Een gastbijdrage van Paul Braat.
Samenvatting
Het klimaatalarm en pogingen om klimaatverandering tegen te houden berusten op de CO2-hypothese (met broeikasdeken) van het IPCC (Intergovernmental Panel of Climate Change). Deze hypothese kent geen bewijs. Bij analyse deugt er weinig van, zo blijkt dat CO2 in het verleden (ijstijden), maar ook in het heden de temperatuur volgt. Iets wat volgt kan geen oorzaak zijn.
Voorts is het bestaan van een cruciale warme broeikasgasdeken (hotspot) op 10 km. hoogte in de atmosfeer in de afgelopen 60 jaar nog nooit door weerballonnen aangetoond. Daarentegen is wel aangetoond dat het atmosferisch effect bij alle planeten met dikke atmosfeer afhankelijk is van een dezelfde drukverval, ongeacht de samenstelling (broeikasgas) van de atmosfeer. De oppervlak-temperatuur van planeten met atmosfeer (waaronder de aarde) wordt uiterst nauwkeurig voorspeld door afstand tot de zon en dikte van de atmosfeer, dus zonder broeikasgassen, ook zonder CO2.
Wij worden dagelijks overspoeld met de meest vreselijke gevolgen van CO2 ‘vervuiling’. Wij moeten ‘de Aarde redden’ met draconische maatregelen. Nederland van het gas af en dat ook nog zonder biefstuk. Waar gaat het over? De CO2-hypothese van het IPCC stelt dat de discrete temperatuurstijging (~ 0,8° C) sinds 1850 aan het einde van de ‘kleine ijstijd’ gevolg is van de concentratie van fossiele CO2 in de atmosfeer, die pas 100 jaar later stijgt. Fossiele CO2 zou de aarde opwarmen.
De aarde koelt af door infrarood-uitstraling vanaf de tropopauze. CO2 (koolstof-dioxide) is een infrarood reactief gas en kan infraroodstraling opvangen en weer uitzenden, net als waterdamp. CO2 wordt ten onrechte ‘broeikasgas’ genoemd in vergelijk met de zonverwarming van een tuinderskas. In de afgelopen eeuw hebben veel onderzoekers de tuinderskas-vergelijking empirisch (door metingen) verworpen. Zonverwarming van de tuinderskas is gevolg van convectie-belemmering (luchtcirculatie), niet van ‘ingevangen’ infraroodstraling.
Tabel 1. IR-reactieve gassen en de bijdrage van de Mens (0,16% van het totaal aan broeikasgassen).
In tabel 1 ‘Broeikasgas’ concentraties van het Amerikaanse CDIAC (Carbon Dioxide Information Analysis Center). Waterdamp is met 95% het allerbelangrijkste ‘broeikasgas’. De mens draagt via CO2 slechts 0,16% bij aan het totaal van de ‘broeikasgassen’. Broeikasgas bedraagt 1 % van de atmosfeer en fossiele CO2 bedraagt dus 0,0016% van de atmosfeer. Dat is niet veel. De vraag dringt zich dan ook op of de boodschap van het IPCC wel klopt?
Voor alle duidelijkheid: strijd tegen verspilling van energie, verspilling van grondstoffen en vervuiling van het milieu is fantastisch en noodzakelijk, maar de strijd tegen CO2 hoort daar niet bij.
Bestrijding van CO2 berust op niet-gevalideerd onderzoek. CO2 is geen ‘vervuiling’, maar bron van alle leven. Zonder voldoende CO2 sterft al het hogere leven op aarde. Wij zijn CO2.
Science is settled
Voorstanders van de CO2-hypothese stellen dat ‘the Science is settled’, een uiterst onwetenschappelijke stelling, want wetenschap is nooit af. Integendeel, wetenschap gedijt juist door voortdurende twijfel en debat. De conclusie dat de CO2-hypothese niet klopt is overigens niet zonder risico, omdat CO2 inmiddels het westers overheidsbeleid bepaalt.
De CO2-hypothese is sinds Margaret Thatcher een politiek instrument en twijfel is daarbij ongewenst. Skeptici worden ongemeen agressief weggezet als ‘climate deniers’ en ‘twijfelbrigade’. De overheid wenst geen dwarsliggers. Oud UK Minister van Buitenlandse Zaken Margaret Beckett bijvoorbeeld, is daarover glashelder: “Climate Skeptics are like Advocates of Islamic Terror; Neither should have access to the media.” Recent heeft de BBC dit officiële censuur-beleid bevestigd: de BBC mijdt het debat met skeptici. Volgens oud directeur Henk Haagoort was en is dit beleid ook standaard bij onze eigen publieke omroep: geen platform, maar censuur voor ‘andersdenkenden’ inzake de CO2-hypothese.
CO2-subsidies
Vrijwel alle onderzoek aan onze universiteiten is inmiddels afhankelijk van overheidsgelden. Actieve wetenschappers zijn beducht hun wetenschapsubsidies te verliezen, wanneer zij twijfel over de CO2-hypothese uitspreken. Dat gebeurt dan ook nauwelijks. Twijfel is taboe en gevaarlijk, kortom, Russische toestanden zoals in de USSR met Trofim Lysenko. Inhoudelijke kritiek over de CO2-hypothese komt daardoor voornamelijk van gepensioneerden, die geen subsidieverlies of ontslag meer te vrezen hebben. Gewone burgers worden de afgelopen 40 jaar vrijwel dagelijks geïndoctrineerd met de CO2-hypothese, zonder dat een weerwoord hen bereikt.
1. CO2-HYPOTHESE
De strijd tegen CO2 berust op de CO2-hypothese van het IPCC (Intergovernmental Panel of Climate Change, het klimaatpanel van de VN). Het IPCC stelt dat de stijging van CO2 onstuitbaar leidt tot een catastrofale opwarming van de aarde. Die hypothese berust op klimaatmodellen (niet op metingen) en op vier argumenten.
1.1. De temperatuurstijging van de laatste eeuw zou uitzonderlijk zijn. Dit IPCC-argument gaat voorbij aan alle paleoklimatologisch onderzoek dat belangrijke temperatuur en klimaatveranderingen zonder fossiele CO2 laat zien in het verre verleden tijdens de ijstijden, maar ook recenter met de ‘kleine IJstijd’ (1400-1800) en de ‘middeleeuwse warmteperiode’ (800-1200), toen Eric de Rode in 983 ten westen van IJsland een prachtig groen land aantrof (Groenland), waar men kon bestaan van veeteelt en landbouw. Veeteelt en landbouw zijn daar nu – ondanks de recente opwarming – nog niet mogelijk. De huidige discrete temperatuurstijging sinds het einde van de kleine ijstijd, is niet uitzonderlijk. Ze past geheel in de bewegingen tijdens onze interglaciale periode, het Holoceen. Bovendien is er sinds 2000 geen sprake meer van temperatuurstijging, ondanks verdere stijging van CO2.
Fig 1. Geen temperatuurstijging sinds 2000 (blauw), ondanks stijgende CO2-Concentratie (Het El-Niño effect is gevolg van de zon, niet van CO2). Data: Mauna Loa observatory en RSS (Remote Sensing Systems).
1.2. CO2-stijging zou 100% gevolg zijn van de mens, maar onderzoek laat zien dat de menselijke bijdrage aan atmosferisch CO2 voornamelijk een natuurlijk gebeuren betreft. Fossiel CO2 bedraagt 3,4% van het atmosferisch CO2, 0,1% van alle broeikasgassen en 0,0016% van de Atmosfeer. Hermann Harde en anderen berekenen dat de mens met fossiele CO2 hooguit 15% bijdraagt aan de CO2-stijging [Harde 2017].
1.3. CO2-stijging zou gecorreleerd zijn aan de temperatuurstijging. Dat is een belangrijk IPCC-argument voor CO2 als oorzaak voor temperatuurverandering. Dit argument wordt door talloze onderzoekers verworpen; de temperatuur beweegt in het verre verleden en ook nu onafhankelijk van de CO2-concentratie. Omgekeerd blijkt dat juist de CO2-concentratie beïnvloed wordt door de temperatuur.
In de ijsboormetingen van Groenland en Antarctica volgt CO2 de temperatuur en kan dus geen oorzaak zijn. Ook het IPCC Assessment rapport AR3 (2001) bevestigt dat CO2 achterloopt op de temperatuur. Ole Humlum laat in fig 2 zien dat huidige CO2-schommelingen maanden achterlopen op temperatuurschommelingen van de oceaan. Dat is gevolg van de wet van Henri: CO2 komt vrij uit de warme oceaan en lost weer op in de koude poolzeeën. Deze observatie alleen al is voldoende om de CO2-hypothese te verwerpen. Wat achterloopt kan geen oorzaak zijn.
Fig 2. De toppen van de ‘detrended moving average’ CO2-concentratie volgen na ±6 maanden op de toppen van de warmte van de oceaan [Humlum 2013].
1.4. CO2 is een IR-reactief gas en veroorzaakt daardoor opwarming van de aarde. Dit is de kern van de CO2-hypothese. Deze verhandeling gaat daarom voorbij aan verdere toelichting van bovenstaande drie argumenten, maar richt zich vooral op dit essentiële argument. Het IPCC suggereert een natuurkundig mechanisme met opwarming door infrarood-terugstraling vanuit een CO2-broeikasgasdeken op 10 km hoogte, aan de top van de troposfeer (de tropopauze). Kan de 0,0016% fossiel CO2 de aarde werkelijk opwarmen zoals het IPCC ons dat wil doen geloven?
2. ELEKTRO-MAGNETISCHE (EM) STRALINGSBALANS
Materie warmer dan 0 Kelvin verliest energie door EM-uitstraling (entropie). Golflengte (energie) van EM-uitstraling is afhankelijk van de temperatuur van de uitstralende materie. De zon verwarmt de aarde met korte-golf (hoog-energetische) elektromagnetische straling, deels in het zichtbare gebied. De aarde koelt in de tropopauze af door lange-golf (laag-energetische) infrarood-uitstraling.
Fig 3. LINKS in- en uitgaande stralingsbalans van de aarde (in W/m2) volgens Kiehl en Trenberth. Een ‘broeikasgasdeken’ op 10 km hoogte zou infraroodstraling opvangen en terugstralen, waardoor de aarde zou opwarmen. RECHTS drie onmogelijkheden van de IPCC-stralingsbalans.
