen er geen last van hadden. Dit kan alleen maar betekenen dat het klimaat toen veel warmer moet zijn geweest dan tegenwoordig, maar dat strookt weer niet met de opvattingen van de klimaatexperts die beweren dat het klimaat gedurende vele eeuwen koeler is geweest en dat de huidige opwarming de schuld van de mens is. Een relatief recente periode van vele eeuwen waarin het op aarde veel warmer was, lijkt voor hen uitgesloten. Het ontbreken van het woord ‘gletsjer’ in de Romeinse literatuur is natuurlijk geen bewijs dat zij ongelijk hebben. Daar is meer voor nodig en die bewijsstukken liggen letterlijk voor het oprapen!

Door de opwarming van de aarde nemen gletsjers in omvang af waardoor aan de voet zichtbaar wordt wat eeuwenlang bedekt is geweest. En dat zijn o.a. restanten van bomen die eeuwen, soms wel duizenden jaren, oud blijken te zijn, wat eenvoudig door het tellen van jaarringen is vast te stellen. Uit welke tijd ze stammen moet op andere wijze worden bepaald. Volgens de Zwitserse onderzoeker Christian Schlüchter lag de boomgrens in de Alpen in de Romeinse tijd tenminste 300 meter hoger dan tegenwoordig en waren er nauwelijks gletsjers, een conclusie waarmee hij onder de klimaatdeskundigen geen vrienden heeft gemaakt. Een interessant interview met deze emeritus-hoogleraar van de Universiteit Bern over zijn onderzoek staat in de Zwitserse krant “Der Bund” van 7 juni 2014 iv. Behalve in de Romeinse tijd, hadden de gletsjers zich ook in andere perioden ver teruggetrokken. Op grond van de C14-dateringen van gevonden houtvondsten blijkt dit ook het geval te zijn geweest in de tijdvakken 9910-9550, 9010-7980, 7250-6500, 6170-5950, 5290-3870, 3640-3360, 2740-2620 en 1530-1170 BP (= Before Present, Present = 1950)v. Ook elders in de wereld ontbloten gletsjers inmiddels objecten van lang geleden. Zo vond o.a. Cathy Connor van de University of Alaska Southeast onder een zich terugtrekkende gletsjer in 2013 een versplinterde boomstam die zo’n 2000 jaar oud is en volgens haar eveneens in de Romeinse tijd is geveld.

Hiervoor hebben we gezien dat objecten met de C14-methode vaak te oud worden gedateerd. Voor de houtvondsten die door beide onderzoekers in de Romeinse tijd zijn geplaatst, betekent dit dat ze moeten doorschuiven naar de eerste helft van het tweede millennium. Met andere woorden, de bomen zijn toen door naar beneden bewegende gletsjers geveld. Het is onduidelijk wanneer dit precies is gebeurd, maar gedacht kan worden aan het begin van de Kleine IJstijd toen het geleidelijk kouder begon te worden. Uit het feit dat de bomen een paar duizend jaar oud zijn geworden, kan geconcludeerd worden dat het in de periode voorafgaand aan de Kleine IJstijd in Europa warm was. Deze conclusie wordt nog eens ondersteund door historische bronnen die melden dat nog in het begin van de veertiende eeuw Groenland bijvoorbeeld sneeuwvrij was met grazende schapen in de weilanden en wijnbouw in Newfoundland (voorheen Vinland) en Zuid-Scandinavië plaatsvond. Deze situatie veranderde toen een aantal decennia later een wereldwijde natuurramp plaatsvond, die volgens de Oostenrijkse cultuurhistoricus Egon Friedell (1878-1938) de Christelijke wereld in grote vertwijfeling bracht. Niet alleen de mensen waren van slag, maar ook hemel en aarde waren in een toestand van grote verwarring geraakt. De daaropvolgende grote pestepidemie veroorzaakte een nog groter leed, een kwart tot een derde van de bevolking is toen in Europa gestorven vi.

Het is onbekend wanneer deze warme periode is begonnen, maar afgaande op de onderzoeken van Schlüchter zeker voor het begin van onze jaartelling. Als de thermische geschiedenis van het aardoppervlak in de zuidelijke Oeral (figuur 1) een indicatie is, begon de opwarming van de aarde zeker meer dan tienduizend jaar geleden die tot de Kleine IJstijd voortduurde vii.

