Een gastbijdrage van Tjerk Veenstra.

In een strafzaak is de verdachte onschuldig totdat het tegendeel is bewezen. Het tegendeel is geacht te zijn bewezen, als de verdachte, boven alle gerede twijfel, voor de gepleegde strafbare feiten door een rechter is veroordeeld.

In de zaak “klimaatverandering” is de hoofdverdachte, genaamd CO2, al veroordeeld als schuldige van de huidige mondiale temperatuurverhoging zonder dat een rechter alle feiten en aanwijzingen van gerede twijfel heeft ontvangen en beoordeeld.

Bovendien is de verdachte al schuldig verklaard voor toekomstige gevolgen van de mondiale temperatuurverhoging: extreme weersituaties, zoals stormen, droogtes, overstromingen, uitsterven van ijsberen, smelten van de poolkappen, zeespiegelstijgingen, etc.

Zelfs criminelen of terroristen kunnen in een strafzaak niet veroordeeld worden voor mogelijke strafbare feiten, die ze zouden kunnen plegen over 5, 10 of 20 jaar. Waarom wordt CO2 dan wel voor feiten, die mogelijkerwijs zouden kunnen voorkomen in 2030 en 2050 en zo mogelijk nog later, schuldig bevonden?

De nationale aanklager voor klimaatzaken, de Stichting Urgenda, stelt in haar Memorie van Grieven in het Hoger Beroep tegen de Staat der Nederlanden o.a.

  • Punt 2.8: Ruwweg de helft van alle uitgestoten CO2 blijft eeuwenlang, zo niet millennia in de atmosfeer hangen.
  • Punt 2.10: De zeespiegelstijging zal bijvoorbeeld nog honderden jaren lang doorgaan, en dat geldt ook voor het afsmelten van ijskappen. Dit betekent dat de huidige concentratie van CO2 en ook de huidige opwarming van ongeveer 1,1 oC niet alleen de gevolgen hebben die nu al duidelijk zichtbaar zijn, maar ook nog ingrijpende andere gevolgen zullen hebben die nu nog niet zichtbaar zijn maar vooral volgende generaties zullen raken.
  • Punt 2.11: Omdat elke emissie van CO2 in de atmosfeer millennia lang daar aanwezig blijft, en een opwarmend effect heeft, is de enige manier om klimaatverandering te stoppen: uitfaseren van alle emissies van broeikasgassen en met name van CO2. Het is dus niet voldoende om de emissies op een bepaald niveau te stabiliseren. Het is nodig om de atmosferische concentratie te stabiliseren en daarvoor is nodig dat geen enkele emissie meer plaatsvindt
  • Punt 2.17: De huidige opwarming van 1o C ten opzichte van de pre-industriële tijd laat nu al significante en ernstige verstoringen van het klimaatsysteem zien, met ernstige gevolgen voor ecosystemen en grote schades voor menselijke samenlevingen.

Deze uitspraken zijn zeer alarmistisch en hebben als doel de rechter te overtuigen van het gelijk van Urgenda. De voorspellingen als “eeuwenlang” en “millennia” zijn uitspraken, die niet met bewijzen nader worden onderbouwd. Deze hypothesen en toekomstvoorspellingen zijn noch verifieerbaar, noch falsifieerbaar. Dat de huidige mondiale opwarming van ca. 1o C ten opzichte van de pre-industriële tijd nu al significante en ernstige verstoringen van het klimaatsysteem laat zien, is daarbij niet door Urgenda aangetoond.

Daarentegen zal ik onderstaand aantonen dat er, in tegenstelling tot wat Urgenda beweert, tot nu toe er nog helemaal geen ernstige verstoringen zijn als gevolg van de toegenomen CO2-concentratie en dat er juridisch gezien gerede twijfel bestaat over de schuld van CO2 voor de voorspelde toekomstige klimaateffecten.