IPCC-stralingsbalans. De stralingsbalans van Kiehl en Trenberth ataat centraal in de IPCC CO2-hypothese (fig 3). In geel de inkomende korte-golfstraling van de zon met gedeeltelijke terugkaatsing (albedo). In beige de infrarood uitstraling, waarvan een deel infrarood terugstraalt dat de aarde zou opwarmen (de ‘backradiation’).
Atmosferisch effect. Volgens het IPCC is die broeikasgasdeken noodzakelijk voor het atmosferisch effect. Zonder atmosfeer is de temperatuur van de ‘naakte’ aarde is volgens het IPCC ongeveer -18° C. Mét atmosfeer bedraagt de temperatuur aan het oppervlak gemiddeld 15° C. Dit verschil van 33° C, het atmosferisch-effect, kan volgens het IPCC alleen veroorzaakt worden door een broeikasgasdeken van CO2 (en waterdamp) op 10 km hoogte met terugstraling; het ‘broeikasgaseffect’ (fig 3 rechts). De IPCC-stralingsbalans is het centrale concept van CO2-hypothese, maar gaat mank vanwege een aantal cruciale onmogelijkheden:
2.1. Opwarming door eigen uitstraling. Volgens het IPCC wordt de aarde opgewarmd door de eigen infrarood-uitstraling. Die eigen opwarming zou zelfs tweemaal groter zijn dan opwarming door de zon! Feitelijk zegt het IPCC dat wij de zon helemaal niet nodig hebben; de aarde zou zichzelf kunnen opwarmen. Dat is strijdig met de thermodynamica. Een object kan niet warmer worden door de eigen uitgestraalde warmte. Een thermodeken kan een onderkoeld persoon opwarmen door het verlies van de endogene warmteproductie te beperken, maar wanneer die persoon niet meer leeft, zorgt de deken alleen voor langzamere afkoeling.
2.2. Energie uit niets. De zon brengt 183 W/m2 in de atmosfeer (78+20+84), maar de IPCC-backradiation haalt 342 W/m2 uit diezelfde atmosfeer (fig 3 rechts). Daarmee schept het IPCC energie uit niets en dat kan ook niet volgens de thermodynamica.
2.3. Opwarming van koud naar warm. Volgens het IPCC verwarmt een broeikasgasdeken op 10 km de aarde door infrarood-terugstraling. Dat betekent dat straling vanuit een koud gebied (-50°C) een warmer object (de aarde) nog warmer zou maken. Ook dat is niet mogelijk. Wat is er mis? Het IPCC schema van Kiehl en Trenberth rekent EM-stralingsenergie als warmte. Maar EM-Straling is geen warmte, maar een energie-transport. EM-stralingsenergie kán in warmte worden omgezet, maar pas nadát materie de straling absorbeert. Absorptie van EM-straling is afhankelijk van energieverschil en resonantie.
Energieverschil en resonantie: ‘koude’ atomen en moleculen kunnen fotonen uit warmere bron absorberen, waarna de interne energie toeneemt, wat als warmte wordt ervaren. Andersom kan dat niet. Een koelkast van -10° C straalt 231 W/m2 infrarood uit, maar die energie kan een ijsblokje van 0° C niet doen smelten. Er is in de atmosfeer dus wel IR-terugstraling, gerelateerd aan de temperatuur van CO2 en vooral van watermassa’s in de atmosfeer, maar die ‘koudere’ IR-terugstraling kan een warmer aardoppervlak niet nóg warmer maken. Absorptie van fotonen door materie is afhankelijk van resonantie met de natuurlijke (eigen) frequenties of vibratie van de materie. Wanneer absorptie niet mogelijk is volgt reflectie, verstrooiing of passage met gering energieverlies (fig 4).
Fig 4. Twee brokken koolstof met hetzelfde opvallende zonlicht. LINKS koolstofatomen in antraciet absorberen vrijwel alle zichtbare zonlichtfrequenties. Het brok antraciet is daarom zwart. RECHTS koolstofatomen in diamant-structuur hebben blijkbaar onvoldoende vrijheid voor resonantie met zonlichtfrequenties, waardoor de fotonen reflecteren, verstrooien of zonder veel energieverlies dwars door het brok koolstof passeren.
Het IPCC-concept van opwarming door IR-backradiation moet verworpen worden. Het klopt niet. Maar hoe zit dat dan met het atmosferisch effect? Het broeikaseffect met broeikasdeken zou toch nodig zijn om het atmosferisch effect te verklaren, aangezien er geen andere verklaring zou zijn? Maar dat klopt ook niet: metingen wijzen wel degelijk op een natuurlijke oorzaak voor het atmosferisch effect. De onmogelijke CO2-broeikasgas theorie is niet nodig om ons warm te houden.
3. ATMOSFERISCH EFFECT.
Een tweetal onderzoeken maakt duidelijk dat het atmosferisch effect niet gevolg is van CO2, maar van de afstand tot de zon en dikte van de atmosfeer (zwaartekracht).
3.1. Robinson en Catling (R&C) zien in metingen van NASA dat alle planeten met dikke atmosfeer een tropopauze kennen (omslag van de thermale gradiënt) bij eenzelfde druk (0.1 bar), onafhankelijk van de samenstelling van de atmosfeer, dus ook onafhankelijk van broeikasgassen (fig. 5 links). Zij kunnen de druk-afhankelijke thermale gradiënt alleen verklaren doordat de atmosfeer bij hogere druk en grotere dichtheid relatief ‘ondoorzichtig’ is voor infrarood (IR)-straling [Robinson 2014]. De gemiddelde afstand die IR-straling in de atmosfeer aflegt vóór ze door CO2, maar vooral door waterdamp wordt geabsorbeerd, de ‘free path’, is rond 25 m. Aan het oppervlak is die afstand veel korter, in de ijle tropopauze veel langer. Een broeikasgasmolecuul dat infrarood heeft geabsorbeerd kan die energie wel weer uitstralen, maar dat duurt even en in een dichte atmosfeer is dat molecuul de energie al een miljoen maal eerder kwijt door botsingen (conductie) met de omgeving van stikstof en zuurstof (lucht). Zo transporteert lucht de warmte door convectie naar de tropopauze, een relatief traag proces. In de troposfeer domineert geen straling, maar conductie en convectie, met turbulentie weer en wolken, zoals beschreven door de Navier-Stokes vergelijkingen. In de ijle tropopauze overheerst (uit)straling. In de tropopauze draagt CO2 bij aan afkoeling van de aarde.
Fig 5. LINKS: ROBINSON&CATLING: De tropopauze (omslag van de thermale gradiënt) ligt bij alle planeten met dikke atmosfeer rond de 0.1 bar, onafhankelijk van de samenstelling van de atmosfeer [Robenson 2014].
RECHTS: NIKOLOV&ZELLER: Berekening van de temperatuur van een aantal planeten met atmosfeer door dimentionale analyse, met alleen afstand tot de zon en druk aan het oppervlak, dus zonder broeikasgas [Nikolov 2017].
3.2. Nikolov en Zeller (N&Z) bevestigen langs geheel andere weg de bevindingen van R&C. Nikolov en Zeller voorspellen met uiterste nauwkeurigheid de temperatuur aan het oppervlak van een aantal planeten rond de zon met een empirisch natuurkundig model, een dimensionale analyse op grond van NASA-metingen. De rode regressielijn voorspelt met grote precisie de temperatuur aan het oppervlak van de planeten (groen), zoals door NASA gemeten. Hun model berekent de temperatuur door middel van afstand tot de zon en druk aan het oppervlak van de planeet (afhankelijk van dikte van de atmosfeer en zwaartekracht). In hun model was aanvankelijk ook de samenstelling van de atmosfeer opgenomen, met broeikasgassen en CO2, maar de precisie is het grootst zonder broeikasgassen [Nikolov 2017]. Influx van zonenergie, dikte van de atmosfeer (zwaartekracht-geïnduceerde adiabatische warmteverdeling) en een traag energietransport door convectie verklaren het atmosferisch effect. Broeikasgassen zijn daarvoor niet nodig
De adiabatische temperatuurverdeling over de verticale luchtkolom tot aan de tropopauze is aan het eind van de 2e wereldoorlog is gemeten en vastgelegd in de ‘US-Standard Atmosphere’. Moleculair densiteitsverschil als gevolg van zwaartekracht veroorzaakt een warmteverdeling van tropopauze naar oppervlak, de thermale gradiënt: ijl en koud op 10 km hoogte (-50° C) en warm (15° C) door compressie aan het oppervlak. Ook op Venus (97% CO2) blijkt de temperatuur niet CO2, maar druk-afhankelijk: wanneer de afstand tot de zon in aanmerking wordt genomen is de Venus-temperatuur op een hoogte van 1 bar vergelijkbaar met die aan het oppervlak van de aarde (0,04% CO2).
De dikte van de atmosfeer verklaart het atmosferisch effect. Er is er geen plaats voor een ‘broeikasgas’-hypothese. Beide tegelijk is niet mogelijk. Ook op grond van de observaties van R&C en N&Z moet de CO2-hypothese verworpen worden.
4. EFFECT VAN CO2
CO2 absorbeert van het (blackbody) infraroodspectrum van 4 tot 40 μm dat de aarde uitstraalt slechts een beperkt gebied rond de 15 μm. Zelfs volgens IPCC-berekening met haar onmogelijke IR-backradiation, heeft CO2 nauwelijks effect hebben op het klimaat. Verdubbeling van CO2 aan het eind van deze eeuw maakt de aarde volgens IPCC-berekening slechts ± 1° C warmer. Dat komt omdat het CO2-effect allang ‘verzadigd’ volgens de wet van Lambert-Beer. Paul Crutzen (Ozon Nobelprijs 1973), directeur Max Planckinstituut Berlijn, schrijft in zijn boek ‘Chemie der Atmosphäre’ (1994): “Es gibt bereits so viel CO2 in der Atmosphäre, zusätzliches CO2 spielt keine Rolle mehr” (Spektrum Akademischer Verlag, S. 414). Waar komt de ‘onstuitbare catastrofale’ opwarming van de aarde volgens het IPCC dan wel vandaan?
4.1 Waterdamp Amplificatie. Volgens het IPCC versterken waterdamp (en wolken) het minimale effect van CO2 door positieve terugkoppeling. Volgens het IPCC veroorzaakt geringe temperatuurstijging, een stijging van de waterdamp concentratie volgens de wet van Clausius-Clapeyron (dat klopt). Vervolgens veroorzaken méér waterdamp en wolken volgens het IPCC méér warmte (waterdamp is het belangrijkste broeikasgas), met als gevolg méér waterdamp en méér warmte. Door de waterdamp-amplificatie zou de broeikasgasdeken op 10 km warmer zijn dan de naaste omgeving: de ‘hotspot’. De positieve terugkoppeling zou na overschrijden van een ‘tipping point’ een onstuitbare catastrofale opwarming veroorzaken, een circulus vitiosus (volgens het IPCC).