Fig. 1 Thermische geschiedenis aardoppervlak in zuidelijke Oeral

Steve McIntyre.

Maar ook de onderzoeken viii van Steven McIntyre en Ross McKitrick bevestigen dat het op het Noordelijk Halfrond in de periode voor de Kleine IJstijd warm was (figuur 2) als reactie op de onderzoekenix van Michael E. Mann e.a. die het tegengestelde beweren en aanhangers zijn van de hockeystick-theorie (figuur 3) waarop het huidige klimaatbeleid is gebaseerd. Mann zou hebben bewezen dat het voor de Kleine IJstijd in dit deel van de wereld koud was en dat sinds zo’n honderd jaar geleden de temperatuur op aarde opeens sterk oploopt. Deze temperatuurstijging zou de schuld van de mens zijn. Grafisch ziet zijn bewering er als een hockeystick uit (figuur 2 en 3).

Fig. 2 Het werkelijke klimaat volgens Steven McIntyre en Ross McKitrick (corrected version)

Het onderzoek van Mann en zijn collega’s is door het ontbreken van primaire bronnen (directe temperatuurmetingen) voornamelijk op secundaire bronnen (proxy data) gebaseerd, d.w.z. de benodigde temperaturen moesten van andere getuigen uit het verleden worden afgeleid. Een dergelijke aanpak is verantwoord als de getuigen de waarheid spreken, goed worden begrepen en in de juiste tijd worden geplaatst. Deze onderzoekers hebben de temperaturen afgeleid van metingen aan o.a. (de getuigen) boomringen, ijskernen, koralen en historische documenten. Ook al zouden de metingen de juiste informatie over de temperaturen geven, uiteindelijke staat of valt alles met de plaats van de onderzochte objecten op de chronologische tijdschaal. Hiervoor is al opgemerkt dat de gebruikelijke dateringsmethoden hout vaak veel te oud dateren. Dit betekent dat de van de onderzochte boomringen afgeleide temperaturen van veel latere datum zijn. Ook van ijskernen is bekend dat deze vaak foute informatie geven over de tijd waarin het ijs is ontstaan. Kortom, de uit de metingen afgeleide warme (Romeinse warme periode: 1-300 A.D.) en koude (in de Donkere Middeleeuwen: 300-800 A.D.) perioden schuiven naar onze tijd op en van het jaar 800 A.D. tot de Kleine IJstijd was het ook warm, d.w.z. er is helemaal geen sprake van een hockeystick. In werkelijkheid is de Kleine IJstijd een onderbreking van een eeuwenlange warme periode die in een grafiek de vorm van een badkuip heeft.

Ross McKitrick.

In een in 2008 aan de universiteit van Ohio gehouden lezing x gaat Steven McIntyre uitvoerig in op de onderzoeken van Mann e.a. en de reacties van de Amerikaanse overheid en andere organisaties die tot het huidige klimaatbeleid hebben geleid. Hij toont hierin duidelijk aan dat de data waarop die onderzoeken zijn gebaseerd door verkeerde aannames onbetrouwbaar zijn. Zo bestaat er bijvoorbeeld helemaal geen lineair verband tussen de breedtes van jaarringen en de temperatuur op aarde, een van de gehanteerde veronderstellingen. McIntyre is trouwens niet de enige wetenschapper die tegen het huidige beleid ingaat. Volgens een rapport van de Amerikaan Marc Morano waren er in 2010 xi al meer dan 1000 wetenschappers dezelfde mening toegedaan.

Fig. 3 Klimaat volgens Michael Mann e.a. met hockeystick

Het lijkt erop dat de huidige opwarming van de aarde een natuurlijk proces is, waaraan de mens part noch deel heeft. Gezien de steeds terugkerende afkoelings- en opwarmingsperioden is Schlüchter van mening dat CO2 geen enkele invloed op het klimaat heeft. Heel geleidelijk keert de temperatuur nu terug naar de waarde die ze zo’n zes/zeven eeuwen geleden had. Of anders gezegd: de temperatuur gaat na de grote verstoring – de catastrofe in de veertiende eeuw – nu langzaam terug naar zijn oude stabiele toestand als het klimaatsysteem als een regelsysteem xii wordt opgevat. Of het klimaat zich zal houden aan de afspraken die in 2015 in Parijs zijn gemaakt, zullen we moeten afwachten, maar gezien het voorgaande lijkt dit uiterst onwaarschijnlijk.