Uitgangspunten

Er bestaat een aantal uitgangspunten, waarover niet of nauwelijks discussie bestaat:

  1. CO2 is een wezenlijk onderdeel van de biologische kringlopen op aarde. Mensen ademen CO2 uit (ademlucht bevat ca 4% of 40.000 ppm), planten en algen hebben CO2 nodig voor de fotosynthese. CO2 is dus noch giftig, noch een verontreiniging.
  2. Sinds de industriële revolutie ca. 1900 is de CO2 emissie naar de atmosfeer gestegen en de concentratie daarvan met 120 ppm gestegen van ca. 280 ppm naar de huidige ca 400 ppm. Gelijktijdig is de mondiale temperatuur ca. 0,6 – 1,0 graden gestegen (verschillende bronnen hanteren verschillende waarden). Deze temperatuurstijging is niet gelijkmatig verdeeld in de tijd.
  3. CO2 is een broeikasgas, maar het belangrijkste broeikasgas, dat nauwelijks in beeld komt, is waterdamp H2O. Kijken we naar waterdamp dan zien we dat er daarvan, buiten de polen en de woestijnen (gebieden met veel minder waterdamp), gemiddeld tussen de 10.000 en 40.000 ppm waterdamp in de lucht voorkomt.
  4. Het KNMI zegt daarover: “Het belangrijkste broeikasgas is waterdamp. Waterdamp werkt als een versterkingsmechanisme bij temperatuurveranderingen“ en “ waterdamp neemt bijna twee derde van het natuurlijke broeikaseffect voor zijn rekening en is daarmee het belangrijkste broeikasgas. Andere belangrijke broeikasgassen zijn kooldioxidemethaan en ozon”.
  5. Een belangrijk aspect in de relatie tussen CO2 en temperatuurverhoging is de klimaatgevoeligheid, dat de temperatuurverhoging aangeeft bij een verdubbeling van de CO2-concentratie in de atmosfeer. Het IPCC (Intergovernment Panel on Climate Change) heeft in 1990 berekend dat de klimaatgevoeligheid tussen 1,5 en 4,5 graden zou liggen met een gemiddelde van 3 graden. Na meer dan 30 jaar onderzoek stelde het IPCC in 2013 dezelfde range van 1,5 tot 4,5 graden vast, maar zonder een gemiddelde te geven.

Op basis van de uitgangspunten hierboven kan geconcludeerd worden, dat de relatie tussen CO2 en de temperatuur allerminst duidelijk en zeker niet nauwkeurig is. Het gevolg is, dat het nut van draconische maatregelen om de CO2 emissie 49% of zelfs 100% te verminderen teneinde voorspelde klimaateffecten de te stoppen, helemaal niet kan worden bewezen.

Bovendien is waterdamp het belangrijkste broeikasgas en verantwoordelijk voor twee derde van het natuurlijke broeikaseffect. Daarbij is de vraag of in een niet-lineair chaotisch systeem als het klimaat is, hoe te bepalen is wat een natuurlijk en een niet-natuurlijk broeikaseffect is.

Scenario’s

Op basis van temperatuurmetingen, CO2 metingen en de klimaatgevoeligheid zijn door het IPCC en het KNMI via scenario’s in modellen ”voorspellingen” gedaan.

Echter, de kans dat voorspellingen/verwachtingen over 20, 30 of zelfs 80 jaar voor een chaotisch systeem als het klimaat (of juister diverse klimaten) uitkomen is zeer klein zo niet nihil. Zie wat de belangrijkste partijen er zelf over zeggen:

Het KNMI zegt daar over:

“The variability of the system poses limitations to the predictability of the climate state. Internal variations of the climate system beyond monthly time scales apart from the contribution from the positive multidecadal surface temperature trend that is currently eminent (Oldenborgh et al. 2012) and oceanic variability (Hazeleger et al. 2013), are difficult to predict and at time scales of 30 – 100 years useful predictions are basically impossible. Not only because of the large contribution of the natural variability, also because the external forcing related to human activity is considered to be unpredictable. Any attempt to make climate predictions at a relatively small spatial scale such as the Netherlands or even Western Europe for multiple decades ahead cannot be expected to lead to skilful results”.

Dus het KNMI concludeert zelf dat voorspelling en verwachtingen niet mogelijk zijn en dat klimaatvoorspelling niet leiden tot werkbare resultaten.