CO2-regelknop. Het IPCC dat schrijft dat wij CO2 moeten beschouwen als een ‘regelknop’, een thermostaat waarmee de mens instaat is de atmosfeer te verwarmen, waarna de atmosfeer de aarde verwarmt. Voor dit middeleeuwse antropocentrische denken is in de IPCC Assessment Reports geen bewijs te vinden. Een netto positieve terugkoppeling van het waterdamp/wolken-complex bestaat niet. De beweringen, de amplificatie en de broeikasgasdeken (hotspot), kunnen wel getoetst worden aan de werkelijkheid. Zonder waterdamp-amplificatie geen CO2-hypothese en geen catastrofale opwarming.
Waterdamp amplificatie. In de natuur is geen waterdamp amplificatie te vinden zoals het IPCC dat beschrijft. Waterdamp kan bij koude voor warmte zorgen, maar tijdens de hondsdagen zomer 2018 verklaarde het KNMI dat de warmte (35° C) gevolg was van juist heel weinig waterdamp in de atmosfeer (34%, Normaal 75%). Dat is tegengesteld aan de bewering van het IPCC. Ook het fenomeen landklimaat versus zeeklimaat (‘s-winters warmer en ‘s-zomers koeler) duidt niet op catastrofale onstuitbare opwarming, maar op een mitigerend, stabiliserend effect van watermassa’s in de atmosfeer. Ook elders ziet men geen opwarming door water en waterdamp. De provincie Mawsynram in de deelstaat Meghalaya (India) kent de meeste neerslag op aarde: 10 m per jaar (wereldwijd gemiddeld 1 m), kortom een ideaal IPCC-broeikas gebied. Maar Masynram heeft een gemiddelde temperatuur van 17° C ondanks de overvloed aan wolken en waterdamp. De gemiddelde temperatuur in sommige delen in de Sahara op dezelfde breedtegraad bedraagt 30° C, ondanks een neerslag van gemiddeld 200 mm. Dit pleit opnieuw sterk tegen de IPCC-amplificatie door waterdamp. De Amerikaanse overheidsdienst SUFRAD brengt de relatie tussen temperatuur en waterdamp getalsmatig in beeld:
Tabel 2. NOAA SUFRAD (Surface Radiation Monitoring), https://data.nodc.noaa.gov/cgi-bin/iso?id=gov.noaa.ncdc:C00540. BREHMER (2017). SURFRAD Data Falsifies The “Greenhouse Effect” Hypothesis https://principia-scientific.org/surfrad-data-falsifies-the-greenhouse-effect-hypothesis/
De gemiddelde temperatuur in Desert Rock (Nevada) bedraagt in de maand augustus 2018 31° C, bij een specifieke vochtigheid van 5.5 g/Kg. Op dezelfde breedtegraad was de gemiddelde temperatuur in Goodwin Creek (Missouri) in diezelfde maand 25° C, ondanks een driemaal hogere luchtvochtigheid. Waterdamp verwarmt bij koude, maar koelt bij warmte. Het waterdamp-wolkencomplex heeft een belangrijke stabiliserende functie met negatieve terugkoppeling bij warmte. Waterdamp veroorzaakt géén onstuitbare catastrofale opwarming door ‘amplificatie’ en circulus vitiosus.
4.2. Broeikasgasdeken (hotspot). De IPCC-modellen voorspellen op 10 km hoogte een gebied, de broeikasgasdeken, dat door CO2 en waterdamp warmer is dan de omgeving (hotspot). Vanuit deze hotspot zou de aarde door infrarood-terugstraling verwarmd worden. De modelmatig berekende hotspot wordt expliciet afgebeeld (figuur 6 links) in het IPCC-assessmentrapport AR4 (2007).
Fig 6 LINKS: de broeikasgasdeken (hotspot) volgens voorspelling van de IPCC, op 10 km boven de evenaar.
RECHTS: 28 miljoen metingen van weerballonen in de afgelopen 60 jaar [CCSP report 2006].
Figuur 6 Toont links de IPCC-hotspot zoals berekend door klimaatmodellen op grond van de CO2-hypothese. Rechts de gemeten werkelijkheid door weerballonnen, die tot in de stratosfeer reiken. In de afgelopen 60 jaar is op 10 km met 28 miljoen metingen geen ‘hotspot’ aangetoond. Ross McKitrick en John Christy duidden de ‘hotspot’ als falsificeerbare stelling van het IPCC en formuleerden een nulhypothese. Alle modellen voorspellen op 10 Km méér warmte dan de observaties. De verschillen zijn in meerderheid statistisch significant. Hiermee verwerpen McKitrick en Christy de nulhypothese en daarmee de broeikasgasdeken als belangrijkste onderdeel van de CO2-hypothese [McKitrick 2018].
5. IPCC-VOORSPELLINGEN
De CO2-hypothese is ongeloofwaardig en moet om meerdere redenen verworpen worden: 1) CO2 volgt de temperatuur en kan geen oorzaak zijn, 2) Het atmosferisch-effect is gevolg van zwaartekracht en kan niet ook nog gevolg zijn van de onbewezen CO2-hypothese, 3) IR-Stralingswarmte uit koud gebied kan een warmer gebied niet verder opwarmen, 4) CO2 veroorzaakt ook na verdubbeling slechts minimale opwarming, 5) Wolken en waterdamp veroorzaken netto koelte, geen opwarming, dus ook geen ‘amplificatie’ van het minimale CO2-effect, 6) Er is géén hotspot aantoonbaar (nulhypothese!). Ondanks dit alles doet het IPCC voorspellingen met klimaatmodellen die alle berusten op de ongeloofwaardige CO2-hypothese.
Fig 7. IPCC-voorspellingen (Rood, gemiddelde van 102 ’runs’). Blauw en groen metingen van de werkelijkheid door weerballonnen en satellieten. Bron: Christy JR (2015) Alabama Huntsville. Modeloutput: KNMI Climate explorer.
Figuur 7 illustreert een verschil van ±0.6° C tussen de voorspelling van IPCC-klimaatmodellen en de gemeten werkelijkheid. Een enorm verschil aangezien de totale temperatuurstijging sinds 1880 slechts ±0.8° C bedraagt. Desondanks beoordeelt het IPCC haar modellen als 95% nauwkeurig. Waarschijnlijk kijkt het IPCC alleen naar Precisie (de onderlinge spreiding van de modellen) en niet naar ‘Accuraatheid’ (de juistheid waarmee het model de gemeten werkelijkheid zou moeten voorspellen). De modellen kloppen niet met de werkelijkheid en wetenschappers van het IPCC weten dat. In het IPCC Assessment Report 5 (2013) kunt u lezen: “There is high confidence that most models overestimate the warming trend.” en “The cause of this bias remains elusive.” (IPCC AR5 WG1 Chap 9.4.). In een eerder rapport (2007) schrijft het IPCC ook waaróm de voorspellingen niet kloppen: “We should recognise that we are dealing with a coupled nonlinear chaotic system, and therefore that the long-term prediction of future climate states is NOT POSSIBLE.” (IPCC AR4 WG1 Chap 14.2.2).
De modellen voorspellen dus onzin, ook volgens het IPCC. De eminente theoretisch-fysicus Richard Feynman schreef daarover: “It doesn’t matter how beautiful your theory is, It doesn’t matter how smart you are. If it doesn’t agree with experiment, it’s wrong.” De CO2-hypothese is fout, zo simpel is dat.
Als de IPCC CO2-hypothese fout is, zijn er dan geen andere oorzaken voor klimaatverandering?
Het IPCC heeft de afgelopen 40 jaar nauwelijks naar andere (natuurlijke) oorzaken gezocht omdat haar opdrachtgever, de VN al op voorhand overtuigd was van de oorzaak: de schuldige mens met fossiele CO2. De opdracht aan het IPCC luidde derhalve: ‘To assess information that is relevant in understanding human-induced climate change, its potential impacts, and options for mitigation and adaptation.” (http://www.ipcc.ch/ipccreports/tar/wg2/index.php?idp=22 eerste alinea). Het IPCC ‘onderzoek’ berust op een vooringenomen standpunt, een doodzonde in de echte wetenschap.
6. NATUURLIJK OORZAKEN VOOR KLIMAATVERANDERING
De belangrijkste kandidaten voor natuurlijke klimaatverandering zijn zon en water (in al haar natuurkundige aggregatiefasen).
6.1. Invloed van de zon. Zon heeft volgens het IPCC geen invloed op het klimaat (fig 8) omdat de energie fluctuatie van het zichtbare licht tijdens de 11-jarige Schwabe-cyclus slechts 0.2% bedraagt. Dat zou te weinig zijn om belangrijke temperatuurveranderingen te verklaren. Maar het IPCC vergeet de enorme warmtecapaciteit van de oceaan en ook de veel energierijkere UV-straling, die 15% fluctueert en belangrijke invloed op het klimaat kan hebben, mogelijk via Ozon aan de polen, waar tijdens de poolwinter de stratosfeer bijna tot aan het oppervlak reikt.. Ook de invloed van zonnewind op de magnetosfeer van aarde en zon, met mogelijk invloed op kosmische straling en wolkenvorming, zou volgens het IPCC geen rol mogen spelen.
Fig 8. Invloed van de Zon op het klimaat is volgens het IPCC verwaarloosbaar in verhouding tot de invloed van de mens. Invloed van UV-straling en zonnewind worden door het IPCC buiten beschouwing gelaten.
Ondanks alle IPCC-twijfel over de invloed van de zon op het klimaat, toont paleoklimatologisch onderzoek over de afgelopen 415 jaar sinds 1600, een aardige correlatie tussen zonactiviteit en het klimaat. Zonactiviteit, zoals gemeten door zonnevlekken, loopt gelijk op met de temperatuur van het noordelijk halfrond (fig 9 links). Ook in de afgelopen 150 jaar toont de zon een correlatie met de temperatuur van het noordelijk halfrond (fig 9 rechts). Een correlatie kan duiden op een oorzakelijk verband, maar een oorzakelijke mechanismen zijn nog niet duidelijk, onder meer omdat in de afgelopen 40 jaar het onderzoek naar CO2 prevaleerde.