Slotopmerkingen

Dankzij de onderzoeken van de chronologiecritici beschikken we nu over een nieuw historisch model dat een veel betrouwbaarder beeld van het verre verleden geeft dan het huidige traditionele model. Op grond van deze nieuwe inzichten kan een duidelijke uitspraak worden gedaan over het klimaat in de periode voorafgaand aan de Kleine IJstijd. De huidige opwarming van de aarde kan worden gezien als een terugkeer naar de warme periode voor de vijftiende eeuw.

Zoals Schlüchter heeft aangetoond wisselden warme en koude perioden zich in het verre verleden af. Zijn met de C14-methode bepaalde dateringen zijn niet correct, maar dat doet niets af aan het feit dat de temperatuur op aarde behoorlijk heeft gefluctueerd. Voor de warme periode in de Romeinse tijd is aangetoond dat die in werkelijkheid doorschuift naar de eerste helft van het tweede millennium. De warme perioden 5290-3870, 3640-3360 en 2740-2620 BP zijn ook aanzienlijk recenter, maar over de vier andere is geen goede uitspraak te doen, ze kunnen zowel ouder als jonger zijn.

De oorzaak van de grote natuurramp in de veertiende eeuw heeft zeer waarschijnlijk tot de Kleine IJstijd geleid. Er zijn sterke aanwijzingen dat inslagen van objecten uit de ruimte de aarde uit zijn balans hebben gebracht met een klimaatverandering tot gevolg. Nog steeds zijn grote catastrofes mogelijk die het klimaat kunnen beïnvloeden en een grote sterfte onder de wereldbevolking zullen veroorzaken xiii, want in de ruimte bevinden zich duizenden asteroïden, meteoren en kometen die wanneer ze te dicht in de buurt van de aarde komen een enorme natuurramp te weeg kunnen brengen xiv. Gelukkig worden deze NEO’s (Near-Earth Objects) door de NASA in de gaten gehouden opdat zo nodig tijdig kan worden ingegrepen. Laten we hopen dat het niet zal gebeuren en accepteren dat het klimaat zijn eigen gang gaat.

We zullen het natuurlijk nooit zeker weten wat de oorzaken van de klimaatveranderingen zijn geweest, maar het is uiterst onwaarschijnlijk dat de mens de hoofdschuldige is. Het nastreven van een CO2-reductie voor het klimaat lijkt dan ook een zinloze bezigheid. Laten we eigenlijk maar blij zijn met het broeikaseffect, want zonder dit effect zou de gemiddelde temperatuur op aarde – 18˚C zijn in plaats van de huidige + 15 ˚C. Het verschil van 33˚C wordt veroorzaakt door de absorptie van infrarode straling door de atmosferische broeikasgassen. Het belangrijkste broeikasgas is waterdamp dat voor ongeveer 96 tot 99 procent verantwoordelijk is voor het broeikaseffect, CO2 speelt nauwelijks een rol xv.

Men kan handenvol geld blijven uitgeven aan maatregelen ter bestrijding van CO2, het zou verstandiger zijn dit geld te besteden aan het oplossen van de problemen die ons in de toekomst te wachten staan. Men denke hierbij bijvoorbeeld aan het ophogen van dijken en het in goede banen leiden van immigratiestromen van klimaatvluchtelingen. Laten we hopen dat er eindelijk eens serieus geluisterd gaat worden naar die andere wetenschappers die ook een mening over de klimaatverandering hebben en nu worden genegeerd, omdat hun visie niet strookt met politieke en economische belangen.

In de inleiding is opgemerkt dat wellicht de grote natuurramp halverwege de derde eeuw de oorzaak is geweest dat de Romeinen plotseling uit onze streken verdwenen. Volgens de onderzoeken van de emeritus-hoogleraar Gunnar Heinsohn (zie de in noot 3 vermelde publicatie) is deze ramp een reflectie van een catastrofe die halverwege de tiende eeuw zou hebben plaatsgevonden. Dus ook in zijn visie schuift deze ramp richting onze tijd op. Maar ook op deze datering valt het nodige aan te merken. Details staan in genoemd artikel.