Het IPCC zelf zegt daar over:

Scenarios are images of the future, or alternative futures. They are neither predictions nor forecasts. Rather, each scenario is one alternative image of how the future might unfold. A set of scenarios assists in the understanding of possible future developments of complex systems. Some systems, those that are well understood and for which complete information is available, can be modeled with some certainty, as is frequently the case in the physical sciences, and their future states predicted. However, many physical and social systems are poorly understood, and information on the relevant variables is so incomplete that they can be appreciated only through intuition and are best communicated by images and stories. Prediction is not possible in such cases”.

Over extreme weer zegt het IPCC ( bron IPCC 2013, AR5, WGI, Hoofdstuk 2.6, blz. 219):

“There is limited evidence of changes in extremes associated with other climate variables since the mid-20th century.”

Hiermee is al zo veel twijfel gerezen over de “verdachte” CO2, dat het eigenlijk onvoorstelbaar is dat een strafrechter CO2 schuldig zou verklaren.

Bovendien zou men daarbij verwachten, dat er met de stijging van de CO2 vanaf “mid-20th century”, dus over een periode van zo’n 67 jaar, er heden ten dage op zijn minst al enige zichtbare effecten zouden moeten zijn van de CO2 emissies zoals smelten van de poolkappen, uitsterven van ijsberen, zeespiegelstijgingen, toename van orkanen, droogte, overstromingen, etc.

Een tweede belangrijke vraag daarbij is: als er dan toch mogelijk klimaateffecten zullen optreden of zelfs opgetreden zijn, worden deze effecten dan weer teniet gedaan door voor 2050 via miljarden kostende maatregelen de CO2 concentraties te verlagen naar de pre-industriële situatie? Is CO2 de heilige graal, met andere woorden is het klimaat te beïnvloeden door de “CO2 knop” terug te draaien?.

Het jaar 2050 is al over zo’n 30 jaar, dus twee derde van de doemperiode vanaf 1950 zit er al op. De primaire vraag is, wat er na zo’n 67 jaar al aan effecten merkbaar zijn.

Daarom wil ik aantonen dat er, op basis van de huidige informatie, gegevens en feiten, op zijn minst grote twijfel bestaat over een negental voorspelde en gevreesde effecten van de antropogene CO2 emissies.

Smeltende gletsjers

Als we kijken naar het midden van de vorige eeuw, dan blijkt dat de gletsjers inderdaad in 1950 aan het smelten waren. Echter, uit de gegevens blijkt dat de gletsjers groeiden in de periode tot ca. 1800 vanwege het einde van de kleine ijstijd. Na deze kleine ijstijd in het begin van de 19e eeuw begonnen de gletsjers zich terug te trekken. De terugtrekking vond plaats van begin 1800 tot het heden. Bijzonder is dat de terugtrekking een vertraging laat zien vanaf 1950! Bovendien, vanaf ca. 1975 zijn enkele gletsjers zelfs al weer aan het groeien.

Fig 1: Smeltende gletsjers 1700-2000.

Fig 2: Details van enkele gletsjers.

Conclusie: er is geen duidelijke relatie tussen het smelten van gletsjers en de toename van de CO2-concentratie met 42%.

Smeltende polen

Een terugkeerde doemscenario in de media is het smeltende zee-ijs op noordpool en het ijs op Groenland. Dit zou dan gevolgen hebben voor een extreme zeespiegelstijging tot wel 3 of zelfs 6 meter. Om te beginnen is het goed om te weten dat het ijs op de noordpool bestaat uit zee-ijs. Dat betekent dat als het zee-ijs zou smelten er geen zeespiegelstijging ontstaat. Het smelten van het landijs op Groenland zou in theorie wel een zeespiegelstijging kunnen veroorzaken.

De situatie van ijs op Groenland wordt dagelijks gemeten door het DMI (Deens Meteorologisch Instituut) en op hun website gepubliceerd. De grafiek toont de situatie op 23 augustus 2018, bijna het einde van de Arctische zomer.

Fig 3: IJsbalans op Groenland.

Hieruit blijkt, dat ondanks de zeer warme zomer van 2018 op het noordelijk halfrond, de ijsafname (bovenste grafiek, Surface Mass Balance) in de zomer minder was dan het langjarige gemiddelde. De totale ijsmassa (onderste grafiek) in het seizoen september 2017- september 2018 is dan ook bovengemiddeld aangegroeid.