Fig 9 LINKS: Paleoklimatologie. Zonactiviteit volgens zonnevlekken en temperatuur noordelijk halfrond [Scafetta 2006].
RECHTS: Zonactiviteit (instraling) in relatie tot de temperatuur aan het noordelijk halfrond [Soon 2005].
Er is ook duidelijke invloed van de 11-jarige zoncyclus op ‘weers’omstandigheden zoals hieronder te zien is met links de regenval in Europa, in dit geval met een vertraging (lag) van 17 maanden, omdat het effect via oceaanstroming, de Atlantic Multidecadal Oscillation (AMO), wordt overgebracht. Rechts de invloed van de 11-jarige zoncyclus op het zee-niveau door uitzetting van het warmere water.
Fig 10. LINKS: Invloed van 11-jarige zonactiviteit (zonnevlekken) op neerslag in Europa [Laurenz 2019].
RECHTS: Invloed van 11-jarige zoninstraling op het zee-niveau [Shaviv 2008].
6.2. Modulatie door Waterplaneet. De correlatiecoëfficiënt van zon en temperatuur is niet groot en niet constant, maar het is duidelijk dat de zon wel veel méér invloed heeft dan het IPCC denkt. De aarde ontvangt de meeste zonenergie aan de evenaar, waar de zon haar korte golf-energie loodrecht instraalt.
Onze waterplaneet (70% oceaan, 60% wolken en 10% ijs) verzet zich tegen de inkomende energieflux door gemiddeld 30% terugkaatsing (fig 11). Kortegolf zonstraling die de wolken passeert kan de oceaan tot een diepte van 200 meter binnendringen, alvorens ze geabsorbeerd wordt en in interne energie omgezet, waarna de oceaan met haar hoge warmtecapaciteit de energie vertraagd over de rest van de planeet verspreidt.
De zon verwarmt de oceaan (de atmosfeer kan dat niet omdat infrarood niet dieper dan een enkele micrometer in water doordringt). Vervolgens verwarmt de oceaan de bovengelegen atmosfeer, de luchtmassa’s zetten uit, worden door rotatie en corioliskrachten in beweging gebracht in de richting van de polen (Hadley cells). Terugkerende passaten brengen de oceaan in beweging. Het massale warmtetransport via atmosfeer en oceaanstromingen verspreidt de zonnewarmte met vertragingen over de aarde. De vertragingen kunnen daarbij oplopen tot maanden of jaren (men schat de omlooptijd van de thermo-haliene circulatie op 600-1000 jaar). Als gevolg van de vertragingen mag men niet altijd eenduidige korte-termijn relaties verwachten tussen een wisselende insolatie en de temperatuur.
Fig 11. Zoninstraling aan de evenaar, albedo effect en warmtetransporten in atmosfeer en oceaan van evenaar naar de polen.
Een albedo van 30% doet vermoeden dat een beetje méér of minder wolken belangrijke invloed kan hebben op de temperatuur. Dat effect wordt inderdaad gemeten. Fig 12 toont een omgekeerd evenredige relatie tussen het tropisch wolkendek en de temperatuur aan het aardoppervlak.
Fig 12. Omgekeerd evenredige relatie tussen het tropisch wolkendek en de temperatuur wereldwijd. Bron: ISCCP (Internat. Satellite Cloud Climatology Project) en HadCRUT3 (dataset of global historical surface temperature anomalies) Hadley Centre Metoffice UK.
Na opwarming door de zon raakt de aarde in de tropopauze haar warmte kwijt door infrarood-uitstraling. Volgens de CO2-hypothese wordt deze IR-uitstraling door een broeikasgasdeken opgevangen en naar de aarde teruggestraald, waardoor deze opwarmt. Deze hypothese is in het voorgaande op uiteenlopende manier weerlegd, maar vanwege het belang van de zaak kan het volgende onderzoek daar nog wel bij. Richard Lindzen en Yong-Sang Choi relateren in figuur 13 links de temperatuur van het oceaanoppervlak (HadSST3), gedurende een periode van 13 jaar met de uitgaande infraroodstraling aan de top van de atmosfeer, zoals gemeten door NASA’s ERBE-satelliet (Earth Radiation Budget Experiment Experiment).
Fig 13. LINKS de gemeten recht-evenredige relatie tussen zon-opwarming en IR-uitstraling. RECHTS de modelmatige omgekeerd-evenredige relatie tussen infrarood-verwarmde aarde en IR-uitstraling volgens de CO2-hypothese [Lindzen 2009].
Lindzen en Choi beschrijven een recht-evenredige relatie tussen oppervlaktewarmte en IR-uitstraling. Wanneer de zon de aarde verwarmt, straalt de aarde méér infrarood uit. Wanneer ze afkoelt straalt ze minder uit (fig 13 Links). Daarentegen projecteren alle klimaatmodellen een omgekeerd-evenredige relatie tussen de oppervlaktewarmte en IR-uitstraling (fig 13 Rechts). De IPCC CO2-hypothese schrijft immers voor dat het oppervlak wordt opgewarmd door infrarood-terugstraling vanuit de tropopauze, waardoor minder infrarood kan worden uitgestraald. De modellen zijn opnieuw strijdig met de gemeten werkelijkheid.
Cumulonimbus gordel, thermostaat van de aarde. Nu het eenieder duidelijk zal zijn dat de monocausale CO2-hypothese faalt, graag nog uw aandacht voor een prachtig klimatologisch fenomeen: de Cumulonimbus gordel, de thermostaat van de aarde, die ook geen rol mag spelen in de IPCC CO2-hypothese.
Fig 14. Deze satellietfoto van de aarde toont langs de evenaar, waar de zon preferent de meeste energie inbrandt, een band van wolken, de cumulonimbusgordel van cumulonimbusformaties.
Veel satellietfoto’s van de aarde, de een fraaier dan de ander, tonen een wolkenband langs de evenaar, de plaats waar de aarde de meeste zonenergie invangt. De vlekjes op de foto’s zijn gigantische cumulonimbus wolkenformaties, die meestal aan het eind van de dag boven het hete oceaanoppervlak (en het tropisch oerwoud) langs de evenaar door verdamping ontstaan en het verhitte gebied afkoelen met regen en tropische stortbuien. De formaties reiken tot in de stratosfeer. Zij zuigen lucht aan over het hete oceaan-oppervlak, waardoor verdamping belangrijk toeneemt. De hete lucht stijgt met waterdamp (latente warmte) in de schoorstenen omhoog.
Fig 15. Cumulonimbusformatie: luchtstroom over de hete oceaan bevordert verdamping. Lucht en waterdamp (latente warmte) stijgt omhoog. Op 3-5 km condenseert de waterdamp. Condensatiewarmte blijft achter en straalt uit. Droge lucht keert terug naar het aardoppervlak aan weerszijde van de cumulonimbusgordel en bevordert in de subtropen een effectieve infrarooduitstraling.
Op 3-5 km condenseert de waterdamp en regent uit. De condensatiewarmte verlaat de aarde als zwakke infrarode straling. Vanwege de kou op die hoogte is uitstraling niet echt effectief. Maar de lucht hoog in de cumulonimbusformatie is na condensatie en uitregenen kurkdroog. De droge lucht keert aan weerszijden van de cumulonimbusgordel terug naar de aarde, ten noorden en ten zuiden van de evenaar. De warme subtropische gebieden noord en zuid van de cumulonimbusgordel kunnen door de droge atmosfeer infrarood van veel lager (warmer) niveau, dus veel efficiënter uitstralen. Wijlen dr ir Noor van Andel noemde dit fenomeen de ‘thermostaat van de aarde’. NASA’s infraroodsatelliet bewijst het bestaan van de thermostaat van de aarde (fig 16).
Fig 16 Thermostaat van de aarde. NASA IR–satelliet met infrarood uitstraling aan de top van de atmosfeer (TOA). Efficiënte uitstraling in de droge subtropische regio’s Noord en Zuid van de evenaar is duidelijk gescheiden door minder efficiënte uitstraling in het gebied van de cumulonimbusgordel langs de evenaar.
CONCLUSIE
1. CO2 volgt de temperatuur en kan geen oorzaak zijn.
2. Volgens het IPCC verwarmt infrarood-terugstraling de aarde tweemaal méér dan de zon.
3. De IPCC-stralingsbalans genereert Energie uit Niets.
4. IR-Stralingswarmte uit een koud gebied kan een warmer gebied niet verder opwarmen.
5. CO2 veroorzaakt -volgens IPCC-berekening- na verdubbeling slechts minimale opwarming.
6. Wolken en waterdamp veroorzaken netto koelte, geen opwarming, dus ook geen ‘Amplificatie’.
7. Er is géén broeikasgasdeken (hotspot) aantoonbaar: de hotspot is door metingen gefalsificeerd.
8. IPCC-klimaatmodellen kloppen niet met de werkelijkheid en zijn daarom fout volgens Feynman.
9. De CO2-hypothese houdt geen rekening met de zon, dag-nacht wisselingen, wolken, de oceaan met haar hoge warmtecapaciteit, de massale warmtetransporten door atmosfeer en oceaanstromen, of met de cumulonimbusgordel, de ‘thermostaat van de aarde’.
10. De CO2-hypothese berust voornamelijk op computermodellen en houdt geen rekening met de werkelijkheid. Het klimaat is een chaotisch complex systeem volgens Edward Lorenz; het klimaat is de resultante van interactieve niet-lineaire invloeden, waarvan velen nog onbekend. Volgens Lorenz is een dergelijk chaotisch complex systeem in principe onvoorspelbaar. Dat geldt temeer wanneer men het gros nog niet weet. Het klimaat is heel veel méér dan een simpele monocausale CO2-hypothese.
11. De CO2-hypothese is niet nodig als verklaring van het ‘atmosferisch effect’. Het atmosferisch effect is niet gevolg van CO2, maar van de dikte van de atmosfeer.
De monocausale CO2-hypothese is onbewezen en ongeloofwaardig. Klimaatverandering is gevolg van natuurlijke oorzaken:
1. Zon verwarmt de aarde, convectie brengt de warmte in de tropopauze, waar ze kan worden uitgestraald.
2. Lange termijn klimaatveranderingen (ijstijden) zijn gevolg van afstand en stand van de aarde tot de zon.
3. Klimaatveranderingen op kortere termijn zijn gevolg van zoncycli.
4. De waterplaneet moduleert zon-energie middels albedo en warmtecapaciteit van de oceaan.
5. Dan zijn er nog (lange termijn) geologische invloeden waarvan het belang nog onderbelicht is.
CO2 is onschuldig aan klimaatverandering. De strijd tegen verspilling van energie, verspilling van grondstoffen en vervuiling van het milieu is fantastisch en noodzakelijk. Maar de strijd tegen CO2 hoort daar niet bij. Bestrijding van CO2, berust op niet-gevalideerd onderzoek. CO2 is geen ‘vervuiling’. Wij zíjn CO2. Zonder voldoende CO2 sterft alle hogere leven op aarde.