***

Zbigniew Jaworowski.

i Een van hen is de Poolse wetenschapper Jaworowski, Z. die over de klimaatverandering veel heeft geschreven. Van zijn hand verscheen in 2007 het artikel CO2: The greatest Scientific Scandal of our Times, http://21sci-tech.com/Articles%202007/20_1-2_CO2_Scandal.pdf, waarin overtuigend wordt aangetoond dat CO2 nauwelijks invloed op het broeikaseffect heeft. Ook lezenswaard zijn zijn artikel The Global Warming Folly uit 1999 op http://www.mitosyfraudes.org/Ingles/Warm.html en het interview Global Warming – a Lie Aimed at Destroying Civilization op http://21sci-tech.com/Articles_2010/Jaworowski_interview.pdf.

ii Zie voor een overzicht van de betrouwbaarheidsonderzoeken het boek Feikema, Henk (2014): Karel de Grote-Mythe en Werkelijkheid, Aspekt.

iii Feikema, Henk (2015): Archeologie ondergraaft genealogie, http://www.ngv.nl (rubriek ‘genealogische artikelen’).

v Ulrich E. J., Stocker, T. F., Schlüchter, C. (2006): Multicentury glacier fluctuations in the Swiss Alps during the Holocene.

vi Baillie, Mike (2006): New Light on the Black Death – The Cosmic Connection, Tempus.

vii Tjoerin, M. (2005): Datering van de Kleine IJstijd op de Russische vlakte volgens natuurwetenschappelijke gegevens, http://new.chronologia.org/volume5/tur_mlp.html (in het Russisch).

viii McIntyre, Steven and Ross McKitrick, (2003). Corrections to the Mann et al. (1998) Proxy Data Base and Northern Hemisphere Average Temperature Series, Environment and Energy 14(6) pp. 751-771.

ix Mann, Michael E. et al (2008): Proxy-based reconstructions of hemispheric and global surface temperature variations over the past two millennia, http://www.pnas.org/content/105/36/13252.full.

x McIntyre, Steven (2008): How do we “know” that 1998 was the warmest year of the Millennium? https://climateaudit.files.wordpress.com/2005/09/ohioshort.pdf.

xi Marc Morano (2010): More Than 1000 International Scientists Dissent Over Man-Made Global Warming Claims, https://www.pmc.gov.au/sites/default/files/unfccc-public-submissions/1000%20scientists%20dissent%20copy.pdf.

xii Het klimaatsysteem kan het beste worden omschreven als een multivariabel niet-lineair stochastisch regelsysteem waarin alle mogelijke processen een rol spelen die van invloed op het klimaat zijn. Een poging om het een en ander in kaart te brengen is in 2003 gedaan door José A. Rial e.a. in hun artikel Nonlinearities, Feedbacks and Critical Tresholds within the Earth’s Climate System in Climate Change 00: 1-28. 2003, Kluwer Academic Publishers, https://web.archive.org/web/20130309170355/http://biology.duke.edu/upe302/pdf%20files/jfr_nonlinear.pdf.

xiii De in noot 6 genoemde Ierse wetenschapper Baillie van het boek over de catastrofe in de veertiende eeuw schrijft in zijn slotwoord o.a.:

It is increasingly evident that intellectually the world is divided into two. There are those who study the past, in the fields of history and archaeology, and see no evidence for any human populations ever having been affected by impacts from space. In diametric opposition to this stance there are those who study the objects that come close to, and sometimes collide with, this planet. Some serious members of this latter group have no doubt whatsoever that there must have been numerous devastating impacts in the last five millennia; the period of human civilization. And yet, nobody talks about it.

xiv De Sarre, M. François (2006): Où est donc passé le Moyen-Age? (hoofdstuk 3), http://initial.bipedalism.pagesperso-orange.fr/25ma.htm#int.

xv Zie het artikel van Jaworowski uit 1999 in noot 1.

***

Henk Feikema.

Henk Feikema: o.a. oud-docent Natuurkunde aan de Technische Universiteit Delft en amateurhistoricus.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in het tijdschrift SEMafoor (jaargang 19, nr 2, mei 2018) van de Studiekring Eerste Millennium (www.semafoor.info).