Het zee-ijs op de noordpool neemt van nature elke zomer af en groeit in de winter aan. Beelden in de media met smeltend ijs en ijsschotsen in de zomer om de klimaatverandering te illustreren, zijn dus op zijn minst misleidend.

Fig. 4: Volume zee-ijs Noordpool (bron: DMI).

Fig. 5: Dikte van het zee-ijs (bron: DMI).

De situatie op de Zuidpool toont zelfs aan dat het ijs al decennia lang aangroeit.

 

Fig. 6: Temperatuur op de zuidpool.

Fig. 7: IJsaangroei op de zuidpool.

Op de zuidpool vindt al jaren een kleine afkoeling plaats op basis van NASA metingen en figuur 7 geeft aan dat er juist toename van het ijs plaatsvindt.

Conclusie: er hier geen sluitend bewijs van een toenemend afsmelten van de polen in relatie met stijgende CO2 concentratie.

Uitstervende ijsberen

De ijsbeer is verworden tot mascotte van de opwarming van de aarde. Hij wordt steevast in beeld gebracht op een ijsschots om aan te tonen dat het poolijs bijna gesmolten is en de ijsbeer daardoor uitsterft. Niets is minder waar.

De populatie ijsberen is al jaren stabiel en nam zelfs in 2015 toe tot ongeveer 26.000.

Meer recent zijn er ook schattingen geweest van 32.000 stuks.

Fig. 8: Aantallen ijsberen in de tijd (bron: PolarBearScience).

Uit een analyse in 2016 op basis van rapportages van de lokale bevolking blijkt dat 12 van de 13 Canadese ijsberenpopulaties toenamen of zich stabiliseerden in de afgelopen decennia.   

Conclusie: er kan geen afname van de ijsberenpopulatie worden aangetoond als gevolg van de CO2-concentratie.

Zeespiegelstijging

De zeespiegel is sinds de laatste ijstijd 20.000 jaar geleden zo’n 120 meter gestegen als gevolg van het smelten van het ijs. Na de laatste 8000 jaar is de stijging afgevlakt.

Fig. 9: Zeespiegelstijging vanaf 20.000 jaar geleden.

Wanneer we kijken naar de meer recente tijd, dan zijn er de metingen van Rijkswaterstaat in Den Helder vanaf 1865.

Fig. 10: Zeespiegelmetingen door Rijkswaterstaat.

We zien duidelijk een lineaire stijging van ca. 17 cm per eeuw. Er is geen enkele versnelling te zien in relatie met de ca. 42% verhoging van het CO2-gehalte vanaf 1950. De gemiddelde mondiale zeespiegel vlakt daarentegen zelfs iets af.

Fig 11: Gemiddelde mondiale zeespiegelstijging.

Zelfs het IPCC erkent dat geen overtuigend bewijs is voor een versnelling van de mondiale zeespiegel, zoals zij stelt in een van haar rapporten.

Er zou volgens IPCC mogelijk een klein bewijs zijn voor een versnelling over de afgelopen twee eeuwen. Maar die kan niet gerelateerd worden aan de CO2-stijging vanaf de twintigste eeuw.

Conclusie: een relatie tussen de mondiale zeespiegelstijging en de CO2 concentratie kan niet worden aangetoond.

Tornado’s en hurricane’s

Iedere keer als er een zware orkaan met veel schade plaatsvindt, wordt dit in verband gebracht met de klimaatverandering. Maar feiten geven aan dat het niets bijzonders is. Volgens de grafiek, die de mondiale aantallen tropische cyclonen weergeeft, is er geen toename van het aantal het tropische cyclonen (hurricanes of typhoons) aantoonbaar, zowel van de zware (categorie 3,4,5) als de minder zware (categorie 1 en 2).

Fig. 12: Mondiale tropische cyclonen.

Als we focussen op de hurricanes die Amerika bereiken, dan zien we dat de aantallen zelfs afnemen. Na 2005, het jaar van Katrina, zijn er zelfs 10 jaar geen grote orkanen in de VS geweest. Dat geldt vooral voor de zware hurricanes (figuur 14).

Fig. 13: Aantallen orkanen in VS.