Referenties
CCSP Report (2006). Temperature Trends lower Atmosphere (Weather balloons). Chap 5, Pg116.
https://downloads.globalchange.gov
HARDE H. (2017). Scrutinizing carboncycle and CO2 in the atmosphere. Global and Planetary Change 152 (2017) 19–26).
HUMLUM O. et al (2013). The phase relation between atmospheric carbon dioxide and global temperature. Global and Planetary Change, 100 51–69
LAURENZ L et al (2019). Influence of solar activity changes on European rainfall. Journal of Atmospheric and Solar-Terrestrial Physics. doi:10.1016/j.jastp.2019.01.012
LINDZEN & CHOI (2009). On the determination of climate feedbacks from ERBE data. Geophysical Research Letters, 36, L16705, doi:10.1029/2009GL039628, 2009
McKITRICK & CHRISTY (2018). A Test of the Tropical 200-300 hPa Warming Rate in Climate Models. American Geophysical Union. Earth and Space Science, 5, 529–536. https://doi.org/ 10.1029/2018EA000401)
NIKOLOV & ZELLER (2017). New Insights on the Physical Nature of the Atmospheric Greenhouse Effect Deduced from an Empirical Planetary Temperature Model. Environ Pollut Climate Change 2017, 1:2)
ROBINSON & CATLING (2014). Common 0.1 bar tropopause in thick atmospheres set by pressure-dependent infrared transparency. Nature Geoscience. Vol 7. www.nature.com/naturegeoscience.
SCAFETTA & WEST (2006). Phenomenological reconstructions of the solar signature in the Northern Hemisphere surface temperature records since 1600. Journal of Geophysical Research, 112, D24S03, doi:10.1029/2007JD008437
SHAVIV NJ (2008). Using the oceans as a calorimeter to quantify the solar radiative forcing. Journal of Geophysical Research, vol. 113, A11101, doi:10.1029/2007JA012989
SOON WWH (2005).Variable solar irradiance as a plausible agent for multidecadal variations in the Arctic-wide surface air temperature record of the past 130 years. Geophysical Research Letters, 32, L16712, doi:10.1029/2005GL023429,
Dirk
Ik kan alle punten nagaan maar dat doe ik niet want dat is teveel werk/
net op punt 1) kan ik jou al in een heel andere richting sturen:
\
bv. we weten dat vulkanische uitbarstingen grote hoeveelheden CO2 de lucht in stuurt. Dat is de [katastrofische] reden waarom jij en ik bestaan, eigenlijk Bij minder als 280 ppm CO2 in de atmosfeer kan [carbon] leven helemaal niet bestaan.
Wat is de veranderlijke in vulkanisme?///waar?
Gaat het niet misschien hier over het binnenste van de aarde? Gesmolten ijzer. zoals een magneet. Als je nou een grote magneet in de ruimte hebt [de zon], denk je niet dat het binnenste van de aarde zich daarna gaat richten? Daarom dat de magnetische noord pool verandert. Sterk in NO richting, de laatste 100 jaar.. Daarom dat ik geen verwarming kan vinden in het SH maar wel in het NH? Of heeft iemand een andere verklaring?
Ik heb een sterk gevoel dat vanwege de huidige klimaats veranderingen, LA / SF weer volgende op de lijst ligt voor een grote aardbeving.
Henryp,
Er zijn periodes geweest waarin vulkanisme het CO2 gehalte in de atmosfeer aanzienlijk verhoogde, veel meer dan wat de menselijke uitstoot nu is, zie bv deccan traps, siberirian traps.
In het huidige tijdsbestek speelt vulkanisch CO2 vergeleken met antropogeen CO2 geen enkele rol.
Dirk
dat kan je niet weten, meten, dus je kan die stelling niet maken,
want niemand weet hoeveel vulkanische activiteit er op de bodem van de oceanen is?
Waarom ik twijfel aan Lewis? De optische dichtheid van de atmosfeer drukken we uit in procenten. Bij de huidige ligt die bij de huidige waterdampspanning bij heldere hemel bij 70 % Met de stralingwetten in situ toegepast zou de oppervlaktetemperatuur in de lente op 30 NB nabij de 100 C liggen. Bij de huidige oppervlaktetemperatuur van de oceaan (26 C) zou 30 % OD eenheden voldoende zijn om die op te wekken. De watercyclus koelt het oppervlak en compenseert dus 40 % OD eenheden. De zoninstraling varieert overdag van 828 tot 0 W/m2. De oppervlakte uitstraling varieert van dag+ nacht van 418 tot 414 W/m2. 2*CO2 zou theoretisch de uitstraling van het oppervlak met ca 3 W/m2 verminderen. Dat geeft het nodige te denken over de koelmechanismen die in het zeer dynamische systeem aan het werk zijn. We onderscheiden er tenminste vijf naast elkaar. De korte dag-nacht wisseling, de afscherming van zonlicht door wolkbedekking, verwijdering van voelbare warmte door de lucht (thermiek), van latente warmte door waterverdamping, en opslag onder het oppervlak gedurende de zomer die in de winter weer naar boven komt. Opwarming en afkoeling wisselen elkaar voortdurend op een ingewikkelde manier af en op zee (70% van het oppervlak) anders dan op het land.
Arthur,
de optische dichtheid? Je bedoelt waarschijnlijk optische dikte? Het begint dus alweer direct heel slordig. De optische dichtheid hangt af van Rayleigh scattering, aerosolen en absorptie van gassen in de atmosfeer. Rayleigh scattering hangt af van temperatuur en druk. Om aan dat alles één getalletje te hangen van 70% lijkt me vrij onzinnig. De variabiliteit van dat getal is enorm.
En de rest van het verhaal is geen touw aan vast te knopen. Het verbaast me dan ook niets dat niemand hier verder op reageert. De dagelijkse dag zit prima in de huidige GCM’s. Geen GCM die de aarde laat koken.
Ronald, ik geef toe, dat dit allemaal mijn pet te boven gaat. Op al die technische, natuurkundige zaken kan ik geen zinnig commentaar geven.
Maar Johan, dat hoeft toch ook helemaal niet. Je kunt nu eenmaal niet alles doorgronden. Ieder z’n vak.
Ja maar kijk wie trekt er zich wat van aan als de burger steeds weer opnieuw gebombardeerd worden met deze onzin waar ze zeer ongerust van worden.
Altijd dit maar nooit eens de andere kant belichten.
https://www.scientias.nl/gevolgen-van-klimaatverandering-worden-steeds-duidelijker-merkbaar/
Leuk dat er door sommigen een echt inhoudelijke discussie wordt gevoerd en dat op basis van een artikel dat ik zeer de moeite waard vond. Al was het alleen maar omdat het de kwestie eens vanaf een andere kant bekijkt en dogma’s aan de kaak stelt.
Robert Dijkgraaf geen spat veranderd; voorzorgprincipe als vangnet voor z’n
Salonfähig keit.
hehh???
het vriest hier!
meer info?
peter r. Het vriest
Inderdaad, je moet wat doen om in de picture te blijven.
parkeer je auto in het zonnetje.
Binnen wordt het 70grC terwijl het buiten 25grC is.
In de auto een broeikas, erbuiten dus afkoeling van maar liefst 45grC.
Klimaat-/energie-waanzin in de opvolgende kabinetten Rutte in combinatie met de dwingende Crises & Herstelwet, waarbij burger / democratische inspraak volledig buitelspel is gezet, leidt nu ook tot intolerantie, bedreigingen en zelfs criminele subversie, tegen windmolens en andere duurzame uitwassen.
Niet goed te praten is crimineel handelen / gedrag.
Intolerantie, bedeigingen, chantage en criminele subversie zijn wel de overbekende beruchte traditionele handelswaar van GreenPeace tegen de fossiele fabrikanten en leveranciers, waarmee ze als beinvloeder van de politiek groot zijn geworden.
Het blijkt nu toenemend gekopieerd door deze intolerante, boze en losgeslagen burgers in verzet tegen de gesubsidieerde klimaatprofiteurs van zinloos “klimaat”/energie-beleid en tegen de ondemocratische “Crises en Herstelwet”
Afkeurenswaardig, zeker !!! Begrijpelijk misschien!! Te verwachten, dat wel!
https://www.elsevierweekblad.nl/nederland/achtergrond/2019/03/turbineterreur-verzet-tegen-komst-windmolenparken-steeds-grimmiger-680198/
Je mag wel meedenken met de politiek. Maar oh wee als je tegendenkt!
Alhoewel het Japanse JMA CO2 en andere ‘greenhouse gassen verantwoordelijk ‘houdt voor het vasthouden van warmte stelt het instituut ook het volgende: “(…) changes in infrared and solar radiation are a factor behind long-term climate change, although their impact on the climate is not fully understood due to the enormous number of processes involved and the complex relationships that link them.”
Ik heb het niet verzonnen. Het JMA wel. Dus misschien een boodschap voor alle betwetende beta’s: We weten nog lang niet alles!
Het zijn vooral de ideologisch gebrainwashte Alpha’s en de Gamma’s die de klimaathoax hebben opgelift tot de huidige effectloze klimaat-/energie-gekte, Johan D.
Het zijn vooral de ideologisch gebrainwashte Alpha’s en de Gamma’s die het AGW-negationisme hebben opgelift tot de huidige anti-wetenschappelijke, populistische stemmingmakerij-gekte, Scheffer
(Ja Scheffer, ook ik kan zo’n dooddoeners schrijven. Onderbouwing niet nodig, gewoon keihard je eigen blinde overtuiging ventileren)
Probeer nu eens constructief te reageren. Ga eens in op de inhoud van het artikel of de reacties. Ga eens in op de vraag die al die zelfverklaarde ‘sceptici’ hier hard proberen te ontwijken:
Het IPCC bestaat uit merendeel Alpha’s en Gamma’s, zoals Donna LaFramboise de “wetenschappelijke” organisatie samenstelling van het IPCC analyseerde en bewees.