Fig. 14: Aantallen zware orkanen VS.

Onderzoek heeft uitgewezen dat de toename van de schade als gevolg van hurricanes daarbij niet veroorzaakt wordt door het aantal hurricanes, maar aan de groei van de bevolking in de kuststreken, de toegenomen welvaart en de toename van het aantal verzekeringspolissen.

Het IPCC meldt hierover:

“No robust trends in annual numbers of tropical storms, hurricanes and major hurricanes counts have been identified over the past 100 years in the North Atlantic basin.” (bron: IPCC 2013, AR5, WG1, Hoofdstuk 2.6, blz. 216)

Conclusie: er is geen bewijs van het toenemend aantal tussen het orkanen en stijgende CO2 concentraties.

Hittegolven

In de Volkskrant van 27 juli 2018: “ Internationale klimaatonderzoekers: kans op hittegolf in Nederland meer dan verdubbeld”. Dat zegt iets over de toekomst, maar wat is de situatie tot nu toe? Hieronder is een overzicht van de hittegolven in Nederland.

Fig. 15: Hittegolven in Nederland.

De hittegolven waren vooral in de periode 1940 -1950 en 1995 – 2005. Bijzonder is het ontbreken van hittegolven van 1950 tot 1975, ondanks de toename van het CO2-gehalte.

Wanneer we kijken naar de maximale temperaturen tijdens hittegolven, dan is er ook geen toename van de maximum temperatuur te zien. Ondanks de hittegolf van 2018 is het record van 38,6 graden van 1947 nog niet gebroken.

Fig. 16: Maximum temperaturen bij hittegolven.

Conclusie: er is geen duidelijk verband tussen hittegolven en de toegenomen CO2-concentratie.

Extreme regenval

Het blijkt dat de jaarlijkse neerlag in Nederland min of meer lineair toegenomen is met ca. 18% per eeuw. Dat heeft o.a. te maken dat warmere lucht meer vocht op kan nemen. De trend is dat het niet droger wordt, ondanks de droogte in 2018, hetgeen een weersverschijnsel was en geen klimaatverandering.

Fig. 17: Gemiddelde neerslag per etmaal 1910 -2016.

Wanneer we letten op de dagen met neerslag van meer dan 20 mm per etmaal, dan is er geen toename in extreme neerslag.

Een beeld van de neerslag in de zomer (juni, juli en augustus) laat ook hier geen trend zien in van toename van extreme neerslag in deze perioden.

Fig. 18: Neerslag in de 3 zomermaanden.

In Duitsland houdt de Deutsche Wetter Dienst ook extreme neerslag bij. Hieruit blijkt dat sinds 1951 het aantal dagen met extreme neerslag (> 30 mm per dag) niet toegenomen is.

Fig. 19: Extreme neerslag in Duitsland.

Wat zegt het IPCC:

“In summary, there is low confidence in observed trends in small-scale severe weather phenomena such as hail and thunderstorms because of historical data inhomogeneities and inadequacies in monitoring systems.” (bron: IPCC 2013, AR5, WGI, Hoofdstuk 2.6, blz. 216)

Conclusie: er is geen duidelijk verband tussen extreme neerslag en de gestegen CO2 concentratie .

Droogte

Vorig jaar vonden er veel bosbranden in de VS plaats. Dit zou door klimaatopwarming komen. Echter het verleden toont aan er vroeger veel meer droge perioden waren.

Bosbranden worden namelijk niet alleen veroorzaakt door droogte, maar ook door aanwezigheid van steden dus aanwezigheid van mensen.

Fig. 20: Droogtehistorie in de VS.

Figuur 20 laat zien dat er in 1200 jaar meerdere periodes waren van natuurlijke extreme droogte zonder dat CO2 concentraties daar invloed op hadden. De 20e eeuw blijkt zelfs natter te zijn geweest dan normaal.

Wat zegt het IPCC:

“There is low confidence in a global-scale observed trend in drought or dryness (lack of rainfall), owing to lack of direct observations, dependencies of inferred trends on the index choice and geographical inconsistencies in the trends.” (bron: IPCC 2013, AR5, WGI, Technical Summary, blz. 50)

Conclusie: er is geen duidelijke relatie tussen droogte en de CO2 concentratie.