Richard Tol: “ LaFramboise shines a hard light on the rotten hart of the IPCC”
https://www.amazon.com/Delinquent-Teenager-Mistaken-Worlds-Climate-ebook/dp/B005UEVB8Q
Je beweerde onlangs nog, Hdj, dat je niet meer zou reageren op Scheffer en Hetzler. Doe dat dan ook niet, trol !!!!!!!!!!
Indrukwekkend artikel. Ook de toename van de CO2 concentratie door de mens kan in twijfel worden getrokken want de natuur neemt in de korte CO2-cyclus per jaar tussen de 1 gigaton en 100 gigaton op. De jaarlijkse uitstoot door de mens is geschat op ca. 9 gigaton per jaar. De extra toegevoegde CO2 zal opgaan in de ruis van de natuur.
https://earthobservatory.nasa.gov/features/CarbonCycle
Ronald 28-3-2019 22.07
In dit korte stukje heb ik de term OD niet gedefinieerd zoals we die gebruiken. Een toename van de optische dichtheid vermindert de uistraling van het oppervlak en dat noemen we de emissie reductie factor f. (1-f)*IR uitstraling van de oppervlakte uitstraling is dan het optisch window van de atmosfeer die door satellieten is gemeten bij heldere en bewolkte hemel (NASA). De zoninstraling kennen we ook precies (Roy Clark, Private Communication, 2017. Solar flux calculations based on IEEE Standard 793 ‘IEEE Standard for Calculating the Current-Temperature Relationship of Bare Overhead Conductors’ IEEE, June 1993. Clear sky) per half uur de dag en op elke dag van het jaar op elke breedtegraad . We kennen van veel plaatsen ook de oppervlakte temperatuur in het bijzonder van de oceaan tussen 0 en 60 N breedte (Jorge L. Sarmiento, ,& Nicolas Gruber (2006). Ocean biogeochemical dynamics. Princeton, NJ, Princeton University Press.) en op het land, waaruit met de wet van Stefan-Boltzmann de uitstraling van het oppervlak is te berekenen. We kennen ook de warmtecapaciteit van zee en grond. De voorlopige resultaten zijn te vinden op http://www.arthurrorsch.com .
We nemen aan dat al deze parameters ook in GCM’s correct worden gebruikt. Behalve dan de afkoeling door de watercylus van het oppervlak die ‘berekend’ wordt met Navier-Stokes. Dit onderdeel vertrouwen we niet omdat het niet overeen stemt met waarnemingen.
Van een beperkt aantal plaatsen is het effect daarvan WAARGENOMEN
1. A dry lake in California, June 1950
2. Corn field in Wisconsin, September 1952
3. Irrigated alfalfa field with dry wind from neighbour environment, Wisconsin, July 1956.
Het zijn oude waarnemingen, waarschijnlijk ‘vergeten’ door de huidige modelleurs en dus geen wonder dat je van onze aanpak niets begrijpt als je die modelbouwers braaf volgt.
Onze conclusie is, mensen die met mondiaal, jaarlijkse gemiddelde werken, onderschatten de werking van de watercyclus als thermostaat tijdens elk uur van de dag, op elke breedtegraad en op elke dag van het jaar van januari to december.
Wat we vooral missen is de rapportage van de ervaringen van de modelleurs over de gevoeligheidsanalyse voor de vele parameters die meespelen, de eerder genoemde autonome regelmechanismen.
Daar zijn we dus druk mee bezig en dat gaat nog enige tijd kosten want we hebben geen supercomputers tot onze beschikking, werken in Excel, Phyton en C++.(En zonder subsidie!) Dus als je niet van ons hoort over tussentijdse resultaten, is dat hopelijk ook begrijpelijk.
Het kan ook begrijpelijk worden waarom oude van dagen in het vak tot andere conclusies komen omdat ze vroeger zelf hun algoritmen schreven en weten van de ‘bugs’ die zich kunnen voordoen.
De voorlopige conclusies weergegeven in bovengenoemde website blijven volledig overeind. De verfijning van onze benadering met in beschouwing nemen van de verandering de inkomende zon-instraling van dag tot dag leiden tot de overweging dat de bijdrage van CO2 aan de OD, dat wil zeggen de toename van factor f, vrijwel nihil moet zijn. Dat zal nog wel een schok zijn voor de huidige modelleurs, (Ook voor Lewis en Harde). Dus kost het ook wat tijd om dat uit te leggen en waarom onze benadering verschilt, van de (ons inziens) betere verklaring voor de waarnemingen die zijn vastgesteld.
PS
Ik begrijp niet waarom men de fundamenten van klimaatverandering niet primair bestudeert vanuit de seizoen wisselingen op elke breedtegraad. De overgang van winter naar zomer geven een prachtig beeld van die klimaatverandering gedurende een jaar. En opeenvolgende jaren. Alle data zijn beschikbaar.
Hopelijk zetten we onder dit blog de inhoudelijke discussie nog een dag voort en worden we niet opnieuw door Hans L verrast door een presentatie met nieuwe opinies die met de inhoudelijke, wetenschappelijke discussie weinig te maken hebben.
Arthur, wat ik zeer waardeer is jouw openhartigheid. Die van Ronald waardeer ik ook.
Jullie zijn aan elkaar gewaagd in de zin van menselijke on deernis.
Arthur, je zegt: “We nemen aan dat al deze parameters ook in GCM’s correct worden gebruikt. Behalve dan de afkoeling door de watercylus van het oppervlak die ‘berekend’ wordt met Navier-Stokes. Dit onderdeel vertrouwen we niet omdat het niet overeen stemt met waarnemingen.”.
Kun je dat concreet laten zien?
Vind jij dat de dagelijkse gang niet goed werkt in de weermodellen? Waaruit blijkt dat?
De huidige modelleurs zijn pas geschokt als blijkt dat hun modellen niet in staan zijn waarnemingen goed te kunnen representeren. Heb je daarvan concrete aanwijzingen? En kun je laten zien dat jouw DCM model beter matched met ALLE bestaande waarnemingen dan GCM’s?
Deze vragen zijn cruciaal en stel ik je al tijden, maar ik krijg nog altijd maar geen antwoord.
Ronald 29-3-2019 13.47
Naar ik meen heb ik je dit al eerder toegelicht, wellicht alleen privé, niet op deze site.
Er zijn tenminste 5 fysici in ons land die de correcte verwerking van de fysica in de GCM betwijfelen en dan in het bijzonder van de thermodynamica. Er is geen thermodynamisch loaal equilibrium, (LTE) zoals iedereen wel aanneemt anders valt er niet te rekenen aan de stralingsvergelijkingen indien toegepast op de troposfeer. Die opmerking is ook in alle handboeken te vinden, ook van de mensen die de GCM gebruiken voor weervoorspellingen. Wellicht is dat de reden dat deze weervoorspellingen tot maximaal 5 dagen vooruit kunnen kijken. Het tweede punt is dus de simulatie van de complexe Navier-Stokes differentiaal vergelijkingen waarmee men in de procestechnologie (apparatenbouw, aerodynamica ) ook altijd nog moeite heeft. (Hoe zorgvuldig de Erasmusbrug in Rotterdam ook was berekend, in het begin raakte ze bij een bepaalde windsterkte aan het zwabberen Afknappen van vleugels in vliegtuigen was in het begin ook de oorzaak van ongelukken. Dat probleem is grotendeels opgelost door de vleugels wat flexibeler te maken. Maar het gaat nog steeds wel eens mis als er ijsafzetting plaats vindt, de vleugels te star worden )
Ik heb je meen ik ook al verteld dat we met het DCM het resultaat van een GCM kunnen nabootsen (voor 2*CO2) door bepaalde parameters te kiezen voor de thermiek (SH) en de latente warmte verwijdering (LH) aan het oppervlak. Die dan minder sterk worden dan we op grond van de (oudere) waarnemingen eerder aannamen. In een vorig stukje heb ik de referenties al gegeven. Je vindt ze uitvoerig besproken in het handboek Denis Hartmann Global Physical Climatologiy (acadenic press 1994), pagina 103- 110, in het hoofdstuk Radiative heating of the surface.
LH en SH toename, maken overdag samen voor 70-80 % de opgehoopte warmte door de ingestraalde zonenergie ongedaan. De rest verdwijnt ’s nachts door de IR uitstraling van het oppervlak. Dit is in het DCM goed te simuleren. Kennelijk doet een GCM dat minder goed met zijn gekozen parameters voor de afkoeling met de simulatie van de Navier-Stokes vergelijking.
Wellicht nuttig om ook te wijzen op de lopende discussie over de ophoping van warmte in de oceaan waar recentelijk Kees lePair op heeft gewezen, met in het verlengde daarvan het belang daarvan voor de uitwisseling van warmte tussen klimaatzones. (wat hij verevening noemt. Zie zijn eigen webpagina)). Komt ook tot uitdrukking in het DCM.
En voorts op de lopende discussie over het N&Z concept dat een verklaring zou geven dat broeikasgassen in het geheel niet nodig zijn om een broeikaseffect op aarde of een andere planeet te verklaren. (Maar het effect van IR absorberende en emiterende moleculen mag op de waterplaneet niet buiten beschouwing blijven!)
Toch is het concept van N&Z in te passen in ons DCM.
Hun bevindingen hebben mijn aandacht even afgeleid van de vraag naar een 2*CO2 effect omdat het uitgangspunt van ons DCM concept is, dat we eerste goed moeten begrijpen hoe het natuurlijk broeikaseffect werkt, en de autoregulatie daarvan, voor je antropogene CO2 emissie in het geding brengt.
Ik denk dat drie verschillende benaderingen vanuit de stralingfysica, de thermodynamica en de aerodynamica binnen een jaar tot een synthese zullen leiden hoe de aardse broeikas nu echt werkt. Of CO2 daarop een invloed kan hebben is eigenlijk een vraag die daarmee vanzelf beantwoord zal worden.
Ik constateer voorlopig, dagelijks spelend met het DCM, onderzoekend het effect van kleine wijzigingen in de parameters, (dat is dus wat we een sensitivity test noemen), dat éen van de belangrijkste parameters is, wanneer gedurende de nacht het zogenaamde dauwpunt wordt bereikt. Tal van andere onderzoekers, niet gemeld in IPCC rapportages, zijn daarmee bezig, in ons land in Eindhoven, die het optreden van nachtvorst aan de grond proberen te verklaren, als die zelfs midden lente optreedt, onder invloed van winden die soms uit het oosten, som uit het zuiden waaien in der te onderscheiden seizoenen.
Ik denk dat met nadere studie van het optreden van het dauwpunt, onder invloed van winden waterconcentratie aan het oppervlak en atmosferische druk heel veel stukjes in de puzzels in het verklaren van het aardse broeikasffect op hun juiste plaats zullen vallen. Als men maar niet blijft uitgaan van de primitieve toepassing van de hypothese dat de bijdrage van CO2, bij diens huidige concentratie, de ‘knop’ zou zijn die de temperatuur in de aardse broeikas op de waargenomen zet. De knop is de transitie van de eigenschappen van het H2O molecuul bij haar overgang van vloeibaar naar gas, en omgekeerd.
PS Ik stel verder discussie op prijs met AGW protagonisten en antagonisten. Maar niet als die beperkt blijft tot schampere opmerkingen over kwalificaties van de deelnemers. Zeker niet als blijkt dat een menger in de discussie die meent te kunnen oordelen, een gerespecteerd handboek over meteorologie, klimatologie, procestechnologie en aerodynamica ooit te hebben gelezen.
Wederom een zeer lang antwoord, Arthur, waarbij je volledig voorbij gaat aan mijn vragen gesteld in (Ronald 29 mrt 2019 om 13:47). Dit blijft een terugkerende makke in je verhaal; het concreet onderbouwen van de punten die je maakt aan de hand van waarnemingen. Laat svp om te beginnen eens concreet zien dat GCM’s falen op de punten die je noemt. En vervolgens dat jouw DCM het op die punten beter doet. Dat is de wijze waarop je te werk moet gaan. Pas dan maak je een punt. Niet eerder in mijn optiek.
Zie dus nogmaals (Ronald 29 mrt 2019 om 13:47).
Met aantoonbaar onjuiste fysica win je het klimaatdebat niet, integendeel.
David zei:
parkeer je auto in het zonnetje.
Binnen wordt het 70grC terwijl het buiten 25grC is.
In de auto een broeikas, erbuiten dus afkoeling van maar liefst 45grC.
Henry vraagt
Wat is jouw punt ? Dat onze atmosfeer een broeikas is soortgelijk aan een auto?
Ronald 28 rt 2019 1930 en 13.47
Ik begrijp je reactie niet. Ik heb toch heel duidelijk gesteld:
LH en SH toename, maken overdag samen voor 70-80 % de opgehoopte warmte door de ingestraalde zonenergie ongedaan. De rest verdwijnt ’s nachts door de IR uitstraling van het oppervlak. Dit is in het DCM goed te simuleren. Kennelijk doet een GCM dat minder goed met zijn gekozen parameters voor de afkoeling met de simulatie van de Navier-Stokes vergelijking.
Kijk naar het mondiale schema K&T dat Braat aanhaalt. 161 W/m2 aan zon energie wordt gemiddeld door de zon ingestraald, en 100 W/m2 door SH en LH verwijderd. Dat is dus 62 %.
Ik heb je uitgenodigd naar de oude waarnemingen te kijken,, vermeld in Hartmann. Kijk naar figuur 4.13, 4.14 en 4.15 die een veel groter effect van van SH+LH aangeven..
Ik citeerde met eerder genoemd 70-80 % uit het hoofd (omdat dit de waarden zijn waar we met het DCM model op uitkomen als we allerhande andere wisselende factoren over een dag-nacht en seizoenswisseling in aanmerking nemen.)
De momentopnamen die in bovengenoemde figuren worden vermeld geven een nog veel sterker beeld van de neutraliserende werking van SH en LH op een potentiële oppervlaktetemperatuur verhoging. .
Figuur 4.13 droog meer, geen LH
SH/Rs (waarin Rs de zoninstraling) = 470//600 = 78 %. Met bijdrage uit afvoer in de grond G (SH+G) /Rs = (470+200)/600= 110 %. Dus zelfs meer dan de zonenergie opwekt. Fysisch ook heel begrijpelijk
Figuur 4.14. een maisveld.
(SH+LH)/ Rs = ((230++260)/500= 102 %
Figuur 4.15 op een bevloeid alfalfa veld gaat LH volledig overheersen.
LH/Rs =820/800=102 %.
Mijn conclusie, op grond van deze waarnemingen, het GCM onderschat schromelijk de werking van SH en LH om de oppervlaktetemperatuur binnen bepaalde grenzen te houden..
Kun je op grond van deze waarnemingen tot de conclusie komen dat de interpretatie van Navier-Stokes vergelijkingen in de GCM’s wel terecht zouden zijn gezien deze waarnemingen?
We hebben in http://www.arthurrorsch.com nog een andere situatie gesimuleerd met DCM, (Nebraska august 15, 1953) Een simulatie die ons vertrouwen geeft dat onze theorie over de stabiliserende werking van de dag-nacht-wisseling nieuwe inzichten kan geven over de werking van het broeikaseffect. En dat GCM’s er naast zitten met onderschatting van het SH en LH effect.
Het K&T schema beschrijft in grote lijnen de mondiaal gemiddelde stralingsbalans. Maar zegt verder helemaal niets over hoe dat op iedere individuele plek op aarde uitpakt. Wat ik jou vraag is heel simpel.
Pak een x aantal locaties op de aardbol. Laat vervolgens zien wat een globaal model daar aan dagelijkse gang laat zien, wat betreft, temperatuur, vocht, wind, etc. Vergelijk dat met waarnemingen ter plekke. Doe hetzelfde voor jouw DCM. Maak statistieken (scatterplots, biases, standaard deviaties) van het verschil tussen waarneming en modeluitkomst en laat zien dat die statistieken beter uitpakken voor DCM dan GCM. Je moet dus wellicht een langere periode nemen om je resultaten statistisch significant te krijgen. Dán kun je de peer-review in en dán ga jij een case krijgen. Niet eerder, wat mij betreft.
Alles wat jij hierboven beweert kun je hard maken met een dergelijke exercitie. Doe je een dergelijke exercitie niet, dan kun je dus niet voldoende overtuigend hardmaken dat jouw DCM realistischer resultaten produceert dan een GCM. En heeft het dus ook geen zin de peer-review in te gaan.
ERA-5 (ECMWF re-analysis) is vrij beschikbaar van 1979-2018. Een beter GCM dan dat is er niet, dus die zou je het beste kunnen gebruiken.
Ronald,
je weet toch dat Arthur niet zo is van het meten? Hij filosofeert liever wat in zijn werkkamer in plaats van zijn hypothese te onderbouwen.
En natuurlijk houdt hij er ook van om enorme lappen tekst te schrijven zonder enige onderbouwing en natuurlijk te klagen dat de rest van de wereld niet naar hem wil luisteren.
Oh en natuurlijk klagen dat niet wetenschappers geen eigen theorie presenteren en in plaats daarvan wetenschap overlaten aan wetenschappers om vervolgens weg te lopen uit de discussie.
Jan, ik probeer Arthur een methode aan te reiken waarmee hij bij, wat hij noemt, de MSM (op wetenschappelijk niveau een onzinnige kwalificatie overigens), een deuk in een pak boter kan slaan.
Met zijn huidige aanpak gaat dat niet lukken. Hij bekritiseert GCM’s, maar laat nergens zien dat zijn DCM een betere dagelijkse gang simuleert wat betreft temperatuur, vocht en wind.
Arthur ziet dat probleem blijkbaar zelf ook wel in en heeft zijn ambitie om de peer-review in te gaan dan ook bijgesteld in zijn laatste bijdrage hier op CG.
Ik heb hem aangereikt hoe hij te werk zou moeten gaan, maar ik vrees dat het aan dovemansoren is gericht.
Kenneth Richard vraagt op Notrickszone aandacht voor een openbaar gemaakt artikel.
Ben benieuwd wat deskundigen onder ons hiervan vinden.
“An unheralded but significant 2016 scientific paper – “A Hiatus of the Greenhouse Effect” – is now publicly available.”
“If this level of CO2 enhancement within the GHE can be so easily “offset” by a decadal-scale decrease in cloud cover, then the climate’s sensitivity to CO2 concentration changes should be regarded as significantly less influential than climate models currently profess.
Indeed, if the climate’s sensitivity to CO2 is so expungeable that a small change in cloud cover can effectively wipe out the potential influence of over 100 gigatons of CO2 emissions, then modern efforts to mitigate CO2 emissions by transitioning to solar and wind power may therefore be not only ineffectual, but rather pointless.”
http://notrickszone.com/2019/03/28/scientists-the-co2-greenhouse-effect-was-cancelled-out-by-clouds-during-1992-2014/
Een ander iets waar ik aandacht voor wil vragen:
The problem is easily solved. There are NO “greenhouse gasses” in reality in terms of gases causing warming due to their IR radiative properties! Atmospheric gases warm the surface ONLY in proportion to their PARTIAL PRESSURES, not IR properties! See paper omicsonline.org/open-access/New-Insights-on-the-Physical-Nature-of-the-Atmospheric-Greenhouse-Effect-Deduced-from-an-Empirical-Planetary-Temperature-Model.pdf …
https://twitter.com/NikolovScience/status/1111595157202206720
Anne 30mrt 2019, 00.02 en 00.21
Ik vraag verontschuldiging waarom ik niet op je vragen in ga. Een oordeel vergt tenmnste een dag overdenking om een gedegen visie op schrift te stellen. En daar heb ik momenteel de tijd niet voor gezien mijn eigen werkzaamheden
idem
Arthur, bedankt voor jouw reactie.Tot op heden geen andere reacties, dus weinig deskundigen alhier.
Vind het wel artikelen die van belang zijn.
Daarnaast vind ik het jammer dat de openbare discussie tussen jou en Ronald spaak loopt omdat ik denk dat beide kanten van belang zijn verder te komen. Ben het met jullie beiden eens om verschillende redenen. Ronald staat midden in de beroepspraktijk van wetenschappelijk werken en denken, veelal pragmatisch en deskundig in zijn stijl; Arhur staat op een relativerende afstand die meer ruimte genereert voor onafhankelijk wetenschappelijk werken en denken, veelal meer lateraal omdat het kan naast een meer beschouwende inslag.
Anne,
Arthur is ervan overtuigd dat GCM’s beperkingen hebben die tot gevolg zouden hebben dat koeling in GCM, middels evapo-convectie (als onderdeel van wat hij noemt het autonoom regelmechanisme van de atmosfeer die aan het werk is gedurende een diurnal cycle), zou worden onderschat. DCM zou die beperking niet hebben, maar Arthur weigert beiden op dezelfde pijnbank te leggen door ze te confronteren met lange reeksen van temperatuur (en vocht en wind) waarnemingen aan de grond (uurlijks beschikbaar) en op hoogte (radiosondes; veelal 4-uurlijks beschikbaar).