Temperatuur en CO2

Ik heb me tot nu toe beperkt tot de relatie CO2 en de doemscenario’s. Die relatie is van belang, omdat de politiek gaat er van uit gaat dat, met de miljarden kostende emissiereductie, deze scenario’s kunnen worden voorkomen.

Omdat er een tussenstap is tussen CO2 en de scenario’s, namelijk de mondiale temperatuur, wil ik hier ook nog enige aandacht schenken.

Onderstaande grafiek toont aan dat er in de laatste vierduizend jaar verschillende warme perioden zijn geweest, zonder dat er sprake was van menselijke CO2 emissies. Deze warme perioden, die periodiek plaatsvinden, worden afgewisseld met koude perioden. Er is blijkbaar sprake van een natuurlijke variatie. Alleen de huidige warme periode zou worden veroorzaakt door de antropogene CO2 emissies.

Fig. 21: Temperatuur op Groenland heden tot 4000 jaar geleden.

Als we vervolgens inzoomen op het recentere verleden vanaf 1850 dan blijken er drie perioden te zijn geweest, waarin er een snelle temperatuurverhoging plaatsvond: 1860-1880, 1910- 1940 en 1980 – 2010. Daarbij 2 perioden van afkoeling: tussen 1880 – 1910 en tussen 1940 – 1980. Omdat de CO2 emissies in die perioden wel gestegen zijn, is er van een duidelijke relatie hier althans geen sprake.

Fig. 22: Mondiale temperatuur 1850 – 2010.

Fig. 23: Vergelijking van temperatuurstijging.

Wanneer we de temperatuurstijging tussen 1910 – 1944 vergelijken met die van 1975 – 2010 dan blijkt de snelheid van de stijging in de beide periodes nagenoeg gelijk te zijn.

Een belangrijk aspect is de nauwkeurigheid van de temperatuurmetingen op aarde.

Hiertoe is in Amerika een rapport gepubliceerd met een analyse van 1007 van de in totaal 1221 officiële temperatuurmeetstations (www.surfacestations.org). Daaruit bleek dat 64,4% van de stations een onnauwkeurigheid had van 1 tot 2 graden en 6,2% had een onnauwkeurigheid van 2 tot 5 graden. Als een ontwikkeld land als Amerika dergelijk slechte meetresultaten produceert, hoe staat met andere landen? Hoe nauwkeurig kan dan de gemiddelde temperatuur (in tienden van graden!) op aarde voor het Klimaatakkoord van Parijs worden bepaald?

Uit de analyse bleek dat veel stations omsloten waren door gebouwen, asfalt, apparaten, ed. Dat wordt het zogenaamde Urban Heat Island (UHI) effect genoemd.

De Duitse Wetter Dienst (DWD) heeft hier ook onderzoek naar gedaan. Hieronder een voorbeeld met temperatuurverschillen tussen de stad Frankfurt en het platteland bij Giessen.

Fig. 24: Voorbeeld van het Urban Heat Island Effect.

Conclusie: de temperatuursveranderingen blijken niet altijd een duidelijke relatie te hebben met de stijging van de CO2 concentratie. Daarbij komt dat men vraagtekens kan zetten bij de kwaliteit van de temperatuurmeting.

Eindconclusie

Tjerk Veenstra.

Waar in een strafzaak een verdachte onschuldig is totdat het tegendeel is bewezen, is in de zaak “Klimaatverandering” de hoofdverdachte, genaamd CO2, al schuldig verklaard voor de huidige en toekomstige gevolgen van de gestegen CO2-concentratie.

Het doel van dit overzicht was alleen maar het aantonen dat er een gerede twijfel bestaat over de relatie tussen de vermeende gevolgen van het klimaat enerzijds en de toegenomen CO2-concentratie anderzijds. Daarbij heb ik als “verdediging” bij 9 voorbeelden aangetoond, dat er op zijn minst gerede twijfel bestaat over deze relaties en dat een rechter, op basis van alle twijfel, niet anders zou kunnen doen dan CO2 niet te veroordelen voor het aandeel in de huidige en voorspelde toekomstige klimaateffecten.