Die toets wil Arthur niet aangaan en is volgens hem niet nodig. Zijn kritiek op GCM blijft daarom, wat mij betreft, hangen op woorden en niet ondersteund door daden. M.a.w. een degelijke kwantitatieve onderbouwing van zijn kritiek op GCM, middels vergelijking van modeluitkomsten met waarnemingen van de dagelijkse gang, ontbreekt volledig in zijn analyse. De aanname dat DCM daarin beter zou presteren dus ook. DCM is in zijn huidige hoedanigheid een leuk toy-model om sommetjes mee te maken. Meer niet.
Ronald, op GCM is nogal wat kritiek in het algemeen en dus niet door Arthur in het bijzonder.
Wat zouden minimum eisen voor kwantificatie moeten zijn om een peer review proces aan te gaan?
Met in het achterhoofd dat IPCC dit zelf zegt over GCM:
“However, while these differences in response are usually consistent with the climate sensitivity range described in criterion 1, they are unlikely to satisfy criterion 4 concerning the uncertainty range of regional projections. Even the selection of all the available GCM experiments would not guarantee a representative range, due to other uncertainties that GCMs do not fully address, especially the range in estimates of future atmospheric composition.”
https://www.ipcc-data.org/guidelines/pages/gcm_guide.html
Ronald 30 mrt 01.03 en 13.49
Ik stop mijn discussie met je op deze website, wil die privé nog wel voortzetten.
Het is mij duidelijk dat onze wetenschappelijke instellingen hemelsbreed verschillen wat betreft wat de wetenschap vooruit kan brengen. Gebazel van JvdH laat ik buiten beschouwing, maar van de jouwe wil ik graag, als inhoudelijk kritisch, kennis blijven nemen.
Mijn wetenschappelijke instelling is, durf lateraal te denken, buiten het patroon van de gevestigde orde.
De jouwe is: Probeer de heersende overtuiging te betwisten met als uitgangspunten (aanhaling)
Maak statistieken (scatterplots, biases, standaard deviaties) van het verschil tussen waarneming en modeluitkomst en laat zien dat die statistieken beter uitpakken voor DCM dan GCM. Je moet dus wellicht een langere periode nemen om je resultaten statistisch significant te krijgen. Dán kun je de peer-review in en dán ga jij een case krijgen. Niet eerder, wat mij betreft.[Einde aanhaling]
Mijn eerste vraag aan jou is, heb je enige ervaring met lateraal denken en heb je ooit eens een paradigma verandering tot stand gebracht? Ik betoog met enig gezag dat ik dit in mijn wetenschappelijke en wetenschappelijk bestuurlijke carrière twee maal heb gedaan en me daarom, met ervaring, in de wetenschappelijke klimaatdiscussie mag (moet! ) mengen omdat lateraal denken in de main stream geheel ongebruikelijk lijkt te zijn geworden. Voorts, als opleider in de wetenschapsbeoefening hebben een tiental van mijn promovendi van de 50, zich over de wereld verspreid die daarna meer indrukwekkende paradigma veranderingen tot stand hebben gebracht dan ik zelf op kan bogen. Heb jij zo’n nageslacht geproduceerd? Vind je het dan gek dat ik jouw corrigerende opvattingen over mijn wetenschappelijke instelling en benaderingen met een korrel zout neem en in de wachtkamer zet?
Ik ben er niet op uit om ‘bewijzen’ te leveren dat ons reductionistisch, fenomenologisch DCM beter zou zijn dan een GCM. Ik heb veel respect voor de GCM, meer dan enige andere AGW scepticus die vijf tot tien bezwaren tegen de wetenschappelijke achtergrond van de basis van een GCM weet te opperen.
Het mijne spits zich toe op de onderschatting van de SH en LH aspecten die de koeling bewerkstelligen. En dat is aantoonbaar aan de hand van waarnemingen.
Onzin, als iemand beweert dat wij niet van waarnemingen uitgaan (JvdH) om ons DCM model te onderbouwen. We hebben het model al vele malen getoetst aan locale waarnemingen op vele breedtegraden, op vele dagen van het jaar. Het inventariseren is nog niet voltooid, gaat nog wel een paar maanden kosten. Je kritische oppositie vind ik wel nuttig, maar dan vooral omdat daaruit een onvermogen blijkt om lateraal te kunnen denken.
Voor de meelezer.
We zijn bezig met het DCM een gedachtegang te ontwikkeling hoe we waarnemingen kunnen verklaren aan de hand van een zeer beperkt aantal parameters. Het mag ook niet te simpel worden, Qoute van Einstein
“Everything should be made as simple as possible, but not simpler.”
Dit terrein zijn we dus aan het verkennen
Tja Arthur, als jij jezelf, op basis van slechts je verleden, als almachtig ziet en mij alleen op grond daarvan als inferieur beschouwt, dan zijn we uitgepraat.
Ik kan je wel melden dat in de groep waarin ik werk doorbraken zijn gerealiseerd die wereldwijd zeer gewaardeerd worden en het kennisniveau binnen atmosferische processen stappen voorwaarts hebben gebracht. Dat alles gepresenteerd in peer-reviewed papers.
Als jij jouw superioriteit baseert op jouw verleden dan kan ik je melden dat je op het gebied van publicaties over weer/klimaat nog niet in onze schaduw kunt staan.
Als jij wilt dat jouw werk een serieuze plek krijgt binnen de klimaatwetenschap dan is het beter mijn aanbevelingen op te volgen i.p.v. die met misplaatst dedain aan de kant te schuiven.
Eerder heb je gemeld dat GCM’s niet voldoen en jouw DCM de makkes van GCM’s blootlegt en daarop een verbetering is. Ik heb je uitgelegd dat de aanwijzingen daarvoor, laat staan bewijzen, tot op heden volledig ontbreken in jouw ‘rethinking’. Maar ook hier krabbel je inmiddels terug met: “Ik ben er niet op uit om ‘bewijzen’ te leveren dat ons reductionistisch, fenomenologisch DCM beter zou zijn dan een GCM. Ik heb veel respect voor de GCM,….”
Je kunt simpelweg niet laten zien dat DCM een betere beschrijving geeft van de dagelijkse gang dan GCM, middels een vergelijking van deze modellen aan waarnemingen van temperatuur, vocht en wind. Sterker, je weigert deze vergelijking uit te voeren. Dat gemis is de reden dat jouw DCM geen doorbraak zal weten te bewerkstelligen in de klimaatwetenschap, is mijn verwachting.
Ronald 31 mrt 2019 00.31
We zijn inderdaad uitgepraat.
In een persoonlijke e-mail leg ik uit waarom ik je als een nitwit in de wetenschapsbeoefening beschouw. Wil je dat ik dat alsnog in deze discussie bekend maak?
Kletskoek: Je kunt simpelweg niet laten zien dat DCM een betere beschrijving geeft van de dagelijkse gang dan GCM, middels een vergelijking van deze modellen aan waarnemingen van temperatuur, vocht en wind. Sterker, je weigert deze vergelijking uit te voeren. Dat gemis is de reden dat jouw DCM geen doorbraak zal weten te bewerkstelligen in de klimaatwetenschap, is mijn verwachting.
Kletskoek: Als jij jouw superioriteit baseert op jouw verleden dan kan ik je melden dat je op het gebied van publicaties over weer/klimaat nog niet in onze schaduw kunt staan.
Kletskoek: Als jij wilt dat jouw werk een serieuze plek krijgt binnen de klimaatwetenschap dan is het beter mijn aanbevelingen op te volgen i.p.v. die met misplaatst dedain aan de kant te schuiven.
Kort, ik zit echt niet te wachten op aanbevelingen van een nitwit hoe ik mijn ideeën bekend maak.
Tja Arthur, je wilt jezelf hier als autoriteit positioneren en duldt daarom geen enkele kritiek. Je trots zit je blijkbaar danig in de weg, want als je die kritiek dan toch krijgt, beroep je jezelf direct op je rijke verleden en dat terwijl je op het gebied van weer en klimaat zegge en schrijve nul publicaties op je naam hebt staan (E&E waar je zelf guest editor was is niet serieus te nemen) die enige impact hebben gehad in de weer- en klimaatwetenschap. Wat dat betreft mag je mijn veters dus inderdaad nog niet strikken.
Maar goed, als jij een alternatief voor GCM te berde wil brengen ter overweging en overdenking en daar veel plezier aan beleeft dan ben je daar vrij in natuurlijk. Maar als het daarbij blijft valt de ambitie me enigszins tegen, gegeven je aversie jegens de mainstream klimatologie.
Kort, ik distantieer me van kwalificaties als ‘nitwit’ en ’trol’. Ik vind het gebruik van dergelijke kwalificaties getuigen van een bedenkelijk niveau. DCM is wellicht een leuk toy-model, maar je hebt nog bij lange na niet aangetoond dat het de strijd met GCM aan kan. Ik heb je uitgelegd hoe je dat wel kunt doen. Die aanbeveling leg je naast je neer. Jouw keuze.
Ronald,
Iedereen die met Arthur in discussie gaat wordt uiteindelijk geconfronteerd met lappen tekst en het uitgebreide CV van Arthur met daarbij een totaal gebrek aan onderbouwing of zelf reflectie van Arthur.
Oplossing van Arthur?
Doe een Sudoku!
“Herewith a suggestion to strengthen and train logical thinking in climatology (For Janos and possibly others)
Take the trouble to solve and study SUDOKU puzzles of an high degree of difficulty.”
web.archive.org/web/20130727230532/http://www.dagelijksestandaard.nl/2013/06/we-moeten-de-mensen-van-de-angst-voor-opwarming-van-de-aarde-verlossen
En sinds deze discussie kan ik Arthur niet meer serieus nemen als gesprekspartner
sargasso.nl/kleine-ijstijd-op-komst/#comment-818843
Er staan nog steeds 3 vragen open
Jan, achter de schermen heeft Arthur weer contact met me gezocht. Wellicht kunnen we uit de puinhopen een brug bouwen.
@Arthur Rörsch: Als geïnteresseerde lezer zou ik graag inhoudelijk commentaar zien op alle punten die Paul Braat aandraagt. Goed voor een objectieve beeldvorming en beter dan een scheldpartij op deze site.
wees geen Hans
Idd, inhoudelijk commentaar is zeer gewenst. Dit gekissebis helpt niet. Ik vind het verhaal van Paul Braat een prima verhaal.